Wandelaar boven de nevel: het eiland in de oersoep
Over de brede, verlaten gang van het gebouw galmt warrige jazzmuziek. Hoe dichter ik bij het ateliernummer kom dat op het briefje in mijn hand staat gekrabbeld, hoe meer ik begin te vermoeden dat mijn bestemming de bron van de muziek is. Net op het moment dat de jazz in absolute chaos culmineert en de instrumenten verwikkeld lijken in een slag om het voeren van de boventoon, kijk ik voorzichtig om het hoekje bij wat het juiste atelier moet zijn.
Ik moet de neiging onderdrukken om achteruit te deinzen. De hoeveelheid aan prikkels die zich nu ook via mijn blikveld aan me opdringt, is overweldigend: met wijd opengesperde ogen staar ik een volledig volgepropt halletje in, dat een doorkijkje biedt op een grotere, hogere ruimte waarin eveneens overal spullen staan, liggen en hangen. Via mijn trillende neusvleugels dringt zich een roestige, enigszins muffe geur binnen.
Aarzelend schuifel ik het tussenhalletje door, het atelier in, op mijn hoede de planken en het schroot op de vloer te ontwijken en niks om te stoten. Het kleurenpalet lijkt voornamelijk uit bruintinten te bestaan. Ik wordt omringd door roestige buizen, half afgemaakte sculpturen en aan kettingen hangende karkassen van koeien en andere dieren. Ik zie muizen, verschillende vogels, de kop en romp van een jong wild zwijn. Bij het raam staan aquariumbakken opgestapeld, gevuld met groenig water waarin plantjes en andere onduidelijke kweeksels drijven. De chaotische jazz dekt de lading.
‘Hallo? Izaak?’ probeer ik piepend boven de instrumenten uit te komen. Iemand draait aan de volumeknop, en na wat gestommel in het halletje verschijnt een man met een pet op het hoofd in de deuropening. Hij draagt een rafelig vest en afgetrapte schoenen, en reikt me ietwat schuchter de hand om zich voor te stellen: kunstenaar Izaak Zwartjes. De spelonk waarin we ons bevinden is zijn territorium. Izaak vraagt of ik iets wil drinken, en even later strijken we met een kop koffie en een blikje bier in de hand neer op twee uit staaldraad gevlochten stoelen in het midden van deze jungle. Ik ben hier, in Zwartjes’ atelier in Leiden, om de kunstenaar te spreken over zijn opmerkelijke tocht naar Ameland in de nazomerdagen van 2013.
We zitten nog geen vijf minuten, als Izaak alweer van zijn stoel opspringt. Hij zwaait de grote deuren naar de binnenplaats open om me het voertuig te laten zien dat hij voor een eerdere tocht bouwde: een ‘pelgrimage’ naar Venray, waar hij na aankomst een kathedraal liet verrijzen bestaande uit restafval. Hij lijkt bijna opgelucht de buitenlucht te proeven en ik vermoed dat hij iedere gelegenheid aangrijpt om niet binnen te hoeven zitten; Izaak is een echt buitenmens, dat heb ik meteen wel in de gaten.
Zodra we over de drempel stappen valt mijn oog meteen op de imposante boomhut die in het midden van de binnenplaats torent. ‘Die hebben we samen gebouwd,’ zegt Izaak, mijn blik volgend. Hij gebaart naar zijn buurman die een eindje verderop aan de picknicktafel een biertje zit te drinken. ‘Maar hier gaat het om –’ Izaak heeft zich alweer omgedraaid en loopt in de richting van een roestige bakfiets die op de tegels staat geparkeerd. De fiets is voorzien van een motor die de kunstenaar er zelf op heeft gemonteerd. ‘Hij deed het goed, maar maakte nogal veel herrie. De tractor die ik bouwde voor mijn tocht naar Ameland was wat dat betreft beter gelukt.’ Maar die kan hij me nu helaas niet laten zien, omdat de wagen op het moment wordt tentoongesteld in een expositie over Utopia.
Terug op onze stoelen, maak ik algauw uit zijn verhaal op dat zijn tocht naar Ameland allesbehalve een luchtig reisje was; niets in de categorie ‘even lekker uitwaaien’ waarvoor de meeste mensen het Waddeneiland bezoeken. Zelf heeft Izaak het over ‘een pelgrimage, een soort zoektocht naar de essentie’, een soort spirituele zoektocht naar het diepste wezen van zijn bestaan. ‘Ik wilde terug naar het dier in mezelf, naar een soort oerinstinct. Door alle regels en wetten die het leven in de maatschappij ons oplegt, zijn we namelijk van onze intuïtie vervreemd geraakt,’ legt hij uit. Ratio en intellect vormen volgens de kunstenaar de grootste blokkades voor intuïtie en creativiteit. Hij gebruikt een voorbeeld om het probleem te illustreren: ‘Kijk naar landen waarin veel minder verkeerregels zijn dan wij hebben in Nederland. Het verkeer verloopt daar veel chaotischer, maar er gebeuren relatief minder ongelukken dan hier. Door de afwezigheid van duidelijke regels is men gedwongen om beter op elkaar te letten, iets dat wij -krom genoeg- door een overmaat aan regels verleerd zijn geraakt.
Tijdens Zwartjes’ verhaal moet ik denken aan wat de romantische filosoof Jean-Jacques Rousseau beweerde over het bestaan van een onbedorven wilde, le bon sauvage, die alleen nog in afgelegen streken gevonden zou kunnen worden; een idee dat veel van zijn tijdgenoten – waaronder veel kunstenaars – vol van hoop en verwachting naar Tahiti deed vertrekken. Volgens Rousseau was de moderne westerse mens door de verziekte normen van het sociale verkeer in de maatschappij van zichzelf vervreemd geraakt, en stond hij niet meer in contact met zijn gevoelens en verlangens.
Eigenlijk betoogt Zwartjes min of meer hetzelfde, alleen vindt hij de oplossing dichter bij huis. Zijn tocht naar Ameland was een poging om zichzelf te louteren van al het door de maatschappij aangeleerd gedrag, en weer in het reine te komen met zichzelf en het universum: ‘Het was een soort ontgifting van de corrupte maatschappij en tevens een breken met de destructieve krachten in mezelf. Door volledig te zijn teruggeworpen op de natuur en op mijn eigen zintuigen te vertrouwen, ervoer ik dat ik weer in harmonie kwam met het universum. Alsof er een luikje naar het universum werd opengezet en de energie die ik uitstootte ook weer teruggevloeid kwam.’
Af en toe heb ik moeite de kunstenaar helemaal te volgen, want zijn ideeën zijn diep geworteld in gecompliceerde theorieën over evolutie en filosofie. Maar de sfeer van het atelier waarin we zitten, met haar muizengrotten en als slingers opgehangen kettingen waaraan koeienkoppen bungelen, geven me het gevoel dat ik ongeveer begrijp wat de kunstenaar bedoelt te zeggen. Ik zie voor me hoe Izaak in zijn zelfgemaakte tent op het strand een boek leest, terwijl de wind om de tent raast en de doeken vervaarlijk doet klapperen. Het is donker en de kunstenaar gebruikt een zaklamp om de letters te kunnen lezen. Hij ligt languit op zijn buik en af en toe kijkt hij op om door de tentopening de oneindige, ondoorgrondelijke diepte in te staren.
Rousseau beschreef in zijn Overpeinzingen van een eenzame wandelaar hoe zijn tijd van afzondering op een klein eiland hem tot zichzelf deed komen en de kracht van zijn verbeelding aanwakkerde. ‘[Ik kan] niet geloven dat ik de enige ben met een dergelijke ingeboren neiging, ofschoon ik deze tot nu toe bij niemand anders heb aangetroffen,’ schreef hij. Net als Rousseau is ook Zwartjes verbaasd dat niet veel meer mensen het soort tocht ondernemen als zijn reis naar het Waddeneiland: ‘Naar mijn mening is dit veel natuurlijker dan deel nemen aan het leven in de overgereguleerde maatschappij. Mijn tocht was daaruit de ultieme ontsnapping, vooral omdat ik me tussen de mazen van de wet door bewoog.’ Hij legt uit dat, hoewel hij zijn tocht aflegde op een voertuig zonder vergunning, niemand hem onderweg aanhield. ‘Waarschijnlijk omdat ze niet wisten onder welke wet mijn kar zou vallen,’ zegt hij met een brede grijns. Bovendien bivakkeerde hij drie nachten achter elkaar op het strand – in een zelfgemaakte tent van met mest doordrenkte doeken– terwijl wild kamperen op Ameland verboden is. ‘Het was echt een verademing om me zo buiten de wet om te bewegen.’
En door helemaal alleen te zijn met zichzelf en de natuur zag hij de dingen ineens glashelder. Door alleen naar zijn eigen instinct te luisteren, kon hij weer helemaal bij nul beginnen, opnieuw geboren worden als het ware. Een soort spirituele wedergeboorte uit de oersoep van Ameland.
‘Daar, op de Kop van Ameland, ervoer ik het mythische landschap. De ongereptheid van de natuur, de wilde, kolkende zee… Droom en werkelijkheid gingen door elkaar lopen in een soort mythische realiteit. Er ontstond als het ware een soort vloeibare werkelijkheid, een oersoep, waarbinnen je creator bent van je eigen omstandigheden. Het landschap en de zee werden een kneedbare massa, de werkelijkheid een te boetseren sculptuur.’
Zie ook: de film over Zwartjes’ pelgrimage door Nest, ruimte voor hedendaagse beeldende kunst in Den Haag.