Zachte krachten – met Alexandra Broeder naar D(R)AAD in het Verwey Museum
Met theatermaakster Alexandra Broeder bezoekt Sifra Coulet de tentoonstelling D(R)AAD in het Haarlemse Verwey Museum. D(R)AAD richt zich op borduurkunst, in het bijzonder wanneer het een vorm van protest is en een middel in de genezing van trauma’s.
Care is invisible work
(…)
It is diametrically opposed to concepts of innovation, autonomy, the myth of the independent genius and the epic story of the hero.
Care is about dependency, about intimacy, about rituals, about recovery, about managing to keep things going, about living together, being sick together and dying together.
(Manifest van de Feministische Handwerk Partij)
Eind 2022 kom ik in aanraking met het werk van theatermaakster Alexandra Broeder. Ik meld me nieuwsgierig aan voor haar rituele ervaring De Langste Nacht. Op de avond van de winterzonnewende starten we met een grote groep in een theater, lopen we door de binnenstad van Amsterdam en eindigen met een bijeenkomst in een kerk. Ik vind het een bijna magische ervaring om met een groep vreemden deel uit te maken van een andere wereld. Als ik begin dit jaar voor Mister Motley een lijstje maak van gezellen om tentoonstellingen in Noord-Holland mee te bezoeken, moet ik al snel aan Alexandra denken.
Alexandra stemt in om mee te gaan naar het Verwey Museum in Haarlem voor D(R)AAD. De tentoonstelling staat in het teken van borduren als een vorm van protest en genezing van trauma’s. Er worden zowel historische borduurwerken als hedendaagse kunst getoond.
Het werk van Alexandra balanceert op de grens tussen psychiatrie en kunst. Ze betrekt sinds 2017 jongeren met een psychische kwetsbaarheid in haar onderzoeks- en maakproces en laat ze onderdeel uitmaken van de uiteindelijke voorstelling. Haar manier van werken maakt me nieuwsgierig naar haar blik op deze tentoonstelling.
Als ik voorstel om D(R)AAD te bezoeken, is Alexandra niet direct enthousiast, bekent ze achteraf lachend. “Waarom word ík dan weer uitgenodigd voor iets over toegepaste kunst?” Die associatie herken ik; beide blijken we ons te hebben ingesteld op een tentoonstelling rondom ambacht, op voorbeelden van creatief handwerk. Prima, maar Alexandra wil ver weg blijven van de term toegepaste kunst, als het gaat om haar eigen werk. Dat ze zich op het snijvlak van kunst en psychiatrie bevindt, betekent zeer zeker niet dat haar werk therapeutisch bedoeld is. Ze geeft aan dat het belangrijk voor haar is om de persoonlijke interesses en verhalen waar haar werk uit voortkomt, te ontstijgen. Ze wil met haar werk herkenbaar zijn voor een diverse groep mensen; de kern raken van een universeel verhaal.
De verwachting over D(R)AAD moeten we na 5 minuten al bijstellen, als we in de eerste ruimte het manifest van de Feministische Handwerk Partij (FHP) lezen. De FHP beschrijft zichzelf als een politiek feministische kunstenaarsbeweging die handwerk en onderzoek met elkaar verbindt. “We have become tired of how the highest aspiration is a heroic manifestation in the public domain.” Het zinnetje uit het manifest roept bij mij direct het beeld op van de Afro-Amerikaanse kunstenaar Pope.L, die helaas in december jl. overleed.
Hij is bekend van zijn crawls, waarbij hij zich kruipend voortbeweegt over de straten van New York. In deze horizontale positie confronteert hij de opgerichte mens; de mens met het geluk van middelen en mogelijkheden om succesvol mee te komen in de maatschappij. In een crawl versie uit 2001 draagt hij hierbij een Superman-pak. Verder associërend op dat horizontale protest van Pope.L, noemt Alexandra The Nap Ministry. Een beweging van grondlegger Tricia Hersey, die vanuit haar tot slaaf gemaakte voorouders, rust als vorm van verzet inzet in haar werk.
Het beeld van de held staat ook haaks op het meest recente werk van Alexandra zelf; The Omen. Hiervoor werkt ze samen met een wisselende groep meisjes die anorexia hebben (gehad). Hoewel er zeker ook mannen zijn met anorexia, richt Alexandra zich binnen haar onderzoek specifiek op vrouwen. Het niet eten van vrouwen is absoluut niet nieuw, maar heeft een enorme historie, geeft Alexandra aan. Ze wil onderzoeken wat er eigenlijk gezegd wordt met dat niet eten, welke maatschappelijke en spirituele betekenis het heeft. Als ik Alexandra vraag of ze inmiddels een antwoord heeft gevonden op die vraag, vertelt ze in ieder geval te denken dat ook dit een vorm van verzet is. Stil verzet, in reactie op onze patriarchale wereld waarin luid protest van vrouwen nog te vaak wordt afgestraft.
Naast het manifest van de FHP is de video van Anne Verhoijsen te zien. Het toont haar werkproces en performances met bordurende mannen; ruim honderd in totaal, mannen die belangrijke functies bij kunstinstellingen en de overheid bekleden. Verhoijsen geeft ze tussen 1999 en 2002 borduurles in groepjes van vier. Ik moet lachen om de beelden van de lessen. Het groepje volwassen mannen met textiel, naald en draad in de handen, ziet er bepaald niet uit alsof ze dit dagelijks doen. Wat me nog het meest amuseert, is hoe aandachtig ze luisteren naar een vrouw die ze op- en aanmerkingen geeft over wat ze aan het doen zijn.
Ook in het werk van Andrea Dezsö komt de vrouwelijke stem en specifiek die van de moeder terug. In eerste instantie denk ik een rij van vellen wit papier aan de muur te zien hangen, maar het blijken stukken textiel te zijn waarop tekst en tekeningetjes zijn geborduurd. Dezsö baseert zich met de ouderwets aandoende wijsheden en waarschuwingen, op mythen die Transylvaanse moeders hun dochters vertelden. De waarde van deze eeuwenoude, mondeling overgeleverde verhalen met hun universele symboliek, wordt maar al te vaak onderschat.
In de volgende ruimte is vooral historisch borduurwerk te zien. Vrouwen in gevangenschap tijdens de Tweede Wereldoorlog, borduren in dagboekvorm. Tekeningetjes op stukken textiel verbeelden dagelijkse situaties, de omgeving. Maar er is ook een zakdoek vol korte aantekeningen over voedsel, gebeurtenissen, namen. Ik word me door de geborduurde woorden ineens heel bewust van het fysieke aspect van de handeling; van het lichaam achter het werkje. Meer nog dan schrijven vergt borduren een lichamelijke inspanning en concentratie.
Het enige digitale werk in de ruimte vertegenwoordigt het heden. Eind oktober 2023 poste Maya Amer deze animatie op haar sociale media. Op wat lijkt op een telefoonscherm, toont ze een kleurrijk digitaal borduurpatroon in traditioneel Palestijnse kruissteek. Ieder kruisje in het patroon representeert een Palestijns slachtoffer in de maand oktober, de kleur van het draad vertelt of het om een kind, volwassene of ongeïdentificeerd persoon gaat. De afstand en nabijheid die dat tegelijkertijd oproept, voelt bijna dissociatief.
Alexandra merkt op dat deze borduurwerken haar op een andere manier raken dan de werken in de eerste ruimte. De verbinding voelt persoonlijker, meer als mens tot mens. Ik vraag me af hoe ze in haar werk omgaat met dat persoonlijk geraakt worden. De verhalen van de mensen met wie ze samenwerkt hebben immers te maken met menselijk lijden en dat lijkt me zwaar om te horen. Uiteraard raakt dit haar, vertelt Alexandra. Om zichzelf en de mensen met wie ze werkt daarin te beschermen, maakt een psycholoog deel uit van het team. Ze merkt dat ze met haar werk in verschillende opzichten toch ook een bepaalde ruimte creëert. Kernelementen uit de persoonlijke verhalen van de jonge deelnemers vormen het nadrukkelijk universele narratief van de voorstelling. Juist die afstand van de individuele ervaringen, maakt dat de bezoeker zich kan identificeren met de thematiek van de voorstelling, wat het eigen verhaal ook is.
Hoewel het niet het doel is van haar werk, maakt Alexandra steeds weer mee dat het proces naar een voorstelling toe, ook zorgt voor ruimte bij de deelnemers met de psychische kwetsbaarheid. Ze maakt zich daarover geen illusies; het is geen therapie en geen oplossing voor de problemen waar deze jonge mensen mee kampen. Maar dat het hen in de gelegenheid stelt om van een afstandje naar hun lijden te kijken en te ervaren dat ze hierin niet alleen zijn, durft ze wel te stellen.
De tentoonstelling heeft ons beide positief verrast. Ik lees later dat D(R)AAD deel uitmaakt van de reeks Laat Los en Koester binnen het museum. Hierin wordt onderzocht hoe hedendaagse kunst kan bijdragen aan een andere beleving van cultureel erfgoed. Ik vind het een prachtige, paradoxale titel. D(R)AAD verweeft lichaam en geest, verleden en heden, het persoonlijke en het universele. Dat dit gebeurt via het van oudsher vrouwelijke ambacht borduren, zie ik als een ode. Aan wie of wat, deze ode? Alexandra geeft daar eigenlijk onbedoeld het antwoord op als ze het manifest van de FHP leest en hardop zegt: “Zachte krachten.”