‘Wij zijn steeds meer waard, ons netwerk, onze wereld’ – In gesprek met Maru Asmellash
Na het gesprek met Amal Alhaag waarmee ik de reeks ‘Hoe Hoog Zijn de Muren’ aftrapte, was de strategie van ‘het samenzijn’ een van de belangrijkste uitkomsten om je staande te houden binnen het culturele- en kunstenveld. Ze doelde daarmee op het gegeven dat je niet alleen moet komen om een instituut te veranderen omdat dat gedoemd is te mislukken.
Daarom was het voor mij een logische stap om het volgende gesprek met iemand te voeren voor wie samen doen de norm is. Van een bar, een brandweerkazerne, een merk en een nieuw vegan-Caribisch restaurant tot een kledingmerk. Creatief ondernemer Maru Asmellash is medeoprichter van TNO (the New Originals) en lid van het Zeedijk 60-collectief. Met zijn partners werkt hij aan het jaarlijks SMIB TNO fest (dit jaar gecanceld in verband met Covid-19), hij is directeur en programmamaker bij de broedplaats Kazerne Reigersbos in Amsterdam Zuidoost, werkt samen met drie partners aan Super Sexyland dat in Amsterdam-Noord zal openen en is hiermee nog lang niet klaar. Samen ondernemen, steeds weer nieuwe projecten beginnen en dit alles vooral nooit alleen, is de kern van Maru’s werkwijze.
Hoe kwam de broedplaats Kazerne Reigersbos tot stand?
Ik was al even op de hoogte dat er een ruimte vrij zou komen in Reigersbos en aangezien ik uit Reigersbos kom, de buurt en de mensen goed ken, was ik direct geïnteresseerd. Later bleek dat het om een oud brandweerpand ging. Er is al meer dan tien jaar geen buurthuis in deze wijk in Amsterdam-Zuidoost, ook niet echt een koffieplek of ruimte om samen te komen. De buurt is dus slecht voorzien en zoekt al langer naar een ontmoetingsplek. Via een omweg kwamen stichting LOLA en Urban Resort bij mij uit omdat ze hoorden dat ik uit Reigersbos kom. Urban Resort doet het beheer op het pand en samen met allerlei mensen uit mijn netwerk, vrienden uit de buurt, heb ik stichting Kazerne Reigersbos opgezet: de Kazerne. De broedplaats is voornamelijk gevuld met jongeren uit Zuidoost. Smib (creatief collectief uit Zuidoost) zit daar, drknghts collective (dj-collectief) en ook Ocho & Ibs (hip hop duo uit Zuid Oost, opkomende artiesten), die energie en die vibe allemaal in zo’n groot pand!
Er is al meer dan tien jaar geen buurthuis in deze wijk in Amsterdam-Zuidoost, ook niet echt een koffieplek of ruimte om samen te komen.
Wat zijn de bestemmingsplannen voor Kazerne Reigersbos?
Talentontwikkeling, het versterken van ondernemers en de rol vervullen van een buurtvoorziening. Het is een plek waar je je ideeën kan laten landen. Er is hier veel mogelijk en het is volop in beweging. De Kazerne heeft een grote publieke ruimte, horeca, er is een podium, we zijn met lokale architecten naar de mogelijkheden van het pand aan het kijken, en er komt een stadstuin die gesponsord wordt door Timberland. Mensen in de buurt kunnen hier allemaal gebruik van maken. Er zit een blazerscollectief in de buurtwerkplaats waar van alles gebeurt voor en met de bewoners uit de buurt.
Het moet betaalbaar zijn voor mensen uit de buurt en daarom linken we met instituten zoals het Amfi en het ROC, maar ook het Stedelijk dat lessen kan aanbieden. Door deze samenwerkingen kunnen we zorgen dat het voor buurtinitiatieven beschikbaar en betaalbaar blijft. Het moet een levendige plek zijn waar van alles gebeurt voor en door Reigersbos. Muziekstudio’s, podcastruimtes en de horeca worden door de buurt geregeld.
De instituten waarmee we samenwerken helpen faciliteren, maar wij doen het. Wij kijken naar wat de behoefte is in de buurt en regelen alles, maar een instituut dat zich aan ons wil verbinden zorgt dan voor de middelen, materialen en financiering. Het hoeven dan niet alleen kunstenaars uit de buurt te zijn die de lessen of workshops geven, maar het moeten wel altijd mensen zijn waarmee wij ons kunnen identificeren. De Kazerne is een plek waar je voor het eerst dingen kan doen. De Kazerne is hiermee een manier van laten zien dat je niet weg hoeft uit de buurt. Het kan, maar we kunnen het ook zelf doen.
Is het doel hiervan ook dat de Kazerne een plek is waar buurtbewoners kunnen ervaren, ‘Hé ik kan hier dingen uitproberen en heb de grote instituten, de stad, het centrum, niet nodig?’
Ja, ja het gevoel van: het kan hier ook! En ja, je kan ook naar de grote instituten ,maar dat hoeft niet. Het is wat je zelf wil. Als je je aan een bepaald netwerk wilt verbinden, dan moet je je eerste stappen kunnen zetten. Die eerste stappen kunnen dan onder andere gezet worden bij ons. Als je dingen in de buurt wil doen, voor je eigen mensen, dan kan dat. Je hoeft niet weg te gaan maar het kan, die mogelijkheden zijn er. Dat gaat niet in een dag en als wij de eerste traptreden kunnen zijn die je uiteindelijk brengen waar je wilt komen, dan kan je je voet op ons zetten. Lets go!
Dit initiatief is een duidelijk voorbeeld van iets waarbij je samenwerkt, een collectieve kracht die het succesvol maakt of moet maken. Klopt dat?
Ja, het voelt soms meer als een passieproject, dan iets dat super conscious is. Tegelijkertijd denk ik af en toe ook wel dat in de elite, waar we nu steeds meer onderdeel van zijn, een gevaar schuilt in het gemis van inlevingsvermogen. Dat inlevingsvermogen vervaagt omdat je steeds minder in de buurt bent en meer in de stad. Kijk, als je in Reigersbos bent, dan lijkt de stad gewoon ver. Het is lastig om je daar te laten inspireren door iets wat verder weg is. Ik werd ook weleens raar aangekeken omdat ik naar het centrum ging.
Een plek die divers is en waar dat de norm is.
En de Kazerne kan daarin wellicht een stap zijn?
Ik hoop het. Door de Kazerne ben ik ook weer veel meer in de buurt dan voorheen omdat een groot deel van mijn leven zich in de stad afspeelde. Het is echt weer terugkomen in de buurt, voor mij, maar voor veel van ons. Door de Kazerne kunnen we terug naar ‘je eigen plek’. Een plek die divers is en waar dat de norm is.
Vervult de Kazerne als broedplaats een rol, door haar autonomie en het feit dat ze gedragen wordt door de initiatieven van buurtbewoners, die nu niet meer bij externen ligt?
Bij de Kazerne doen we het zelf en doen we dit samen, gedragen door veel creatieve en talentvolle mensen. Misschien doordat we onszelf onafhankelijk kunnen spelen met initiatieven als de Kazerne, maar ook door de andere projecten die we doen, kunnen we invloed hebben en hebben we de gevestigde orde, de instituten, niet per se nodig. Zij hebben ons vaak harder nodig. Hoe vaak word je wel niet uitgenodigd om mee te denken over een kwestie waarbij ‘ons’ perspectief nodig is, maar hoeveel er dan echt gebeurt, is vervolgens de vraag.
Zij hebben ons vaak harder nodig.
Hoe kunnen samenwerkingen met anderen zo verlopen dat je niet jezelf verloochent en dat het bij jou of jullie blijft passen?
Ik stel altijd direct de vraag: ‘Oké, maar wat wil je van ons?’. We komen niet van dat netwerk van instituten, dus we gaan het op onze manier doen en gaan ervanuit dat dat ook is wat de samenwerking wil. We gaan ook niet iets doen wat we zelf niet willen doen. Wij laten zo dus heel duidelijk de grenzen zien, namelijk onze grenzen.
Ervaar je ook de grenzen of de muren van de toegankelijkheid van de kunst- en cultuurwereld?
Absoluut, er zijn bepaalde dingen waar je niet over mee kan of mag praten zoals curatorschap, de directie of de vraag wat er wel en niet in het museum hangt. Wat is bijvoorbeeld het beleid? Maar het is lastig om echt op dat gebied invloed uit te oefenen… Door onafhankelijkheid maak je jezelf heel erg interessant en door de dingen die we doen, dus niet als maker (want dat ben ik niet), maar door een connecter te zijn, door bruggen te slaan kunnen we een relevante rol spelen.
Door onafhankelijkheid maak je jezelf heel erg interessant
Door jezelf onafhankelijk op te stellen?
Ja, dat is het allerbelangrijkste. Dat je het niet nodig hebt of hen niet nodig hebt om ‘officieel’ te zijn. Dat je op nieuwe ideeën komt, actief bent in de basis. Daarmee hoef je niet altijd heel veel mensen aan te spreken, maar je blijft bezig. Hiermee bedoel ik dat sommige dingen die je doet niet voor iedereen zichtbaar zijn, maar je doet ze wel en doordat je verschillende dingen doet hoef je niet afhankelijk te zijn van één externe partij of instituut. Al die verschillende dingen naast elkaar zijn belangrijk. Ik wil bijvoorbeeld ook kunnen zeggen: ja, ik ben muzikant, net als dat ik iets anders ben. Ik zit niet vast aan één ding. Juist al die dingen naast elkaar maken het.
Jij zegt dus eigenlijk ook: ‘Ja die grenzen van die kunstwereld zijn er wel maar ik ambieer helemaal niet om daar deel van te zijn. Ik doe mijn eigen ding, en door al die verschillende dingen die ik doe, kan ik misschien wel invloed hebben’. Of gaat dat zelfs te ver en zou je zeggen: ‘Die instituten boeien mij helemaal niet. Ik hoef helemaal niet door hun gezien te worden’. Oftewel, denk je je helemaal los te kunnen maken van instituten of hebben jullie elkaar toch nodig?
Hmm ja lastig, dat tweede tot op een bepaalde hoogte; ik hoef geen bevestiging of op een of andere Instagram gebruikt te worden, maar ik denk wel te zien wat er nodig is om een bepaald wiel aan te jagen en ik heb wel een visie. En ja, ik snap wel waarom ze mij kunnen vinden. Ik begeef me namelijk hier, in het centrum van Amsterdam, ik zit er net tussen. Hierdoor kan ik gebruikt worden door instituten en met ze samenwerken, maar de muren blijven real. De vraag is nu meer wat ik kan doen met die positie? Als ik gevraagd word om mee te denken en te praten in een of andere commissie en daar met allerlei mensen handjes schudt, wat gebeurt daar dan uiteindelijk mee? En voor wie?
Dus, ja je schudt die handjes, maar je vraagt je af: ‘Wat kunnen we praktisch echt gaan doen?’
Ja. Het gewicht van die potentiële partners is dan vaak geld, bereik of een soort keurmerk, maar verder hebben ze ons hard nodig. Zij beseffen steeds meer de waarde van ons netwerk, onze wereld. Dat is hoe instituten fondsen binnen kunnen halen en verantwoorden dat ze zich bijvoorbeeld houden aan het kunstenplan. Hier ben ik me wel van bewust.
Dat is hoe instituten fondsen binnen kunnen halen en verantwoorden dat ze zich bijvoorbeeld houden aan het kunstenplan.
Hoe verhoud jij je daartoe? Hoe zorg je ervoor dat je die bijeenkomsten met grote instituten of organisaties bijwoont zonder teleurgesteld te raken?
We doen het zelf en we komen nooit alleen. Alles wat ik doe is wat we samen doen. Een movement. Verschillende bewegingen die elkaar helpen en vrienden die we vaak al heel lang kennen. Zo heeft Patta ons (TNO) erg geholpen, maar ook Daily Paper, Smib; het is altijd samen en elkaar samen verder brengen.
Doordat ik niet heb gestudeerd aan bijvoorbeeld een kunstacademie, ben ik gaan ondernemen. De hustle zit er dan diep in. Ik heb altijd handig moeten zijn met het systeem. En, je weet niet hoe de map van het systeem eruit ziet dus je moet het zelf doen, durven en het samendoen. Niet over twintig jaar ‘iets terugdoen’, maar nu al. Meteen. Dat is ook wel gewoon echt mijn cultuur. Het zit diep in onze cultuur om dingen samen te doen en niet alleen aan het individu te denken.
—–
Lang niet iedereen heeft in gelijke mate toegang tot de kunst die in ons land wordt tentoongesteld. Mister Motley stelde een jaar geleden aan mij de vraag: Hoe kunnen wij omgaan met inclusiviteit en een meer dekoloniale werkwijze toepassen? Hoe keek ik daarnaar? Mijn antwoord hierop was ‘het doen van iets structureels’ en een belangrijke vraag daarbij is: voor wie wil je inclusief zijn, oftewel, wie is je publiek? Als ik dat ben, wat zou ik dan willen lezen? Wie zijn mensen die mij inspireren en mij helpen nadenken over hoe je je plek kan vinden in de kunstwereld. Wie maken unapologetic werk, houden hun hoofd boven water en kunnen toch samenwerken met instituten die vaak bureaucratisch, log en wit zijn? Daarom heb ik besloten een interviewserie samen met Mister Motley te starten waarin we op intersectionele wijze onderzoeken hoe toegankelijk de Nederlandse kunstwereld is, voor zowel kunstenaar, student, professional als bezoeker.