Wilde dieren die in auto’s rijden
Maurits de Bruijn schreef een essay na aanleiding van Vrijplaats bij MIJ in Museum IJsselstein.
-over Vrijplaats bij MIJ in Museum IJsselstein. Van vrijstad tot vrijheid in kunst en samenleving
Ik ben een millennial. Onderdeel zijn van mijn generatie is het best te omschrijven als het gevoel dat je krijgt wanneer je te laat op een feestje bent aanbeland. Wij millennials worden constant herinnerd aan een tijd waarin alles goedkoper, vrijer, vanzelfsprekender, oprechter en eenvoudiger was. Een tijd waarin er nog touwtjes uit brievenbussen hingen, in winters nog werd geschaatst. Tijden waarin er nog echte hippies bestonden, de magen van vissen nog niet vol plastic zaten. Het grote, goede verleden dat voorgoed onbereikbaar is.
Onderdeel zijn van mijn generatie is het best te omschrijven als het gevoel dat je krijgt wanneer je te laat op een feestje bent aanbeland.
Dat verleden wordt gekarakteriseerd door allerlei jaloersmakende ingrediënten, die inmiddels ver boven hun houdbaarheidsdatum zijn gekomen, waaronder vrijplaatsen. Met de term vrijplaats werden vroeger plekken aangeduid waar men vrij was van vervolging, inmiddels is de betekenis veranderd, en is het woord een vagere, overkoepelende benaming geworden voor een plek waar men zich vrij voelt.
Die oudere, rechtmatige betekenis was van toepassing op het stadje IJsselstein. Een half uur met de bus vanaf Hoog Catharijne ligt een plaats die vroeger niet onder het gewest Utrecht of Holland viel en dus aan hun bestuur en regelgeving ontkwam. De stad werd geregeerd door een baron die direct onder de Oranjes stond en zijn eigen wetten kon opstellen. Criminelen die elders werden gezocht en mensen met schulden vroegen asiel aan in de Baronie en zochten hun heil in vrijstad IJsselstein. Deze status verloor de stad toen barones Marie Louise van Hessel Kassel besloot dat ze genoeg had van de schuldenaren en boeven en IJsselstein omvormde tot belastingparadijs. Toen weer later ook dat niet langer het geval was, verwerd IJsselstein ogenschijnlijk tot een alledaags, Nederlands stadje, al wordt gezegd dat de inwoners bijzonder koppig en eigenwijs zijn.
Als ik de bus verlaat, leidt Google Maps me langs een benzinestation, een woonwijk waar een vrouw bijzonder veel aandacht besteedt aan het stofzuigen van het interieur van haar gezinsauto. Ik sla linksaf en nader een openstaande hefbrug. Plotseling is alles om me heen oud of moet het oud lijken. Ik ga weer naar links, sta stil en ga kijken omdat mensen voor me stil staan en zijn gaan kijken. Op het grasveld naast het water staat een raket. Eigenlijk staat het ding, dat uit een cartoon lijkt weggelopen, op een stukje kade dat aan een brug vastzit. Uit de raket komt rook, alsof het klaar is om op te stijgen en wie maar wil op de flank kan gaan zitten, de lucht in. Een vleesgeworden kinderdroom waar mensen vanaf de reling van de brug naar staren. Het naastgelegen water stroomt niet, de brug is oud, het straatje dat over de brug heenloopt is oud, de raket is nieuw, de raket maakt een sissend geluid, suggereert beweging, iets dat nog moet beginnen.
De raket die Leonard van Munster naast het water neerzette, mag zijn stoom niet te vaak loslaten. Dan hebben de buren, wiens achterterras aan hetzelfde water grenst, er last van. Die buren willen op hun houten terrasstoelen rosé kunnen drinken, van de septemberzon genieten, met hun vrienden een salade met geitenkaas eten, en dus wordt de timer van de rookmachine afgezet, is het apparaat alleen nog met een knop te bedienen door het personeel van Museum IJsselstein.
Het is precies deze frictie tussen vrijheid en burgerlijkheid, het individu en gemeenschap, gehoorzaamheid en rebellie die centraal staat in de tentoonstelling ‘Vrijplaats bij MIJ’, waarbij dat MIJ een afkorting is van Museum IJsselstein. De raket die niet meer mag roken lijkt onbedoeld symbool te staan voor de vertrutting die heeft toegeslagen. Van echte vrijplaatsen is geen sprake meer in Nederland, alles is geitenkaas en rosé geworden.
Beter gezegd, onderbreekt de eeuwige nabijheid van de ander in ons land veelal een gevoel van vrijheid, autonomie en fantasie. Een buurman, een voorbijganger of bemoeizuchtig persoon die ervoor zorgt dat je je niet langer onbespied waant.
De raket die niet meer mag roken lijkt onbedoeld symbool te staan voor de vertrutting die heeft toegeslagen.
Omdat een gevoel van vrijheid ook in het Nederland van de jaren ‘50 al ver te zoeken was, vonden kunstenaars en schrijvers die elders. Cees Nootenboom, Mulisch en Jan Creemer zochten hun heil op het vrijzinnige Ibiza, in de jaren ’90 deed kunstenaar Micha Klein hetzelfde. Honderden jaren eerder vonden uitgezette Joden en vervolgde homoseksuelen hun toevlucht op het subtropische eiland. Ibiza was tolerant, een toevluchtsoord voor mensen die vanwege hun geloof, etniciteit of seksualiteit werden uitgesloten en vervolgd. Nu is het eiland met de kenmerkende donkerrode aarde de plek waar de hyperrijken met hun plezierjacht aanmeren. Buiten mag niet zomaar meer gefeest worden, dat gebeurt inmiddels in clubs waar je 50 Euro entree betaalt. Het hedonisme dat Nootenboom en Creemer vonden, en door hippies werd gevierd met wilde strandfeesten, was ten tijde van Klein omgevormd tot clubs met peperdure cocktails, enorme dansvloeren, stampende housebeats en hosts die wandelende kunstwerken waren. Vrijheid was nog steeds het doel, alleen werd die met andere middelen bereikt en was de drempel om ‘m te bereiken groter geworden.
Vrijheid was nog steeds het doel, alleen werd die met andere middelen bereikt en was de drempel om ‘m te bereiken groter geworden.
Vrijplaatsen ontstaan veelal omdat ze voldoen aan specifieke geografische voorwaarden. Zo lag IJsselstein precies tussen de grenzen van omringende gewesten, wordt Ibiza omringd door het water en werd ADM gesticht op braakliggend terrein, achtergelaten door de Amsterdamse Droogdok Maatschappij.
In precies zo’n ongezien deel van de wereld, de bossen van Dalfsen (Overijssel) leefde een kleine, afgesplinterde gemeenschap. De groep werd vastgelegd door Ursula Jernberg. Aan de muren van Museum IJsselstein hangen dromerige foto’s, fragmenten van leven in de natuur, een stuk van een halfbloot kinderlichaam, een lange vlecht aan een jongenshoofd. Een busje dat misschien als huis dient, licht dat zich in de natuur zo anders gedraagt dan in de stad.
De groep moest het bos verlaten, de droom is doorgeprikt, de individuen zijn ieder hun eigen weg gegaan.
Die geografische voorwaarden voor een vrijplaats kunnen bomen zijn, het kan de omringende zee zijn die voor precies de juiste afzondering zorgt, het kan een braakliggend terrein zijn. We hebben nauwelijks bos in Nederland, en de kustoorden hebben hun wilde haren verloren. Niets ligt meer braak, alles is opgevuld, heeft een bestemming, een plan. Op ieder grasveld worden evenementen georganiseerd, of hangen kinderen in speeltoestellen. In Ruigoord mogen geen festivals meer gehouden worden, op andere plekken waar vuur werd gestookt en op blote voeten werd gedanst zijn nu bedrijventerreinen. De rafelranden van de stad worden stuk voor stuk netjes weggestikt.
Daarmee zijn de plekken waar vrijplaatsen kunnen ontstaan grotendeels verdwenen. De staat heeft zelfs meermalen overwogen de Waddeneilanden in te polderen of middels een dam droog te leggen. Er kwam maatschappelijk verzet, en de plannen werden uiteindelijk van tafel geveegd.
De rafelranden van de stad worden stuk voor stuk netjes weggestikt.
Ik heb eens een koude avond doorgebracht op het strand van Vlieland. De enige migrant van het eiland was een bijzonder succesvolle man die mij en een aantal anderen in een oude brandweerbus naar de kust had gereden. Daar maakte hij een vuur, en sprong hij in een surfpak zonder surfplank de zee in. Zijn lange haar leek op zeewier. Hij was vrij, dat zag ik aan de manier waarop hij zijn lichaam droeg, als een betrouwbaar, elastisch geheel dat precies deed wat hij ervan verlangde. Het bleek uit de manier waarop hij sprak, luid en grappig, terwijl met een emmer water het vuur doofde. Met een schep wierp hij de laatste smeulende resten de lucht in, de oranje regen stak af tegen de nachtelijke lucht.
Afzondering kan bijzonder benauwd voelen. Ik kwam van boord en liep een Vlielandse bakkerswinkel in. Het boeket in mijn handen werd meteen opgemerkt door de vrouw die mijn brood door de snijmachine haalde. ‘Die komen niet van hier,’ zei ze. ‘Die moeten van het vasteland komen.’ Ik klapte helemaal dicht.
We weten niet waarom sommige plekken toleranter zijn andere. Ibicencos zouden je niet kunnen vertellen waarom ze de Joden niet van hun eiland weerden, waarom ze mannen die hun blote lijven met glitters bedekten hun gang lieten gaan.
Net als tolerantie is ook veiligheid een onduidelijk af te bakenen begrip, omdat ze niet bestaan bij de aanwezigheid van kwaliteiten maar de afwezigheid ervan. Men voelt zich veilig in een land wanneer er weinig criminaliteit is, geen aanslagen plaatsvinden. Men voelt zich geaccepteerd, vrij, wanneer er geen dreiging is, wanneer ze over straat kunnen zonder dat ze worden aangevallen, wanneer ze zonder blikken van voorbijgangers op een terras kunnen zitten.
De smeulende kolen van het Vlielandse vuur zijn met een beetje goede wil en larmoyante blik te zien als de restanten van een gedachtegoed dat langzaam is uitgedoofd, in elk geval uit onze fysieke wereld lijkt weggeslopen. De zucht naar vrijheid heeft het niet kunnen winnen van gemeentelijk beleid en projectontwikkelaars.
De Wadden zijn gered, maar oningerichte ruimte slinkt, en dat hoeft misschien geen probleem te zijn. Vrijheid lijkt in 2019 op een meer individueel niveau beleefd te worden. We zijn vrij wanneer het ons lukt om onze eigen keuzes te maken, om los van welk collectief dan ook in geestelijke of economische zin autonoom te zijn. Voor de ingang van Museum IJsselstein staat de gezinsauto die David Bernstein ombouwde tot sauna. De zo verguisde Fiat Multipla (die met zijn stompe neus nog het meeste wegheeft van een orinocodolfijn) is van binnen bekleed met hout, het stuur is weggehaald, uit het dak steekt een schoorsteen. Ook hier is het wachten op vuur, op rook.
Als de sauna in bedrijf is, is dit voertuig een veilige plek geworden, een klein stukje rust en ontspanning voor een select gezelschap dat de veelvragende buitenwereld kan afsluiten. De auto, binnen de kaders van de consumptiemaatschappij misschien wel het ultieme symbool voor vrijheid, als vrijplaats.
Vrijheid lijkt in 2019 op een meer individueel niveau beleefd te worden.
Atelier Joep van Lieshout vond vrijheid op een Rotterdamse vuilnisbelt en vestigde er zijn AVL Ville, een anarchistisch dorp voor levensgenieters. Er kwamen plattegronden, er werd een eigen vlag en munteenheid bedacht. Naar eigen zeggen verlangt Van Lieshout naar afzondering, vrijheid en ongeremde erotiek. ‘Ik tegen de rest van de wereld, autonomie is macht.’ Het dorp kwam er echt, compleet met een grondwet die door Gerard Spong was opgesteld.
In IJsselstein verwijzen de schetsen voor AVL Ville naar de plek, die na een jaar weer werd gesloten. Misschien is een vrijplaats die door één persoon of atelier bedacht is te wankel om te overleven, moet het een ontmoeting zijn van de ideeën van een groep die ieder evenveel op het spel zetten en bijdragen aan het geheel.
Van Lieshout heeft een nieuw domein gevonden. Zijn werken zijn niet alleen in het museum te vinden, hij heeft de toren van het voormalige kasteel ingericht al ware het een vitrinekast.
Buiten in het grasveld een stalen kooi neergeploft, een cel met tralies, een stalen bed, een stalen tafel. Het geheel is toegetakeld door een beest, lijkt het, een dier dat aan de dwingende orde van de tralies heeft weten te ontkomen en is losgebroken. Boven in de toren, in de voormalige cel notabene, zien we de making-of van het werk of liever gezegd de unmaking van de stalen structuur. Hydraulische persen, stalen kettingen die ongetwijfeld aan kranen vastzitten, we zien hoe gericht geweld het staal in boter veranderde. Op diezelfde zolder worden in andere videowerken boilers en computers vernietigd door nog meer persen, machines die andere machines aanvallen. In deze werken worden de grenzen van de materialen opgezocht, een watervat barst open omdat er steeds meer water in wordt gepompt. Ik zie dat ieder materiaal genadeloos en autonoom kan zijn, als er maar genoeg van is, ik zie een wereld waarin ruimte bevochten wordt.
Eerder dit jaar interviewde ik documentairemaker Dikla Zeidler over Samar, vliegen we of vallen we? haar filmportret van één van de laatste ideologische Israëlische kibboetsen. Terwijl de ideologie uit vrijwel iedere kibboets is verdwenen en ze stuk voor stuk zijn verworden tot bedrijven waar mensen wonen en werken, houdt Samar vast aan haar anarchistische waarden. De commune leeft van de opbrengst van hun dadelplantage, binnen de kibboets heerst geen hiërarchie.
Over een van haar bezoeken vertelde Dikla me het volgende: Ik zat een keer op een zaterdag om zeven uur aan het zwembad terwijl iedereen nog sliep. Ik keek een beetje om me heen en zag allemaal duiven die water uit het zwembad dronken en elkaar wegjoegen. Ik realiseerde me hoe exemplarisch dat was voor de manier waarop mensen zowel binnen als buiten de kibboets met elkaar omgaan. Er zat meer dan genoeg water in dat zwembad voor al die duiven. Er is genoeg geld, genoeg plek voor iedereen, maar toch verjagen we elkaar uit eigenbelang. Ik had natuurlijk gehoopt dat het een echt paradijs was, waar mensen anders met elkaar omgaan.’
De zucht naar autonomie heeft een andere invulling gekregen, er is een mobiele, op de persoon afgemeten vrijheid voor in de plaats gekomen, die niet in aanraking hoeft te komen met de vrijheidszucht van anderen, niet hoeft te overleggen, af te tasten, geen kerk of ambassade hoeft te kraken.
Zo’n gedeelde, utopische vrijheid waar mensen in harmonie in het bos wonen, een stad haar eigen regels maakt en asiel verleent aan verschoppelingen, lijkt niet meer in ons tijdsbeeld te passen. Het zal niet alleen de geografische armoede zijn die ertoe heeft geleid dat wij ons niet meer in bossen en rafelranden terugtrekken; we leven tenslotte in het tijdperk van het individualisme, van de obsessie met de ‘zelf’, van het internet, die onmetelijke virtuele vrijplaats waar we allemaal dagelijks vertoeven. We geloven in de vrijheid die geld ons kan bieden, de vrijheid van een auto, de vrijheid met een vliegtuig naar de andere kant van de wereld te vliegen. Een raket hebben we helemaal niet nodig. De zucht naar autonomie heeft een andere invulling gekregen, er is een mobiele, op de persoon afgemeten vrijheid voor in de plaats gekomen, die niet in aanraking hoeft te komen met de vrijheidszucht van anderen, niet hoeft te overleggen, af te tasten, geen kerk of ambassade hoeft te kraken.
Maar is dat wel zo? Zijn onze nieuwe invullingen van vrijheid genoeg, zijn ze werkelijk bevredigend, of blijven we toch een dier in een kooi dat wacht op het juiste moment om naar buiten te breken?
De tentoonstelling Vrijplaats bij MIJ. Van vrijstad tot vrijheid in kunst en samenleving is nog tot en met 13 oktober te zien in Museum IJsselstein. Klik hier voor meer informatie.
Vanavond gaat schrijver Maurits de Bruijn tijdens een dialoogdiner in gesprek met kunstenaars Frank Koolen en Kasper Jacobs in het museum. Klik hier voor meer informatie.
De documentaire Samar, vliegen we of vallen we is hier te bekijken