Wat doet een kunstenaar als het einde nadert?
Dit artikel werd eerder al in 2018 gepubliceerd
In april 2018 verscheen het boek ‘Dagelijks werk. Een schrijversleven’ van Renate Dorrestein. Zoals ze had verwacht, bleek dit haar laatste boek te zijn wegens haar ongeneeslijke ziekte. Ze stierf op 4 mei 2018. Met de kennis van haar aanstaande overlijden koos Dorrestein ervoor om een literaire autobiografie te maken. Een nieuwe roman zou als een sluitstuk op haar oeuvre passen, maar Dorrestein besloot bewust om terug te blikken en een literair zelfportret te maken. Haar laatste werk is een mozaïek van alle teksten die ze terugvond toen ze begon met het opruimen van haar huis.
Het kiezen wat je laatste werk wordt, lijkt een onmogelijke keuze. Alsof dat laatste werk je hele leven moet samenvatten in een magistraal finalestuk. Kunst en de dood hebben sowieso een authentieke relatie met elkaar. Sommige kunstenaars krijgen na hun dood een bijna goddelijke status toebedeeld en anderen die tijdens hun leven het podium hebben gekend, worden na de laatste adem vergeten . Kun je als kunstenaar daadwerkelijk doorleven in je werk en heb je daar invloed op? Is kunst groter dan het leven zelf?
Één van de praktische zaken waar kunstenaars tegen aanlopen als zij gaan sterven is het monsterprobleem van de artistieke erfenis: hoe wil je dat je als kunstenaar herinnerd wordt? Zaken waar een gevierd kunstenaar tijdens het leven wellicht al mee bezig was, zoals de eigen positionering in de (kunst)geschiedenis, krijgen ineens extra gewicht als het einde nadert.
In het boek The Lure of the Biographical schrijft Sandra Kisters over Georgia O’Keeffe die, vroeg in haar carrière door haar partner en beroemd fotograaf Alfred Stieglitz, het imago van de eerste grote ‘vrouwelijk kunstenaar’ opgeplakt kreeg. O’Keeffe heeft de rest van haar leven getracht om dit imago om te vormen naar een typisch ‘Amerikaanse’ kunstenaar. Ze wilde in de (kunst)geschiedenis herinnerd worden om haar bijdrage aan het creëren van een typische Amerikaanse kunststroming, en niet enkel vanwege haar rol als succesvolle vrouw in de schilderswereld.
Naast het publiceren van een autobiografie is een manier om zelf de beeldvorming in de hand te houden als beeldend kunstenaar de zogeheten ‘Filter by destruction’ tactiek. Kunstenaars wordt vaak aangeraden om, als zij zich in een later stadium van het leven bevinden, al hun ‘slechte’ werk te vernietigen. Op deze manier houd je, enerzijds de mythe in stand dat je een genie bent die enkel succesvolle werken maakt, en zorg je er anderzijds voor dat je visie zo ‘puur’ mogelijk blijft. Alleen de werken waarvan je wilt dat de wereld ze herinnert na je dood, blijven over. Vaak hebben kustenaars echter niet hun gehele oeuvre in eigen bezit. Wat dan een oplossing kan zijn is een Catalogue Raisonné samenstellen en daar de werken waar je niet meer achterstaat eruit halen. De schilder Gerhard Richter heeft op die manier zijn oeuvre ‘gezuiverd’.
Toch blijven de doeken die niet in Richters Catalogue Raisonné staan voor veel mensen net zo interessant en zou de kunstwereld het verschrikkelijk vinden als Picasso vlak voor zijn dood even al zijn ‘slechte’ werk had verbrand. Als kunstenaars helemaal geen voorzorgsmaatregelen nemen dan kan dat echter ook tot veel problemen leiden. Nabestaanden van beroemde kunstenaars worden soms ineens opgezadeld met chaotische collecties en bomvolle ateliers.
Bij kunstenaars die bij leven al beroemd waren en die, verwacht of onverwacht, overlijden gaat het dan ook vaak mis. Ineens probeert iedereen een stukje van hem of haar toe te eigenen. Over Picasso’s nalatenschap zijn jarenlang rechtszaken gevoerd en onlangs nog werd zijn voormalige tuinman verplicht om de Picasso’s in zijn bezit aan de erfgenamen te geven. Dat is echter nog altijd beter dan het lot van Salvador Dali. De surrealistische schilder werd, bijna dertig jaar na zijn overlijden, uit zijn graftombe gehaald zodat DNA afgenomen kon worden. Een Spaanse vrouw, de dochter van zijn werkster, claimde een kind te zijn van Dali en zou daarmee zijn enige erfgenaam zijn. De rechter besloot dat er niets anders opzat dan de rust van de schilder te verstoren en hem op te graven. De DNA-test bleek echter geen match, wel kwam men erachter dat de iconische snor van Dali nog steeds intact is. Dali had het zelf niet surrealistischer kunnen verzinnen.
Ook in eigen land is genoeg tumult rondom het nalatenschap van beroemde kunstenaars. Zo is er een hele tijd ruzie gemaakt over de erfenis van Anton Heyboer en het conflict rondom de nalatenschap van Bas Jan Ader, tussen het Museum Boijmans Van Beuningen en de weduwe van Ader, sleept al jarenlang voort.
Het kan dan ook een verademing zijn als kunstenaars het heft stevig in eigen handen nemen en tijdens hun leven al bezig zijn met hun nalatenschap. Een mooi voorbeeld is Donald Jud. Deze kunstenaar, bekend van de Minimal Art, overleed in 1994 maar richtte in 1977 reeds de Judd Foundation op ter ‘bescherming van zijn werk’. Deze stichting beheert de gebouwen en collecties die hij bij het leven ontwierp om zijn werk na zijn dood in stand te houden. Het eerste project dat Judd hiervoor realiseerde was de inrichting van zijn eigen appartement bij 101 Spring Street in New York, waarin zowel zijn eigen sculpturen als werk van anderen geplaatst is. Judd vond dat de specifieke ruimte rondom een sculptuur onderdeel is van het kunstwerk. Daarom maakte hij van het hele gebouw een permanente installatie met duidelijke instructies dat er zo min mogelijk veranderd mag worden, ook niet na zijn dood. De Judd Foundation beheert 101 Spring street en de andere permanente installaties van Judd waardoor zijn visie in stand blijft.
Een ander goed voorbeeld is de aanpak van Thomas Schütte. De beeldhouwer van inmiddels 67 heeft een groot oeuvre aan sculpturen opgebouwd en richtte in 2016 zijn eigen museum op om zijn kinderen in de toekomst zoveel mogelijk regelwerk en verzekeringskosten te besparen.
Niet iedereen heeft echter de ambitie om zichzelf te vereeuwigen. Het heeft ook iets arrogants om tijdens je leven al veel bezig te zijn met het voortbestaan van je werk na de dood. Een nuchtere aanpak is daarom verfrissend. Neem bijvoorbeeld fotograaf Willem Poelstra. Net als Renate Dorrestein was hij ongeneeslijk ziek en overleed in oktober 2018. Net als Dorrestein werkte hij wel zo lang mogelijk door als fotograaf, maar hij maakte geen laatste ‘magnum opus’. In tegenstelling tot Schütte en Judd hoeft hij niets na te laten. Toen Poelstra in de radio-uitzending van Kunst is Lang gevraagd werd of hij zijn werk niet wilde vereeuwigen, antwoorde hij: “Dat is misschien voor de groten der aarde interessant”.
Renate Dorrestein deelt de nuchterheid van Poelstra. In een interview met de NRC zei ze: “lezers kunnen heel goed zonder mij” en “Er komen heus nieuwe auteurs die spannende dingen te bieden hebben.”. Kunstenaar Gijs Frieling benadrukt in een interview met Mister Motley uit 2017 deze vergankelijkheid van kunst. Frieling zegt dat kunst overdracht is, een ervaring die gedeeld wordt tussen kunstenaar en publiek die per definitie tijdelijk van aard is. Dit weerlegt het idee dat het voor een kunstenaar het hoogst haalbare is om tot in de eeuwigheid herinnerd te worden. Het gaat juist om wat je nu maakt en teweegbrengt bij het publiek. Uiteindelijk maak je kunst niet voor het museum, maar voor het leven zelf.
En als je simpelweg niet wilt dat je kunst je overleeft, dan is er ook nog zoiets als het recht om vergeten te worden. Vernietig alles wat je ooit gemaakt hebt en alle referenties daarnaar. Misschien is dit wel de enige manier om volledig te controleren wat er met je nalatenschap gebeurt. Hoewel deze wens niet altijd door omgevingen worden gehoord. Neem bijvoorbeeld het verhaal van de schrijver Franz Kafka. Uit onzekerheid over zijn eigen kunnen uitte Kafka de laatste wens dat al zijn manuscripten verbrand moesten worden. Zijn vriend Max Brod negeerde deze opdracht, wat er uiteindelijk mede voor heeft gezorgd dat Kafka nu gezien wordt als een van de belangrijkste auteurs van de twintigste eeuw.
Bewijst Kafka’s geschiedenis dat het leven kort is en de kunst lang? Of is de nuchterheid van Renate Dorrestein en Willem Poelstra meer op zijn plaats? Laten we in ieder geval stellen dat wij als publiek de taak hebben om de kunst en de kunstenaars die zich nu om ons heen bevinden, alvast te eren en daar niet te lang mee te wachten.