Zelfportret als hardloper
Omringd door hartelijk snaterende eenden zie ik mijn buurmeisje naast de vuurplaats de afwas doen. Ze draagt een wit jurkje en begint al vrouwelijke vormen te krijgen. Ik heb net een lading kleren gewassen in de wasmachine; de centrifuge is kapot. In de volle zon wring ik mijn onderbroeken uit en hang ze samen met mijn t-shirts aan de lijn. (Je wilt niet weten hoe snel het hier droogt – als de zon schijnt.) Over de knijpers heen zie ik een jonger broertje naar mijn buurmeisje toesluipen. Hij gooit haar nat met een pastic zak vol water. Gillend, zoals meisjes van die leeftijd horen te doen, staat ze op en gooit hem nat met een pan vol afwaswater.
Met twee knijpers hang ik de donkergroene broek op die ik in januari kocht in Gent. Geïnteresseerd volg ik het watergevecht. De twee eenden trekken zich schommelend terug achter het tweede van de drie huisjes; de strijd tussen zus en broer gaat op en neer.
Dan komt een oudere vrouw met alleen een doek om haar onderlichaam geslagen uit het voorste huisje naar buiten en maakt met enkele harde woorden een einde aan het spel.
Als de rust weer wat is teruggekeerd trekt het jongere broertje al z’n kleren uit en rolt heen en weer in een hoop bouwzand. Hij ziet dat ik van achter de waslijn sta te kijken en zwaait enthousiast naar me. Het meisje spoelt zich af bij de kraan, trekt zich terug in het voorste huis en komt met een droog rood jurkje aan weer naar buiten. Ook de eenden komen weer tevoorschijn.
Het is een doordeweekse dag en geen vakantie. Ik vraag me af: ‘Waarom zitten deze kinderen niet op school?’
Een van de eerste beslissingen die ik hier in Moengo heb genomen is om elke ochtend te gaan hardlopen. Ik zocht binnen de primitieve omstandigheden naar een vorm van discipline als bedding voor de onzekerheden en onduidelijkheden waar ik me aan overgeef in de zoektocht naar een spoor, een vorm, een begin van een werk.
Als ik wakker word, zo tegen een uur of zes, half zeven stap ik uit bed, trek hardloopschoenen, sportbroek en t-shirt aan en ren mijn kilometers. Soms 7, 8, soms meer dan 10. Het is een fantastische manier om de publieke ruimte van Moengo te leren kennen. Ik ken de afstanden en de fysieke vormen in het dorp zo langzamerhand uit mijn hoofd.
Als ik vertrekt is de vuurplaats van mijn buren nog zonder rook. Hun huisjes zijn in diepe rust. Net zoals andere huizen. Maar in het uur dat ik ren komt het dorp tot leven. Zo tegen half zeven zijn de gelukkigen die op weg kunnen naar werk op straat te vinden – vooral in de Javaanse buurt.
Tegen zeven uur worden de straten overspoeld door honderden kinderen en jongeren. Allemaal zijn ze gekleed in een broek met ofwel een lichtblauwe ofwel een groen-wit geruite blouse: de schooluniformen zoals ze hier worden gebruikt. Sommige kinderen steken in reactie op mijn groet hun duim omhoog of – dan zijn het meestal jongens van een jaar of 8, 9 – rennen even met me mee en vragen: ‘Trainen?!?’ Anderen lachen of slaken een kreet van schrik, vooral als ik ze van achter inhaal. Meestal zijn dit wat oudere meisjes. Ik weet niet zeker of het er mee te maken heeft, maar voor sommigen hier bestaat er een wereld aan geesten – deze geesten volgen je voetstappen; ze bevinden zicht dus achter je. Als je hiervan overtuigd bent kan ik me voorstellen hoe je schrikt als opeens twee witten benen met een hijgend rood gezicht erboven achter je opduiken.
In het verleden heb ik vaker aan hardlopen gedaan. Het ligt me meer dan teamsporten – ik heb wel eens gebadmintond, maar ik voel altijd een lichte gêne als ik met allerlei mensen die ik nauwelijks ken wedstrijdje speel; vooral als ze juichen bij een punt dat ze maken. Ik heb het badmintonnen volgehouden tot het eerste het beste moment dat ik mijn contributie kon opzeggen. Zo ben ik dan ook wel weer. Voetbal vind ik ook niks, met die bier-drinken-jongens-onder-elkaar-sfeer. Zwemmen vind ik wel fijn, maar ik draag lenzen en dat gaat niet samen met chloorogen. Wielrennen gaat wel, maar ik vind de snelheid net te hoog om de wereld om me heen te kunnen waarnemen. En je hebt er een speciale fiets voor nodig.
Hardlopen is gewoon hard lopen. Om het te doen ben ik van niemand afhankelijk. Ik hoef de deur maar open te doen en ik kan gaan. Ik heb de hele wereld om me heen.
Als ik eenmaal in mijn ritme ben, denk ik nergens aan, tenminste, niet planmatig. Want als ik ren spoelen allerlei gedachten door mijn hoofd, als kabbelende golven over het oppervlak van een meer. Het simpelweg waarnemen van een boom, een straathoek, iemand die me groet, of een doodgereden slang op het wegdek, raakt zo vermengd met ideeën waar ik al langer mee rondloop. Hardlopen is een manier van denken die ik heerlijk vind.
Nu ik dit zo opschrijf besef ik dat de beslissing om te gaan hardlopen mijn eerste werk is hier in Moengo. Hierbij is het gedocumenteerd: ik ren als kunstenaar. Door het lopen verover ik het dorp als mijn gedachtenruimte.
Vanochtend heeft het rennen me geholpen om verbindingen te leggen tussen enkele voorzichtige ideeën en een gesprek dat ik voerde met een meisje van 19.Ik haalde haar vanochtend overigens nog in tijdens het rennen. Zij was op weg naar school, ze zit in het laatste jaar van de Mulo. Misschien dat ik daarom tijdens het rennen aan haar dacht. Maar eerlijk gezegd, het is ook gewoon een leuk meisje. Aan leuke meisjes denk ik hoe dan ook heel graag.
Gisteravond vertelde ze aarzelend over de grote hoeveelheid tienerzwangerschappen hier in Moengo.
‘Mooie meisjes met zoveel kansen voor de toekomst moeten zomaar voor een kind zorgen,’ zei ze. ‘En opeens kunnen ze niet meer doorstuderen, kunnen ze niet verhuizen naar de stad. Opeens stort hun toekomst in.’
Tijdens het hardlopen zie ik het opeens: veel mensen hier hebben nauwelijks een idee waar ze heen willen met hun leven. Ze zijn in Moengo terecht gekomen na de oorlog. Ze hebben geen werk, de ene dag volgt op de andere. Net als vroeger, eeuwen geleden. Maar toen was er een dorpsgemeenschap met sociale verbanden en natuurlijke goden in het bos. Toen was er geen televisie met Rihanna of 2Pac, geen Jezus, geen telefoon voor geflirt via Whatsapp of een school met leerboeken in het Nederlands. Laat staan een weg naar de stad. Deze mensen zitten gevangen tussen twee werelden, die ongewild gescheiden worden door een oorlog. Er is geen helder concept van de toekomst. Ze overleven. Logisch dus dat sommige jongens eindigen in de gevangenis en sommige meisjes heel jong moeder worden.
Op het ritme van mijn passen spoelt de titel van de eerste tekst die ik hier schreef door mijn gedachten: Welkom in de toekomst.
Op uitnodiging van Marcel Pinas en het Mondriaanfonds werkt beeldend kunstenaar Klaas Burger (1977) in Moengo (Suriname) aan een ingreep in de publieke ruimte. In zijn artistieke praktijk ligt de focus op context- en locatiegebonden ingrepen. Het hele spectrum van beeldvorming, zowel in artistieke als in sociaal-maatschappelijke zin, heeft daarbij zijn aandacht. Lees ook het artikel Welkom in de Toekomst