Wie je was en bent geworden – Sexually Abused Artists Collective in Het Nieuwe Domein
Lieneke Hulshof bezocht I Think U Did Something To Me, And Now It’s In Everything I See And Do in Het Nieuwe Domein in Sittard. Deze tentoonstelling toont het werk van collectief SAAC (Sexually Abused Artists Collective). ‘Wat ik in de zalen aanschouw strookt niet met het collectieve beeld dat ik daarvan ken; een agressief zwart-wit verhaal. De kunstwerken verbeelden meer én minder dan een ervaring van geweld. Ze zijn diffuus én expliciet, lichtvoetig én uiterst zwaar.’
Met ieder woord waarmee ik het boek Vallen is als vliegen (2019) van Manon Uphoff toelicht, sla ik het dood. Ik raadde het ooit mijn moeder aan: ‘Het is een autobiografisch boek over een schrijfster die als kind seksueel werd misbruikt door haar vader.’ Beschamend eigenlijk, hoe slecht die omschrijving de lading dekt. In een grenzeloze woordenstroom belandt Uphoff in een geschiedenis waarvan ik dacht dat taal er niet kon komen. Haar vader wordt in de nacht ‘de Minotaurus’ en zijn kinderen belanden in zijn donkere labyrint waarvan de uitgang onvindbaar is. In de ochtend is hij weer vader Henri Elias Henrikus Holbei die zijn kleuter aankleedt in een ‘rood maillootje, lakschoentjes en een geruit plooirokje met een speld’.

Het boek gaat voor mij over de reikwijdte van de artistieke vertaling. Over hoe je als schrijver (en kunstenaar) zelf ook denkt dat het een onmogelijke opgave is om het misbruik te verbeelden. En toch doe je het. Al weet ik niet of het echt een keuze is. Op pagina 95 schrijft Uphoff: ‘Ik denk dat als ik alle huiden, vlees, bloed, botten en spieren, alle metalen en gereedschappen, alle tekenstiften en materialen of talen in de wereld tot mijn beschikking had, ik nog niet in staat zou zijn, al was ik een meester op alle terreinen, om een beeld van de Minotaurus en zijn labyrint op te trekken.’
In Museum Het Nieuwe Domein in Sittard is momenteel de tentoonstelling I Think U Did Something To Me, And Now It’s In Everything I See And Do te zien van collectief SAAC (Sexually Abused Artists Collective). Zestien verschillende kunstenaars verbeelden in deze expositie, zo lees ik in de zaaltekst, hun ervaring met seksueel misbruik als minderjarige. Wat ik in de zalen aanschouw strookt niet met het collectieve beeld dat ik daarvan ken; een agressief zwart-wit verhaal. De kunstwerken verbeelden meer én minder dan een ervaring van geweld. Ze zijn diffuus én expliciet, lichtvoetig én uiterst zwaar.
In de video I’m Just Lying There (2022) van Frederique Pisuisse zie ik een lichaam in een witte ruimte liggen. Over het lichaam kruipen enorme slakken. Ze laten een glimmend spoor slijm achter. De video is gefilmd in hoge kwaliteit waardoor alles zichtbaar is. In iedere scène zie ik een ander deel van het lichaam en de slakken. Soms ingezoomd, soms zonder slakken of gefilmd met een handcamera in een natuuromgeving. De scènes worden vergezeld door de digitaal vervormde stem van Pisuisse die haar zelfgeschreven gedichten voordraagt. Toen ze veertien was kreeg Pisuisse een relatie met een man van zesendertig jaar. De video gaat naar mijn idee over het hebben van een lichaam en wat er gebeurt met dat lichaam wanneer het op minderjarige leeftijd wordt begeerd door de mannelijke blik. Over het lijf dat dan ‘versplintert tot meerdere lichamen’ (vertaling LH, red.), de geest die misschien ontsnapt uit de ruimte maar het lichaam dat maar blijft liggen, niet weg kan. De slakken zijn de indringers en tegelijkertijd worden ze onderdeel van het lichaam, laten letterlijk hun sporen na. Mensenhuid, slijm, slakkenhuid, voelsprieten, vingers, haren, ze verworden in sommige shots tot één kluwen. Een menselijk lichaam dat dierlijk wordt en andersom.
In het nieuwe videowerk Een kind kun je niet vasthouden (2024) werkt Ted van Lieshout ook symbolisch. Ik zie achter in de zaal in een kleine ruimte een projectie van een reusachtig vrachtschip voortgesleept worden door een kleine boot in een haven. In audio leest Van Lieshout eigen tekstfragmenten voor. In deze fragmenten neemt hij het perspectief aan van zichzelf als kind, zoals hij in veel van zijn boeken ook doet. Hoe kon hij weigeren? Hij wil aan iedereen vertellen hoe bijzonder hij is! De kleine boot die de grote achter zich mee zeult: een afhankelijkheidsrelatie waardoor de kleine boot zich belangrijk voelt en dus gezien.
Ik kijk naar drie levensgrote collages. Er zijn allerlei fragmenten uit foto’s gehaald, tekeningen toegevoegd en daar is dan vaak weer overheen geschilderd. Op de muur eromheen is witte kinderkleding, gehard in lijm, bevestigd. Het is het werk Evidence Based (2024) van Mieke Hessels. Ik zie een kinderjurkje, beelden die lijken op familiefoto’s, zelfportretten (?) en lichaamsdelen. Het is een confronterend werk waar ik de vinger niet precies op kan leggen. Wat zie ik? Wie zijn dit en wat is er gebeurd? Op een van de werken staat No!, twee keer in het blauw geschilderd. Ik lees dat Hessels niet expliciet wil zijn over het specifieke misbruik, maar eerder een sfeer wil laten zien. Een sfeer die bedreigend en woedend oogt, maar ook onderzoekend. Er zit eerlijkheid in de installatie, alsof deze chaos aan indrukken afgewisseld met woorden als No! en Mama de realiteit preciezer vertellen dan het levensverhaal van de kunstenaar van a tot z. Ik denk bij het lezen van No! ook aan de film How to have sex (2023) van de Molly Manning Walker, over een tienermeisje op vakantie dat ‘ja’ zegt en toch verkracht wordt. Omdat ze ‘nee’ bedoelde. How to have sex toont hoe eenzaam het leven daarna wordt omdat de ervaring ondeelbaar lijkt. Het zet haar direct op afstand van alle andere feestende pubers op dat bloedhete Griekse vakantie-eiland. Ze had toch ‘ja’ gezegd?


In het midden van de expositie zijn drie werken geïnstalleerd van Ronald Ophuis. Ik zag twee van de drie schilderijen al vaker. Ik wist dat zijn werk gaat over geweld, misbruik, oorlog. Maar nooit wist ik dat het werk ook over hém ging, dat er autobiografie in is verwerkt. De grove schildertoets en de diepe contrasten in de drie schilderijen maken opnieuw indruk. Links is er een doek met een voetbalkleedkamer te zien, een jongen wordt anaal misbruikt met een Colafles door een groepje jongens in voetbalkleding. Maar vooral het schilderij rechts laat mij niet los. Een zelfportret uit 1993. Op het verticale doek is een mannenlichaam geschilderd, half liggend op zijn bovenrug met zijn benen in de lucht gestoken. Het lichaam is licht van kleur en steekt fel af tegen de donkere achtergrond. In zijn hand houdt de man zijn stijve pik vast, precies richtend op zijn eigen mond. Ik kan het niet precies zien, ejaculeert hij al? Of is het bloed in plaats van sperma dat op zijn borst naar beneden tegen zijn kin aan druipt? Het geweld en de begeerte liggen in elkaars verlengde.
Kijkend naar het doek, gaat het werk voor mij over het volwassen lichaam waarin gewelddadige herinneringen van vroeger liggen opgeslagen. Vermengt met het eigen verlangen en de geilheid. Precies daar waar de schaamte zit. Het doet mij opnieuw denken aan het boek van Uphoff, als ze schrijft over hoe het misbruik uit haar jeugd in haar volwassen lichaam zit: ‘Ja, soms dwaal ik door het donker, mijn handen vooruitgestoken, in een ellendige lust, een afgrijselijk verlangen, voelend dat ik al niet meer besta; dat ik gestorven ben, verloren, moleculen, verloren, daar is geen zwaartekracht.’
Manon Uphoff bleef zich na Vallen is als vliegen buigen over de vraag hoe geweld verbeeld kan worden. In 2023 presenteerde ze in Centraal Museum Utrecht de tentoonstelling De Elementen. Ze deed daar wat ze op pagina 95 van haar boek niet voor mogelijk hield; ze gaf fysieke beelden aan de Minotaurus en zijn labyrint. Aan de muren hingen aquarellen van verschillende stiermensen, met hoorns en hoeven en kleine penissen. Volgens haar belanden ervaringen die zich buiten de gangbare betekeniskaders afspelen, zoals misbruik, in het schaduwrijk en worden zo onzichtbaar en daarmee onvertelbaar. Ik denk dat haar motief, net als bij de kunstenaars in Sittard, ligt in het tegengaan van die onzichtbaarheid.
NRC liep mee met collectief SAAC in voorbereiding op de tentoonstelling in Sittard. De reportage uit de krant ligt geprint op een van de tafeltjes bij de uitgang van de tentoonstelling. Het collectief voor kunstenaars die op minderjarige leeftijd seksueel misbruik hebben meegemaakt, is in 2021 opgericht door Jan Hoek en houdt sindsdien maandelijks een bijeenkomst. De afgelopen vier jaar hebben ze in stilte gewerkt, nu komen ze in Sittard voor het eerst naar buiten. Het moet doodeng zijn, zo onder je eigen naam. Ook Uphoff bevestigt deze weerzin in een gesprek met Marja Pruis uit 2021 in de Groene Amsterdammer. Je wilt niet weggezet worden als slachtoffer van iets verschrikkelijks of als de schrijver van een ‘incestroman’.
Het heeft volgens haar ook te maken met ons idee van autonomie in de literatuur: ‘We zijn bijna allergisch voor mensen die niet alle kanten op kunnen.’ Dat inzicht geldt net zo goed voor de beeldende kunst. De autonome kunstenaar zou vrij moeten zijn om alles te kunnen maken en het kunstwerk moet ‘openheid behouden’, vooral niet te veel worden gekaderd door het persoonlijke verhaal van de maker. Dat was tot voor kort de gedachte.
Natuurlijk neem ik als toeschouwer de kennis over het misbruikverleden van de kunstenaars mee in het kijken, maar daarin ligt voor mij ook een kracht. Beeldende kunst wordt spannend als het heel concreet begint, het laat dan zien dat het over het leven gaat. Dat het uit te leggen valt, hoe abstract of diffuus het uiteindelijke werk ook is. Het is een vorm van emancipatie dat SAAC ervaringen van seksueel geweld bij kinderen uit het schaduwrijk haalt en daarvoor is het nodig om als groep duidelijk naar buiten te komen met een gemeenschappelijk vertrekpunt. Emancipatie start altijd met het concreet benoemen van dat wat onzichtbaar is, zodat het uiteindelijk kan opgaan in de wereld buiten dat kader. Ik kijk ernaar uit de kunstwerken uit I Think U Did Something To Me, And Now It’s In Everything I See And Do terug te zien in tentoonstellingen over liefde, fotografie, seks, moederschap of schaamte. Omdat de kunstwerken daar óók over gaan, maar ook omdat er in iedere basisschoolklas gemiddeld twee kinderen zitten die seksueel geweld ervaren.[1] Die kinderen wil je op het hart drukken, als ze op een gegeven moment een museumzaal inlopen: ‘Je kunt opnieuw beginnen, en tegelijkertijd trouw blijven aan wie je zelf was.’[2]
—
Voetnoten
[1] https://centrumseksueelgeweld.nl/durf-te-zien/#:~:text=Wist%20je%20dat%20er%20in,die%20misbruikt%20worden%20te%20beschermen.
[2] Woorden van Manon Uphoff in gesprek met Marja Pruis in de Groene Amsterdammer van 15 december 2021: https://www.groene.nl/artikel/ik-heb-het-huis-niet-verwoest-ik-heb-het-schoongemaakt.
—
De tentoonstelling I Think U Did Something To Me, And Now It’s In Everything I See And Do is nog tot en met 18 Mei te zien in Museum Het Nieuwe Domein, Sittard.