Voor westerse, geprivilegieerde mensen nauwelijks te bevatten – over Ingepalmd van Susanne Khalil Yusef
Maurits de Bruijn stuitte in Kunstinstituut Melly op een enorme bloempot waar reusachtige parels aan hingen. Ingepalmd (2022) van Susanne Khalil Yusef is een ode aan haar voorouders die parelvissers waren en in Jaffa woonden voordat ze werden verdreven. ‘Een volksverdrijving, een genocide, een Nakba, het lijken abstracte gegevens – voor westerse, geprivilegieerde mensen nauwelijks te bevatten – maar ze leiden tot concrete scheuren, echte pijn. Daar getuigen de sculpturen van Yusef van, ze geven gestalte aan het onvoorstelbare en het weggemoffelde.’
Een grote én groteske pot waar parelsnoeren aan hangen. Waar mitrailleurs op prijken. En gouden ballen. Blauw geglazuurd aardewerk. Kartelranden aan de bovenzijde. De pot staat op een pallet. Erin, een dode plant.
Althans, zo lijkt het. Op de tweede verdieping van Kunstinstituut Melly tref ik Ingepalmd (2022) aan van Susanne Khalil Yusef. Haar handtekening is eenvoudig te herkennen. Aardewerk, vrolijke kleuren, machinegeweren, ze behoren tot de gereedschapskist waar de Palestijnse kunstenaar uit put.
De Australische grasboom leeft nog, hoe droog en bruin die ook oogt. De Xanthorrhoea glauca kan bosbranden overleven en daar zelfs sterker van worden. De plant – een echte boom is het niet – heeft zich aangepast aan de Australische omstandigheden, waar het brandseizoen van december tot maart duurt. Of misschien moet ik duurde opschrijven aangezien de branden onder invloed van menselijk handelen alsmaar vaker voorkomen en meer schade aanrichten.
Een plant die sterker wordt door een bosbrand, het doet denken aan Shou-sugi-ban, de van oorsprong Japanse techniek waarbij hout aan de oppervlakte wordt gebrand zodat de verkoolde laag die zo ontstaat het hout kan beschermen tegen weersinvloeden. Ik denk ook aan mensen die trauma na (intergenerationeel) trauma hebben doorstaan en hoe zij als superhelden worden gezien, hoe hun leed wordt geromantiseerd. Ik denk natuurlijk aan de op vreemde wijze bewierookte Palestijnen die in Gaza het geweld van het Israëlische leger proberen te overleven, opgelegde hongersnood, de talloze zware bommen.
De voorouders van Susanne Khalil Yusef zijn van hun geboortegrond Palestina verdreven. Ze waren parelvissers, dat biografische gegeven verklaart de sierlijke snoeren die aan de bloempot hangen. De gouden ballen blijken sinaasappels te zijn en verwijzen naar Jaffa, de stad waar Susannes grootouders leefden voordat ze werden verdreven.
Inmiddels is Jaffa vergroeid geraakt met het nieuwe, koloniale Tel Aviv, beter gezegd dreigt het stadje overwoekerd te worden door de op een na dichtstbevolkte stad van Israël. Toen ik een aantal jaar geleden door Jaffa liep, trof me de kleinschaligheid, het authentieke karakter, de zandkleurige kiezelstenen, het zachte, échte. En vanaf het plein van Jaffa zie je de skyline van Tel Aviv, het blauwgroene glas, Amerikaanse wolkenkrabbers, perfect onderhouden gazons ingeklemd tussen strand en keurige vierbaansweg. Twee steden, één behoort tot de alleroudste steden ter wereld met een geschiedenis die te herleiden is tot aan de bronstijd, de ander ontstond in 1887 tijdens de eerste immigratiegolf van Russische Joden. De nieuwe stad verdrukt de oude, de nieuwe bewoners onderdrukken de oude bewoners. Die hele koloniale geschiedenis van Palestina die zo vaak onterecht complex genoemd wordt, lijkt zich precies daar samen te ballen.
Een volksverdrijving, een genocide, een Nakba, het lijken abstracte gegevens – voor westerse, geprivilegieerde mensen nauwelijks te bevatten – maar ze leiden tot concrete scheuren, echte pijn. Daar getuigen de sculpturen van Yusef van, ze geven gestalte aan het onvoorstelbare en het weggemoffelde. Hier sta ik, zegt de bloempot, je kunt letterlijk niet om me heen. Ik lijk misschien dood, zegt de grasboom, maar dat is schijn.