Zij aan zij oog in oog – over het werk van Seiichi Furuya en Christine Gössler
Face to Face vormt de slotact van Seiichi Furuya’s Mémoires, een nu zesdelige boekenreeks, waarin hij zijn jonggestorven echtgenote aan de wereld presenteert. Voor het eerst is dat niet enkel als muze, maar ook als maker, als co-fotograaf van hun verhaal.
Enkele jaren geleden kreeg ik geregeld een nummer van Artforum in handen. In één ervan bleef mijn blik vasthaken aan een piepklein portret van een jonge vrouw, die een groente of vetplant leek vast te houden en op een rotsachtige ondergrond stond. “Izu, 1978”, zo las het intrigerende bijschrift. Ze bleek Christine te heten en de eega en levenslange muze te zijn van de Japans-Oostenrijkse fotograaf Seiichi Furuya (°1950). Dit jaar is het vijfendertig jaar geleden dat ze overleed.
Furuya was van meet af aan gebeten om zijn Oostenrijkse echtgenote dagelijks te fotograferen. Die drang had zelfs iets plichtsmatigs, zo bekende hij in 1980, in de eerste tekst over zijn werk: “Ik begon foto’s van haar te nemen op de dag dat we elkaar ontmoetten. In haar kan ik de vrouw zien die voor mijn ogen voorbijkomt, kan ik het model zien, soms de vrouw van wie ik hou, en dan weer de vorm van de vrouw, die in mij zit. Ik voel dat het mijn plicht is om de vrouw te blijven fotograferen die zoveel betekenissen heeft voor mij. […] Door haar aan te kijken, door haar te fotograferen en haar vervolgens op de foto’s te zien, is het alsof ik tegelijk mezelf zie, mezelf ontdek.”
Die “alsof” is nu werkelijkheid geworden in wat naar eigen zeggen “niet anders” dan het laatste boek “kan zijn” dat hij aan haar gewijd heeft: Face to Face. Daarin zien we immers niet alleen hoe hij haar zag, maar ook, meteen, hoe zij hém zag. Oog in oog, toen met elkaar en nu met ons.
Zijn publieke eerbetoon aan haar begon in 1989 met de publicatie van zijn eerste Mémoires. In de loop der jaren verschenen er nog vier delen, en nu, tien jaar na het vijfde is er een zesde in de reeks, dat dus de slotact vormt van zijn levenswerk: Christine presenteren aan de wereld, haar een podium geven, zij, die hem zo jong verliet en die zo graag de bühne wilde betreden.
Maar waar hij in de eerste vijf Mémoires vooral de spots op haar richt en op het gezinsleven en de reizen, die ze – eerst alleen, en later met hun zoon Komyo Klaus – deelden, komt Furuya nu voor het eerst zelf even prominent in beeld.
Door deze aangehouden diptiekstrategie is zijn wellicht laatste eerbetoon aan haar er niet langer één waarin hij enkel haar vele stemmingen en gedaantes belicht, aantoont zelfs, en haar zo liefdevol probeert weg te trekken uit de schaduw, die haar duizelingwekkende buiteling bijna onherroepelijk op haar korte leven werpt. Face to Face gaat een stap verder. Het is de vrucht van hun beider arbeid, speelsheid, liefde, en dat zie je meteen op de rug van dit zorgvuldig gebonden boek. Haar naam, Christine Gössler, prijkt er naast die van haar echtgenoot, en zo krijgt ze dus postuum een credit voor haar filmpjes en foto’s, en belangrijker: mag ze zich niet langer enkel als muze, maar nu ook als maker, als de artistieke ziel presenteren die ze wilde zijn en ook tonen aan de wereld.
We zien hen in verschillende steden (Graz, Bologna, Izu, Wenen, Venetië …) en verschillende omstandigheden. In 1978 onder meer statig op een dubbel bed, zij blozend, hij soeverein, wegkijkend, hun rolkraagtrui in perfecte harmonie met de achtergrond. Maar ook schuin, overhellend geportretteerd en uitgelaten op de trein, omkranst door een roze, overhangende geranium en uitrustend tijdens een zonovergoten langlauftocht.
In een bijzonder contrastrijk beeldenpaar, een jaar later, ligt onderaan de zwart-witfoto, nonchalant bij Furuya’s hand, de polaroid die ernaast te zien is. Ze liggen allebei in bed en lijken de ledigheid te verdrijven met wat gedol, half in de scherpe, trillende ochtendzon. In een andere diptiek, datzelfde jaar, zien we, misschien, de stilte na vinnig gekibbel: zij met een verbeten trek om de mond en venijn in de ogen, hij het begin van een traan, verslagen. Of vergis ik mij?
De dagelijkse taferelen en doodgewone levens die zich in deze fotografische relatiekroniek afspelen, laten meer aan de verbeelding over, intrigeren meer, dan al wat zich met veel bombarie als bijzonder aankondigt. Voor mij toch.
Maar hoe wezenlijk ze voor mij ook is bij de waardering van dit werk, die spontane en onbevredigbare verbeelding, met alle onontkoombare en onachterhaalbare vergissingen van dien, is slechts een neveneffect van Furuya’s niet-aflatende drive in het leven: de dingen en de vrouw onthouden die hij nooit wil vergeten.
Zijn Mémoires, zijn in boeken gebundelde en steeds weer herschikte herinneringen, wekken zo op zijn minst een enigma tot leven bij hen die haar nooit hebben gekend, bij hen die geen herinneringen aan haar hebben, maar meteen geprikkeld raken bij een eerste kennismaking en enkel eindeloze hersenspinsels kunnen weven bij de aanblik van haar rijkgeschakeerde portrettering en haar vaak subtiel-expressieve glimlach en oogopslag.
Op Izu (1978), het portret dat mijn fascinatie voor haar deed ontvlammen, en dat hij tijdens hun huwelijksreis in Japan nam, staat ze op een helling en kijkt ze lijzig, haast hooghartig in de lens. Was dat één van haar vele facetten of was het gewoon een pose?
Voor het raadsel van haar groene ruiker vinden we wel een aanknopingspunt. Op de website van Chose Commune, de Parijse uitgeverij waar Face to Face begin december verschijnt, lezen we dat Furuya van alle tuintaferelen die hij al vastlegde in zijn huis te Graz, vooral fan is van de ginkgo die hij er samen met Christine plantte.
Misschien is het wel een boeket ginkgobladeren, dat ze in haar hand omklemt. Op de uitvergrote en daardoor wazig geworden foto is het niet makkelijk uit te maken, en zelfs een bevriende boswachter kan evenmin tot een sluitende determinatie komen. Daarvoor zou hij alle plantendelen duidelijk moeten zien, zeker gezien het mogelijk om een exotische soort gaat.
Maar er is, als we de overlevering mogen geloven, amper een beter symbool te vinden dan de ginkgo voor een levenswerk dat drijft op liefde, hoop en tijdloosheid. De boom en zijn werk, twee zaken die het van een scheut tot een kleurrijk monument geschopt hebben, vooral in de herfst. Zijn levenswerk is nu af, de mogelijkheid voor haar verderleven voor altijd open.
Seiichi Furuya & Christine Gössler, Face to Face, Chose Commune, 2020