Wandelaar boven de nevel: Als nomade door Amsterdam
Paklijst:
• thermo-ondergoed
• mobiele waterdichte ruimte
• bed (van de grond af)
• stoof/potkachel
• geiten (minimaal twee)
• waterdicht geitenhok
• stro
• geitenvoer: hooi, schoon water, geitenbrokken, gras, al je gft-afval
• een pin met touw / hekken om de dieren in te perken (‘tenzij je geitenfluisteraar bent’)
• paar emmers
• hakbijl
• scherp mes
• wok
• waterdichte regenlaarzen
• voldoende warme kleding
• droog hout
• overlevingsinstinct
• aardige mensen
• omkoopsnoepjes
Even was ik bang haar niet te kunnen vinden, maar door de rooksignalen te volgen weet ik feilloos waar ik moet zijn. Achter café Noorderlicht op het NDSM-eiland in Amsterdam-Noord zie ik witte rookpluimen opstijgen. Als ik mijn hoofd om het hoekje van Loes Glandorff’s tijdelijke onderkomen steek – een overdekte ‘bedmobiel’ met aangebouwde luifel – is ze druk bezig het vuur aan te maken voor de lunch. Ze geeft me een gehaaste hand, terwijl de kachel naast ons staat te roken van jewelste. Of ik zelf even een stoel uit het weitje wil halen, want dan kan zij het hout nog even hakken. Ik klauter wat onhandig over het schrikdraad en strompel door het bosje, waarachter ik kennismaak met de twee geiten Vlekje en ‘Tenger’ – een verwijzing naar de Mongoolse woorden tsenger tenger die samen ‘blauwe hemel’ betekenen, zal Loes me later vertellen. Maar boven ons is de lucht allesbehalve blauw; het is een donkere, druilerige dag in het midden van de herfst. Zo’n dag waarop je liever binnen zou blijven, opgekruld in een kuiltje van je bank met een stomende kop thee binnen handbereik.
Loes lijkt mijn gemoed aan te voelen en biedt me, als ik met een stoel onder mijn arm kom aangelopen, een kommetje thee met geitenmelk aan. We zitten samen onder de luifel waartegen de regen met zachte tikjes neerkomt; ik op de stoel, Loes op haar bed. Boven Loes’ hoofd vormen twee opstaande voormalige bedbodems samen een puntdak. Ik vraag me hardop af of ze het ’s nachts niet vreselijk koud heeft in haar bedmobiel. ‘Nee hoor,’ antwoord ze, en ze demonstreert enthousiast hoe de bodems overdekt zijn met twee lagen vilt; blijkbaar het geheim om de warmte te bewaren. Dan tovert ze van ergens onder het bed een kleurrijk blikje vandaan waarin gedroogde abrikozen, dadels en hopjes zitten. ‘Authentiek Mongools bestaat niet,’ verklaart ze terwijl ze me uitnodigend het open blik voorhoudt, ‘dus dan maar èchte Nederlandse hopjes.’
Met onze handen om de dampende kommetjes thee geklemd, babbelt Loes opgewekt weg over haar belevenissen van de afgelopen dagen. Ze vertelt hoe ze voor haar project gedurende een maand als nomade door Amsterdam-Noord zal trekken, haar kampement opslaand in achtertuinen en op ongebruikte stukken grond, grotendeels zelfvoorzienend en deels meeliftend op de luxe en gastvrijheid van andere mensen. Loes doet uit de doeken dat ze de know-how die hiervoor nodig is heeft opgedaan tijdens een reis naar Mongolië, waar ze drie maanden verbleef en een tijdje meedraaide op een nomadische geitenboerderij. Daar komt ook het het prachtige blauwe gewaad dat ze draagt vandaan: ‘Een traditionele deel’, leert ze me. ‘Het is heel lekker warm.’
Gelukkig brandt het vuur inmiddels goed. Ik krijg een paar schone thermo-sokken aangereikt van een stagiaire die plotseling ten tonele verschijnt: -‘Uit de aanbieding meegebracht’-, zodat mijn eigen, doorweekte sokken boven het vuur kunnen drogen. Stiekem had ik verwacht alleen maar heel natuurlijke, en zo basaal mogelijke spullen aan te treffen, maar dat blijkt niet helemaal terecht. Als er ìets is dat Loes in Mongolië geleerd heeft, dan is het wel om al het materiaal te gebruiken dat er voorhanden is. ‘Niet authentiek Mongools is eigenlijk juist heel kenmerkend voor de cultuur,’ vertelt ze. ‘Om te overleven gebruik je alles wat je kunt gebruiken.’Dus geen gedoe met een plukje stro en het tegen elkaar aanwrijven van stokjes om het vuur in de kachel te ontsteken, maar gewoon moderne aanmaakblokjes uit de supermarkt.
Maar toch betekent dat allemaal niet hetzelfde als ‘luxe’, of een leven met veel spullen. Integendeel: Loes noemt haar project zelfs ‘crisis-experiment’ en wil ermee laten zien hoe je een rijker leven kunt leiden met minder spullen. Terwijl ze met een plank op schoot de knolselderij, wortel en uien voor het eten snijdt, vertrouwt ze me toe wat de belangrijkste drijfveer is achter haar zwerfproject: ‘Nederland heeft een ontzettend risico-vermijdende samenleving. We bouwen zoveel mogelijk zekerheden in door het hebben van een maximum aan geld en spullen: een vaste baan, een huis en een goede verzekering. Daar is in zichzelf niets mis mee, maar het kan ook beperkend werken. Veel mensen zijn eigenlijk constant bang om hun spullen te verliezen en daarmee ook hun leven kwijt te raken, ze kunnen niet meer zonder al die ingebouwde zekerheden. Ik hoop te kunnen laten zien dat die angst onnodig is, dat je al die spullen helemaal niet nodig hebt om gelukkig te kunnen zijn.’
Ze vertelt wat een verademing het voor haar was om onzekerheid te leren accepteren: ‘Mongolië was voor mij een stoomcursus daarin. Nomaden leven bij de dag, doordat alles bepaald wordt door de dieren. Zolang zij blij zijn, ben jij blij; je verkast pas als dat voor de dieren nodig is. Daar komt bij dat iedereen gewend is alles met elkaar te delen, omdat er zo weinig spullen zijn. Eigenlijk heel gezellig.’
Loes vindt het zo gek nog niet om tijdens haar project een beetje te moeten leunen op andere mensen en vertelt dat er veel gastvrijheid blijkt te bestaan: ‘Zolang je maar zorgt dat de dingen een beetje in balans zijn en je af en toe ook wat terug doet. Ik heb echt al zulke leuke mensen ontmoet en bijzondere verhalen gehoord! Op mijn vorige standplaats, bij een architectenstel in de achtertuin, heb ik bijvoorbeeld een vrouw ontmoet die er bewust voor koos minder spullen te kopen en vrij sobertjes te leven, zodat ze maar drie maanden per jaar hoeft te werken en de rest van het jaar kan doen wat ze leuk vindt. Dat soort verhalen laten je nadenken over je prioriteiten in dit leven. Ik hoop mensen te kunnen laten zien dat je weerbaar bent tegen de consumptiecultuur als je je prioriteiten op een rijtje hebt en weet wat je echt belangrijk vindt.’
Goed nieuws voor wie ook een poosje wil detoxen van zijn of haar spullen en het voorbeeld van Loes wil volgen: er is maar heel weinig voor nodig. Zelfs geen vergunningen, zolang je bij mensen in de achtertuin kampeert – uiteraard wel met hun toestemming. Voor wie in Loes’ voetsporen wil treden hierboven een door Loes samengesteld lijstje met de schamele spullen die je wèl echt nodig hebt. En o ja – één waarschuwing: je moet er wel tegen kunnen om ‘een beetje’ naar geit te ruiken.
Het project van Loes Glandorff werd gecureerd door Rhizomatic, project space for artistic research. Lees meer over Loes’ ervaringen en belevenissen in haar ‘kleine nomadische atlas’: www.smallnomadicatlas.com.
Fotografie: Lauranne Staat