Zonder poespas – Een interview met Hans Aarsman
Hij fotografeert en schrijft verhalen, maar hij vindt zichzelf geen kunstenaar. Een fotodetective is een titel die beter past. Iedere dag neemt Hans Aarsman vijfduizend persfoto’s onder de loep. Voor zijn wekelijkse rubriek Aarsman collectie in de Volkskrant, gaat hij op zoek naar die ene foto die zich leent voor het schrijven van een stuk. Door ieder detail op de foto zorgvuldig uit te pluizen, weet hij scherp verslag te brengen van de momentopname. ‘Maar het is niet de waarheid, die bestaat namelijk niet. Nooit’, verklaart Aarsman. Ik ga met hem in gesprek over spoorzoekertje spelen voor volwassenen, de kracht van zuivere fotografie en het niet willen achterhalen van de waarheid.
Ellis Kat: ‘Hoe verhoud jij je tot de uitspraak ‘beelden liegen niet’?’
Hans Aarsman: ‘Beelden zijn ideeën. De waarheid in de beelden is zo tijdelijk, het is niet te achterhalen. Je ziet een moment, terwijl het tien seconden later al niet meer klopt. Als je een foto maakt en je manipuleert het niet, dan kun je zeggen: ‘nou, op dat moment, vanuit dat standpunt gezien, niet wetende wat ervoor gebeurt en niet wetende wat erna gebeurt, lijkt het erop dat er het volgende aan de hand is’. Als je het beeld wel manipuleert, dan kan je alleen nog maar zeggen ‘er is iemand die heeft gedacht dat dat aan de hand is en wil dat aan mij laten zien’. Ik heb geen enkele basis waarop ik terug kan vallen dat het er echt zo uit heeft gezien.’
EK: ‘Maakt dat een persfoto dan meer ‘waar’ dan een geënsceneerde foto?’
HA: ‘Nee, dat niet, maar een persfoto reikt wel meer feiten en gegevens aan waar je vanuit kan gaan. Een verhaal dat iemand vertelt is een subjectieve bron, maar op een persfoto kan je wel feitelijkheden ontdekken: het ene object is groter dan het andere, iets staat voor iets anders of iemand kijkt een bepaalde kant op. Maar waar diegene dan precies naar kijkt, kun je nooit weten. Het is allemaal vaag, maar je hebt wel meer gegevens waarover je kan zeggen ‘dit was op dat moment aan de hand’.’
EK: ‘De Amerikaanse straatfotograaf Gary Winogrand zei ooit: ‘There’s nothing more mysterious, than a fact clearly described’. Hoe denk jij hierover?’
HA: ‘Dit kan niet. Het is totaal onmogelijk om iets volledig te beschrijven. Als je er al enigszins in de buurt komt is het een wonder.’
EK: ‘Waarom?’
HA: ‘In de beschrijving van een feit zit al interpretatie verweven. Elk woord dat je gebruikt heeft al een bepaalde lading. Iedere uitspraak heeft zoveel andere betekenissen, dus een helder beschreven feit is een soort ideaal dat niet bestaat. Zelfs in de wetenschap is niets zeker. Een onderzoeker besluit in de eerste plaats al welke data er worden onderzocht. Vervolgens wordt de ruis eruit gefilterd, maar wat eruit wordt gefilterd is ook weer een invulling.’
EK: ‘Je ziet vijfduizend persfoto’s per dag, maar je kiest één foto om te analyseren voor je rubriek. Waar moet een foto over beschikken om besproken te worden?’
HA: ‘Het is een mengelmoes van intuïtie en een programma. Trump heb ik bijvoorbeeld geblokt. Het wordt een beetje veel als ik ook nog over die man heen ga pissen. Nieuwsfeiten die onderbelicht zijn vind ik wel interessant, zoals foto’s van de demonstraties in Venezuela of de Rohingya-crisis in Myanmar. Iets over de G8 trekt me dan weer niet.’
EK: ‘Heb je dan helemaal geen algemene eisen die je stelt aan je keuze? Dat er bijvoorbeeld veel kleine details op moeten staan, zodat er in ieder geval genoeg te ontdekken is?’
HA: ‘Ik had daar vroeger wel erg last van, maar de foto van een paar weken terug was een close-up waar weinig details op stonden om te analyseren. Een tijd geleden zou ik denken ‘dat wordt niks’, maar inmiddels heb ik het vaak genoeg gedaan dat ik kan vertrouwen op mijn intuïtie. Bij het schrijven van een stuk stel ik me nederig op, er zijn namelijk een heleboel dingen die ik niet weet en ook niet zeker ga weten. Maar om de hele tijd te zeggen: ‘misschien, waarschijnlijk en het zou kunnen dat’, dan heeft het stuk geen body. Daarentegen kan ik ook niet doen alsof ik alles weet. En dan toch moet er een verhaal uitkomen, dat is de uitdaging.’
EK: ‘In hoeverre zijn je verhalen kunstwerken an sich?’
HA: ‘Het is gewoon een verhaal. Ik heb niks met kunst, eigenlijk. Althans, de kunstwereld, daar heb ik niks mee.’
EK: ‘Kan je dat toelichten?’
HA: ‘Het principe dat er een groepje mensen is dat bepaalt wat wel en geen kunst is, dat vind ik zo onfris. Ik zou mezelf nooit als kunstenaar of fotograaf omschrijven. Ik fotografeer niet, ik maak geen kunst, althans, niet op de manier dat ik anderen ermee lastigval.’
EK: ‘Is dat uit bescheidenheid?’
HA: Aarsman is even stil. ‘Mijn leven is gewoon niet interessant genoeg, denk ik. Ik maak te weinig mee om boeiende dingen te fotograferen. Je moet dingen uit je eigen leven halen, maar het enige dat ik de hele dag doe is het stoppen van persfoto’s in verschillende mapjes.’Aarsman lacht. ‘Maurice van Es, die nu aan de Rijksakademie studeert, en Nan Goldin zijn voorbeelden van fotografen die ik goed vind: beelden uit het leven gegrepen, zonder poespas.’
EK: ‘Het achterhalen van de waarheid achter een foto doe jij al jaren – heeft deze handeling de afgelopen tijd meer waarde gekregen nu ‘fake news’ en ‘alternative facts’ hoogtij lijken te vieren?’
HA: ‘Het is niet zozeer dat ik de waarheid probeer te achterhalen, maar ik creëer een verhaal.’
EK: ‘Betekent dit dat jij ook een verspreider bent van fake news?’
HA: ‘Bij fake news worden de feiten bewust gemanipuleerd. Ik pretendeer niet de waarheid te vertellen, maar alternative facts wel. Ik probeer me in de personen op de foto te verplaatsen. ‘Wat kan ik opdiepen door me te verplaatsen in de personen die ik zie?’, is een vraag die ik mezelf stel. Bedenken hoe het zou zijn om de persoon op de foto te zijn, dat is bijna altijd de sleutel. Dat is wat Trump natuurlijk niet doet, sterker nog, dat doet hij juist helemaal niet. Hij weet niet eens wat het is, hij denkt alleen maar vanuit zichzelf. Maar, er zou bij wijze van spreken wel een disclaimer onder mijn tekst kunnen staan, ja.’
EK: ‘Je gaat binnenkort weer langs de theaters met de voorstelling Precies Andersom. Kun je daar meer over vertellen?’
HA: ‘Bij die tour vertel ik wederom verschillende verhalen. Ik laat zien dat wanneer je je ergens in verdiept, de uitkomst precies het tegenovergestelde kan zijn van wat je aanvankelijk dacht, vandaar de titel. Aan de hand van een wiskundig model, dat door de 17e-eeuwse dominee Thomas Bayes is ontwikkeld, bereken ik de kans dat er iets aan de hand is in een bepaalde situatie. Zo ga ik bijvoorbeeld na in hoeverre je kan aannemen dat je man vreemdgaat, op het moment dat je een onbekend slipje in het handschoenenvakje van zijn auto vindt. Of, een ander voorbeeld: vroeger kreeg ik in een café geen biertje, omdat ik een kaalgeschoren hoofd had. ‘We bedienen geen mongolen’, zei de barman. Ik ben vervolgens gaan uitrekenen wat de kans überhaupt is dat daar ooit mongolen binnenlopen. Één op twee miljard, was de uitkomst. Het was dus een wonder dat er eindelijk een mongool was, en dat zou gevierd moeten worden. Met bier.’
EK: ‘Hoe verhoudt deze voorstelling zich ten opzichte van je eerdere werk?’
HA: ‘Ik doe wederom veel onderzoek. En het gedachtengoed: hetgeen dat het leven interessant maakt, ligt voor je neus. Je moet gewoon even de moeite doen om het te bestuderen. Het is dus wel een typische Hans Aarsman, deze voorstelling.’
EK: ‘Ieder jaar reik je samen met vier andere Hansen de Kleine Hans uit, een prijs voor de ‘per ongeluk artistieke foto van het jaar’, gemaakt door een amateur. Ook heb je een project dat Useful Photography heet, waar je foto’s die als mislukt zijn bestempeld een podium geeft. En in je Verfvlekkenarchief verzamel je foto’s van gevallen verfemmers op straat, die een spoor achterlaten door passanten die pigment meenemen met hun fietsband of schoen. Het lijkt alsof je een soort ode brengt aan het ‘onbedoelde’ of zelfs ‘het knullige’. Welke kracht zit er in fotografie die oorspronkelijk nooit bedoeld is geweest als een esthetisch eindproduct?’
HA: ‘Het bijzondere van fotograferen is dat je zoveel cadeau krijgt. Als je bijvoorbeeld een reeks lantaarnpalen vastlegt, kan honderd jaar later ineens blijken dat dat een heel bijzondere verzameling uit het verleden is. Dingen die we nu voor lief nemen, kunnen over een tijd iets gaan betekenen. Het openstellen voor kleine dingen uit het leven noem ik ‘genade’. Sommige mensen hebben daar echt talent voor. Die hypergevoeligheid voor het weergeven van hoe het is, lijkt tegenwoordig ondergesneeuwd in de richting van ‘ik wil dat de dingen er per sé zo uitzien’. Dat is echt het tegenovergestelde van wat ik interessant vind aan fotografie. De essentie van fotografie is het onderwerp, de rest bungelt er een beetje bij. Zet het gewoon in het midden: dat geouwehoer over compositie en belichting is allemaal lariekoek.’
EK: ‘Ook is het grappig. Vind je humor belangrijk in kunst?’
HA: ‘Ja, ja, ja. De basis is wel het vertellen van een verhaal, maar een beetje lachen hoort er ook bij. Al komen de grapjes achteraf, het is niet mijn beginpunt. Ik ben niet iemand die grappig wil zijn.’
EK: ‘Hoezo komt dat dan toch elke keer terug in je werk?’
HA: ‘Ik zie gewoon van veel dingen de lol in. Ik heb een sterke neiging om dingen die zwaar zijn licht te maken.’
EK: ‘Humor lijkt in de kunst ‘ondervertegenwoordigd’ te zijn. Tegenwoordig lijken veel werken een diepdoordachte, geëngageerde thematiek te hebben. Hoe kijk jij hier tegenaan?’
HA: ‘Ja, ik vind dat heel verdacht. Engagement is tenenkrommend, het gaat nergens over. Neem bijvoorbeeld performances: die kunstenaars gaan allemaal zo heel serieus zitten kijken, alleen maar omdat het slechte acteurs zijn. Met hun bevroren koppen houden ze iets heel lang vol en dan is het ineens kunst. Aarsman is even stil. De kunstwereld, het is een soort sekte.’
EK: ‘Je maakt je bijna boos. Vindt je afkeer tegen geëngageerde kunst en je voorkeur voor het tonen van het ‘gewone’ haar wortels in het Hollandse ‘doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg’?’
HA: ‘Het is eigenlijk meer: als het een beetje tegenzit, dan kan het leven echt een hel zijn. Om hiermee om te kunnen gaan, kun je het zware dragelijk proberen te maken. Dat is eigenlijk de sport van het leven. En hoe ik mijn leven leef, voer ik door in mijn werk.’
EK: ‘Het lijkt alsof je je ‘shit, ik heb mijn verf laten vallen, maar kijk eens wat een mooi patroon het achterlaat op de weg’-mentaliteit wilt cultiveren. Maakt dat streven je eigen werk dan niet ontzettend geëngageerd?’
HA: Aarsman is lang stil. ‘Ik vind het moeilijk om hier antwoord op te geven. Het is op de eerste plaats echt enthousiasme over een ontdekking die ik wil laten zien. Het delen hiervan, daar zit mijn lol. Eén van de citaten van Sherlock Holmes, mijn grote voorbeeld, is ook: ‘Nothing makes a case as clear as stating it to somebody else.’ Ik wil aan anderen vertellen wat ik zelf ontdekt heb. Niets meer.’
Klik hier voor meer informatie over de voorstelling ‘Precies Andersom’