White Spirit
In mijn atelier staat tussen alle tubes verf een plastic fles White Spirit, terpentine, om kwasten mee uit te spoelen, de verf weg te poetsen, om stukken in een geschilderd vlak te vervagen.
De grote schilder Luc Tuymans maakt er zeker gebruik van voor zijn dunne voorstellingen. ‘Zijn volgelingen lijken Tuymans’ geestverschijningen in olieverf in gedachten te hebben wanneer ze klodders verf uitknijpen, die mengen met flink veel terpentijn en de kwast op het doek zetten.’ schreef Art Forum (1)y over mijn werk en dat van anderen. Verdunnen om te komen tot de kern van de zaak. Ik bestudeer een foto van de meester: Tuymans in zichzelf gekeerd met een sliert rook die uit zijn mond de hoogte in kringelt, als een medium dat een ritueel uitvoert, de geesten verdrijft of oproept, al denk ik dat niets hem meer vreemd is dan een magisch ritueel. (2) Een analyticus. Een kijker. Ik dans om de tafel op zoek naar inspiratie. Het blijft verdomd stil in mijn atelier.
Tegenover mij in café Loos in Den Haag zit Nula. Ze is een mooie krachtige donkere vrouw, groot, naast haar ben ik een meisje van waaihout. Met een aanstekelijke lach doet ze haar biografie uit de doeken, over haar voorbestemming tot wintipriesteres. Hoe de god Kromanti bezit van haar had genomen en ze nu zijn kracht in zich draagt. Kromanti is de god van de oorlog, van de kracht die je te hulp komt als dat nodig is.
Eerlijk gezegd had ik mijn atelier willen laten reinigen om een nieuw begin te kunnen maken, om de inspiratie weer binnen te laten vliegen. Dag na dag heb ik gelezen, gestudeerd, teksten van en met mijn grote helden in me opgenomen. Maar het leek of hun handen zich langzaam op die van mij plaatsten en mijn handen verlamden terwijl de zinnen door mijn hoofd raasden. Op een dag besloot ik hen te verbannen uit mijn atelier. Mijn helden. De boeken stapelde ik thuis in de gang onder de kapstok en ik dweilde mijn atelier. Maar het was niet genoeg.
De vrouw kijkt me aan, ‘Meisje, wat kan ik voor je doen?’
Verward schrik ik op, ‘Wat is mijn taak als kunstenaar?’ vraag ik opeens. ‘Ik weet niet meer waarom en hoe ik verf op een doek zal uitsmeren. Ik kom tot niets.’ Nula knikt begrijpend en spreekt me toe. Volgens haar is Nederland iets belangrijks kwijtgeraakt, het land is rijk en armoedig tegelijkertijd. ‘De kou heeft de zielen van de mensen ingepakt. In winti spreken we over de kra, de ziel, het goddelijke in de mens, die we eren met rituelen, die we koesteren door onze relatie met anderen. Hier is het leven kaal. Het woord ziel klinkt als een vloek. Het zou de taak van de kunstenaar kunnen zijn om de magie weer terug te brengen in onze wereld. Ga je atelier uit en betreed nieuwe ruimten. Ga op zoek naar de ziel.’
Ik spreid de kaart uit, een kaart van het universum afkomstig uit het Amazonegebied. Het richeltje waar de mensen wonen is een uiterst bescheiden laagje in dit ingewikkelde stelsel, het gebied van de geesten is oneindig veel groter, daar bevinden zich ook de twee mythische luie werelddragers, net boven het land van de doden en de wereld van de jagende geest. De mensen van de aarde, de mensen van het water en de mensen zonder anus. Rechtsboven huist de grote oersjamaan, en onder en boven het universum bevindt zich de leegte.
Deze nacht begin ik met het tekenen van mijn eigen universum, een waarin de geesten van mijn vader en mijn moeder dwalen, de geest van mijn overleden broertje, mijn levende en niet meer levende vrienden. Ook de as van mijn moeder geef ik een plek, mijn vader liet het uitstrooien van haar as over aan de begrafenisondernemer. Aan de rand van het papier verschijnt een gifgroene orchidee, een valse violente bloem. (3) Tijdens het tekenen buitelen de herinneringen over elkaar heen, schreeuwend en roepend verdringen ze elkaar.
‘Het proces van je iets herinneren heeft iets gewelddadigs omdat je altijd dingen weglaat. Het oplossen van de verf heeft ook iets gewelddadigs, het weghalen.’ (Luc Tuymans) (4) Weer zijn zinnen die me achtervolgen. Maar ik werk stug door aan mijn eigen kaart van de kosmos.
De volgende dag mail ik mijn tekening naar een vriend.
Vrijwel onmiddellijk stuurt hij een reply: een afbeelding van het schilderij Shaman (2008) van Victor Man. Zonder commentaar. Misschien is hij bang dat ik in een emmer met new age drab ben gevallen. Deze sjamaan is een duister donker personage, een clash van Miracle of the Eucharist van de veertiende-eeuwse schilder Sassetta en Effigy (1970) van Pierre Molinier.
Sassetta was een vroom mens. Miracle of the Eucharist toont een beangstigend wonder, een ongelovig man neemt deel aan het ritueel van de communie (dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed) maar God heeft hem door en de man valt dood neer. Uit de hostie spuit bloed omhoog en een zwart duiveltje vliegt weg met de ziel die voor eeuwig zal branden in de hel. Het is dus zaak om je ongelovige gedachten niet te denken.
Molinier zat vol zondige gedachten die hij uitleefde in zijn foto’s. Als een sjamaan daalde hij af naar een onbegrensde seksuele onderwereld en transformeerde zichzelf tot vrouw, tot tussenwezen, tot seksueel dier. Hij wilde dat de kijker zijn ogen zou bevuilen met het kijken naar deze beelden: ‘Alleen dan zouden ze in staat zijn zichzelf te kennen, hun ware erotische gevoeligheid te ontdekken en echte spirituele vrijheid te vinden.’5 Voor zijn nooit geschreven biografie had hij al wel een titel in gedachten: Shaman and his Creatures.
De man die als een aantrekkelijke vrouw met een zwoele zwarte pruik je fantasie prikkelt in Effigy, neemt in het werk van Victor Man een dreigende vorm aan. Van verleiding is geen sprake meer, een kukluxklanachtige gedaante, een eigentijdse Savonarola, die als een stevige beul de zweep klaar houdt. Hou je gedachten in toom! Nieuwe rituelen verdringen de oude, maar het geweld houdt aan.
De schilderijen van Victor Man vragen een uiterste inspanning van je ogen, ze zijn donker als pek en de voorstelling is er bijna in weg gezogen. Maar ook als je ogen dan eindelijk vat hebben op het beeld is het niet eenvoudig te begrijpen: die sjamaan, onherkenbare details, vage vlekken, ‘mystiek creëren door iets weg te laten en zo te wijzen op hoe ‘verlies’ kan leiden tot de gewaarwording dat alle dingen met elkaar verbonden zijn’. (6)
Verlies, ja, dat ken ik als mijn broekzak. In de stapels verf, in die zwarte lagen huist de leegte. Ondertussen houd ik me bezig met wat de ziel is, de lege ziel of de volle ziel. Mijn docenten hebben het woord ziel nooit uitgesproken. Die Seele. Een prachtig woord dat ruikt naar zoute zee en oneindigheid. Kunstenaar Eylem Aladogan neemt de ziel op in de titel van een sculptuur: Listen to your soul my blood is singing iron triggers that could be released. Wislawa Szymborska schreef over de ziel die op ons wacht tot we klaar zijn met poetsen en de was doen. En zelfs Picasso noemt de ziel: ‘Kunst wast het stof van het alledaagse leven van de ziel.’
Ik kijk naar mijn tekening. In een tekening lijkt de ruimte waarin je werkt onbegrensd, je kunt gummen, halverwege ophouden, verder tekenen, een stukje papier eraan plakken als je ruimte tekortkomt. Het schilderen wordt vanaf de start bepaald door de begrenzing van het frame, iedere verfstreek loopt vooruit op het totale beeld, ‘lijnen zijn meer in wording, terwijl schilderen zich beweegt naar voltooiing.’ (7) Een schilderij is als een hortus conclusus, een ommuurde tuin, en juist die beperking van het voltooide beeld is onweerstaanbaar. Daarom schilder ik. Een schilderij is een plaats, een oord, een ruimte die naar binnen buigt of zich juist naar voren uitstrekt, de bezoeker in het gezicht spuugt of warm omhelst. En net als de hortus conclusus dwingt het schilderen tot introspectie, want uiteindelijk draagt het een reflectie op de wereld in zich. Mijn reflectie.
‘Waarom schilderen schilders nog steeds? Voor mij heeft dat een duidelijke reden. Omdat de wereld plat is,’ schreef Marlene Dumas. (8) Ik doe de deur van mijn atelier op slot. Dagenlang dwaal ik rond en observeer de platte wereld. Ik lees de krant, neem de trein naar mijn geboorteplaats, maak een pelgrimage naar Zeeland, naar de plaatsen uit mijn favoriete film Kan door huid heen, mijn ouderlijk huis, en terwijl ik rondloop komen de herinneringen weer naar boven. Angst, verdriet, liefde, al die herkenbare gevoelens, die gevaarlijke woorden, het drijfzand van de kunst. Ik ga naar mijn enige broer – die me liever niet ziet maar ik bel toch aan – en ga meteen bij mijn tante in Bergen op Zoom langs. Ik herken het landschap en geniet van het weidse, de stilte, de vogels en de zee. En zo omcirkel ik de leegte in mijn ziel die door mijn lijf en leden wordt verpakt. Via de toetsen van mijn computer reis ik de rest van de wereld door. Alle fragmenten neem ik mee naar mijn atelier, een koffer vol foto’s en plaatjes, alle verzamelde beelden. Mijn beeldenencyclopedie.
‘Waarom een afbeelding schilderen?’ herhaalt Barry Schwabsky als een mantra in het boek The place I’m coming from van Victor Man uit 2006. Ja, waarom een plaatje transformeren tot een schilderij? Omdat de afbeelding zo’n onmisbaar onderdeel is van het geheugen, de plaatjes zijn de ankerpunten waaraan we het verleden ophangen. Het gezicht van mijn moeder herinner ik me door de foto’s. Het huis waar ik woonde is een vale kleurenfoto uit de jaren zestig. Middels afbeeldingen wordt een net uitgezet, een net dat het verleden tracht te vangen of ons laat beseffen hoe onmogelijk dat is, omdat het verleden ons altijd ontsnapt. Ja, herinneren is een vervalsend proces, gewelddadig. Iedere keer maken we een nieuwe constructie van dat verleden. ‘Het belang van beelden ligt in het gevoel van herkenning, het deja vu,’ schrijft Barry Schwabsky. Ja, dat is wat Man bedoelt: ‘Ik laat me graag voortdurend verrassen door de dingen om me heen, beelden die ik van ieder soort betekenis ontdoe (wat noodzakelijk is om een nieuwe inhoud te kunnen formuleren), en dan gebruik als de stenen in een gebouw. Ze dienen een doel, dat boven henzelf uitstijgt.’ (9)
We hebben de neiging om weg te laten wat we niet begrijpen, het bestaan van het mysterie te ontkennen. Ik gooi mijn net uit om het niet-begrijpen te vangen. Om verbinding te maken met mijn eigen verleden en het verlies te omcirkelen. Te midden van mijn plaatjes ga ik aan het werk, vol van herinneringen die ik aanscherp met mijn gevonden beeldenbibliotheek. Daar in het atelier ontstaan weer sterren op een klein stukje doek. Het doek zuigt de kosmos op, tijden buitelen over elkaar, herinneringen verdringen zich en mijn werk wordt groen en zompig als het oerwoud van de Amazone. Plaatsen en plekken vol van gedachten en gevoelens. Een tijdsbeeld, waarbij ik me realiseer dat de zon niets anders is dan een ster te midden van miljoenen andere sterren in het heelal.
Dit essay schreef Hanne Hagenaars voor de Koninklijke Prijs voor de schilderkunst 2014. Winnaars van deze prijs zijn: Niels Broszat, Koen Doodeman, Bob Eikelboom en Jessica Skowroneck
http://www.paleisamsterdam.nl/programma/koninklijke-prijs
Bronnenlijst:
1 Jordan Kantor , The Tuymans Effect, Art Forum, 2004
2 Een foto van Stephan Vanfleteren, 2008
3 Deze orchidee komt voor in het werk van Luc Tuymans
4 Luc Tuymans, ‘Ik wil schilderen zonder deemoed’, Bianca Stigter, NRC Handelsblad, 1995
5 Tim Ingold, Being Alive, Routledge London, 2011
6 Iain Gale, Pierre Molinier, The forgotten Surrealist, The Independent, Thursday 4 November 1993
7 Victor Man, If mind were all there was, on the occasion of The Lazarus Protocol, Transmission gallery, 2011
8 Marlene Dumas, The World is Flat, On painting, De Rijksakademie, 1990
9 Citaat uit gesprek tussen Victor Man en Gianni Romano, Contemporary-magazines, http://www.contemporary-magazines.com/interview82.htm