Wat conflict doet met de mens – een bezoek aan het Van Abbemuseum
Het Van Abbemuseum te Eindhoven probeert met onder andere de tentoonstelling: Ooggetuigen van strijd. Goya, Beuys, Dumas vragen op te werpen omtrent vrijheid en conflict.
Drie eeuwen, veertien kunstenaars en zes zalen. Met elke stap neemt de bezoeker een kijkje in een nieuwe eeuw. Een eeuw vol misstanden, botsingen, oorlogen, traumatische ervaringen en maatschappijkritiek. De sprongen door de tijd worden gevuld met verscheidende kunstenaars en elk kunstwerk representeert een eigen verhaal over een door de kunstenaar meegemaakte strijd. Wat doet conflict met de mens? Wat gebeurt er als onze vrijheid ons wordt ontnomen? Het Van Abbemuseum te Eindhoven probeert met onder andere de tentoonstelling: Ooggetuigen van strijd. Goya, Beuys, Dumas deze vragen op te werpen.
Zo neemt de tentoonstelling je mee op reis langs drie eeuwen kunstgeschiedenis. Allereerst, de etsen van Francisco José de Goya y Lucientes en William Hogarth. In de twee open ruimtes wordt de bezoeker omringd door tientallen etsen. De werken van Goya en Hogarth zijn klein en ik onderdruk de neiging om mijn neus tegen het glas te duwen om de details te kunnen zien. Op de etsen zijn vogels te zien die mensen als voedsel gebruiken, vastgebonden personen, gekke wezens, mishandeling en hongersnood: een overspoeling van inktzwarte duisternis die je nooit hoopt tegen te komen.
De Spaanse kunstenaar Goya (1746-1828) leed aan het einde van zijn leven aan een ziekte waardoor hij geen gehoor meer over had, stokdoof. Zijn ernstige slechthorendheid duwde hem in een sociaal isolement. Afgesloten van zijn omgeving begon hij op afstand mensen te bestuderen, hierdoor kwam hij op kritische en spotachtige observaties. De stijl die Goya ontwikkelde, nu goed te vergelijken met karikatuur, was opvallend voor die tijd en werd weinig gewaardeerd. Hij zette zich af tegen de onderdanigheid van het volk, de kerk en adel. Zijn stijl was satirisch en fantasievol waarmee hij een protest toonde tegen de maatschappelijke toestanden uit zijn tijd. Hij presenteert geen spectaculaire veldslagen, geen verheerlijking van de oorlog, maar toont levenloze lichamen, huilende kinderen en verminkte mensen.
In zijn serie: Los Caprichos (1799) spot hij met de sociale groeperingen, bijgeloof en onwetendheid van zijn tijd. Uitvergroot op de muur in de eerste ruimte sta je oog in oog met de ets: El sueño de la razón produce monstruos (The Dream of Reason Produces Monsters). De persoon zit met zijn hoofd in zijn armen verscholen en verbeeldt Goya zelf. Hij lijkt te slapen of er totaal geen zin meer in te hebben. In combinatie met de titel (De droom van de rede brengt monsters voort) neem ik aan dat hij slaapt. De ruimte brengt hem in een soort isolement, turend naar de afbeelding, tuur je een tijdje in een duisternis. Met uilen, vleermuizen en katten als nachtdieren die onheil meebrengen. En met de vleermuis als symbool voor onwetendheid, wordt hij aangevallen. Een protest tegen dwaasheid, bijgeloof en alle ideologieën die het volk vastpinnen. De rede valt in slaap en geeft zo alle duivelse gedachtes een kans.
Een protest tegen dwaasheid, bijgeloof en alle ideologieën die het volk vastpinnen. De rede valt in slaap en geeft zo alle duivelse gedachtes een kans.
Hoewel de etsen van de twee kunstenaars op elkaar lijken en samen in dezelfde ruimtes hangen, is het onderscheid duidelijk. William Hogharth zijn etsen ogen drukker met meer details op de achtergrond en waarheidsgetrouwe voorstellingen. Hogharth (1697-1764) wordt gezien als de vader van de grafische satire, een kunstvorm waarbij op een humoristische manier wordt omgegaan met maatschappijkritiek, een verhaal waarin spot wordt gedreven. Ook van hem is een ets levensgroot afgebeeld op een van de muren in de tweede zaal waardoor de toeschouwer zich ook even waant in de Londense straat zoals op de ets, Gin Lane (1751). Te zien is een vrouw, dronken, laat haar kind vallen en zit onder de zweerplekken. Het is er een chaos, mensen ogen ziek, moe en dronken. De straat is het toppunt van armoede en puinhoop. En het lijkt vooral de drank die de overhand neemt. De verdovende werking die gin met zich meebrengt om de bittere realiteit te vergeten wordt door Hogarth duister zichtbaar gemaakt.
Zet een stap in de vierde zaal en je zet een stap in een andere eeuw, 1971. De zaal, of beter gezegd kamer, geeft net als in de andere ruimtes een kille, koude gespannen sfeer. Alleen is die in deze kamer nog voelbaarder, je staat er namelijk middenin. Joseph Beuys werd geboren in Kleef en werd tijdens de Tweede Wereldoorlog in 1941 ingedeeld bij de Luftwaffe. In de zaal is werk te zien dat voortkomt uit Beuys zijn levensverhaal, of beter gezegd zijn levensmythe: drie jaar na zijn invoering bij de Luftwaffe werd zijn toestel uit de lucht geschoten waarna hij halfbevroren en halfdood werd gevonden. Om hem in leven te houden zou zijn lichaam ingesmeerd zijn met dierlijk vet door Tataren en in een vilten deken zijn gerold. De reden voor Beuys om jaren later werk te maken met materialen als vilt en dierlijk vet. Of de traumatische ervaring daadwerkelijk heeft plaatsgevonden doet er niet toe, de kunst is immers de plek waar feit en fictie altijd door elkaar kunnen lopen.
Of de traumatische ervaring daadwerkelijk heeft plaatsgevonden doet er niet toe, de kunst is immers de plek waar feit en fictie altijd door elkaar kunnen lopen.
Kijkend naar de meubels in de installatie kom je met krijt geschreven woorden tegen op de kast, op het bed, op de transportkist en op de spiegel. Duitse, Heltische en Raeto-Romaanse woorden: vadrec(t), felsen, walun, sciora, cime, denken. De titel Voglie vedere i miei montagne, ofwel Ik wil mijn bergen zien, is een uitspraak van de Italiaanse schilder, Giovanni Segantini (1858-1899) op zijn sterfbed. Hij vroeg of hij nog één keer het Alpenlandschap kon zien. De kamer als een berglandschap. De titel staat in contrast met dat wat er wordt getoond. Denk aan bergen en ik denk aan beelden van prachtige idyllische landschappen, maar hier is enkel een kille kamer te aanschouwen. Beuys zag de bergen als een bevrijding. Met deze kamer als berglandschap lijkt hij zich wel te willen bevrijden van vroeger. De meubels staan in een halve cirkel op koperen platen, met in het midden een laaghangende lamp. Naast de meubels wordt de kamer gevuld met een geweer, een foto van een vogel en een foto van Beuys zelf. Als je goed kijkt, is er onder de lamp vilt te bekennen.
Na de grijze en koele ruimtes tonen de volgende zalen meer kleur, alsof je weer even mag ademen. Ondanks de uitbundige kleuren wordt de bezoeker ook hier overspoelt met een reeks conflicten, maar wellicht op een minder directe manier. De patchworks van Erzen Shkololli uit 1998 (doen me denken aan Matisse) zijn gemaakt tijdens de invasie van Kosovo, verschuild onder de tafels tijdens deze oorlog, moest hij iets doen met zijn tijd. Te zien zijn doeken hangend aan de muur. Er zijn figuren op genaaid in verschillende kleuren: bloemen, vierkanten en figureren met hun armen omhoog. De gekleurde lijnen ogen in eerste instantie vrolijk en de stokfiguren doen me denken aan de tekeningen van mijn kleine nichtje. Maar al snel springen ook de doodskisten en begraafplaatsen in het oog op de doeken. De kinderlijke stijl wordt ingezet om zware onderwerpen als de dood en oorlog te vertalen.
De werken van Marlene Dumas trekken in de laatste zaal veel aandacht. Het zelfportret ‘Het kwaad is banaal’ gaat over kijken en bekeken worden. De titel verwijst naar het boek Eichmann in Jeruzalem: de banaliteit van het kwaad (1963) van de filosoof Hannah Arendt. Dumas roept de vraag op in hoeverre vooroordelen en collectieve voorgeschiedenis een rol spelen als je naar een portret staat te kijken. De Zuid-Afrikaanse Dumas zegt zelf dat hoe onschuldig je leven als witte burger in Zuid-Afrika ook is, je toch automatisch tot de onderdrukkers zal behoren. Dat is de geschiedenis die dit land met zich meedraagt. Wat kun je afleiden van iemands uitstraling en uiterlijk? Hoe kan je aan een gewone man of vrouw zien dat hij wellicht in staat is tot verschrikkelijke taferelen? Kijkend naar het portret zie ik een vrouw waarvan ik niet weet of ze het slachtoffer of de dader is.
Wat kun je afleiden van iemands uitstraling en uiterlijk? Hoe kan je aan een gewone man of vrouw zien dat hij wellicht in staat is tot verschrikkelijke taferelen?
Na de laatste zaal ben ik onder andere door de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog, Tweede wereldoorlog, de invasie in Kosovo, het Palestijnse conflict, land terugeisingen en de apartheid in Zuid-Afrika gewandeld. Vanzelfsprekend maken de gruwelheden van al deze conflicten veel indruk. Maar toch blijft het moeilijk om je er echt mee te identificeren, het lijkt een wereld ver weg te zijn. En hoewel we al 75 jaar in Nederland op 4 en 5 mei stilstaan bij onze vrijheid wordt het door eenieder toch moeilijk gevonden te beschrijven wat die vrijheid specifiek betekent. De tentoonstelling Ooggetuigen van strijd. Goya, Beuys, Dumas geeft een mogelijke definitie door werelden te tonen waarin vrijheid alles behalve vanzelfsprekend is.
De tentoonstelling Ooggetuigen van strijd. Goya, Beuys, Dumas is nog tot 6 oktober te zien in het Van Abbemuseum (Bilderdijklaan 10 te Eindhoven). Met werk van Francisco José de Goya y Lucientes, Williiam Hogarth, Constant, Asger Jorn, Joseph Beuys, Marlene Dumas, Michal Heiman, Chto Delat, Erzen Shkololli, Anna Boghiguian, Patricia Kaersenhout, Brook Andrew, Gülsun Karamustafa, Erwin Thomasse en Mohammad Tamim Sahebzada.