Voor Michiel – De onvindbare Arnhemse kunstenaar
Esmée Dros gaat op zoek naar de Arnhemse kunstenaars van wie ze in haar studententijd comics kocht.
In de podcast Woeste Meuk loopt Nico Dijkshoorn samen met Marcel van Roosmalen door zijn geboortestad Arnhem. Ze praten over de kenmerkende plekken van de stad en Arnhemse gewoontes. “We lopen richting het Spijkerkwartier, naar het Rauwe Arnhem, het Arnhem van de Arnhemmers. Zie je daar dat witte gebouw? Dat is jaren lang mijn stamcafé geweest, Café Vrijdag. Tevens ook de stamkroeg van veel verwarde types van de kunstacademie.”
Café Vrijdag is een begrip voor vele Arnhemmers. Het café huist zich op een hoek van een drukke straat. Vrijdag verwelkomt zijn stamgasten, variërend van wekelijkse tennisclubjes, doorgewinterde kroegtijgers, tot een paar verloren “verwarde types van de kunstacademie”. Bij die laatste groep hoorde ik de afgelopen vier jaar. Tijdens mijn studententijd heb ik ontelbare avonden versleten met mijn klasgenoten, die daar mijn vrienden werden. En werkbesprekingen veranderden in Vrijdag tot diep in de nacht buiten biertjes drinken.
Het café kent zijn vaste elementen die het decor vormen: Het tikkende stoplicht naast het terras, de man met de cowboyhoed, en de plantenbakken vol vrolijke bloemen zijn er niet weg te denken. De wispelturige maar belangrijke speler in dit tafereel heet Michiel. Veel meer dan zijn naam weet ik niet van hem. Het is een grote man van middelbare leeftijd, met rossig vet haar tot zijn schouders. Hij draagt altijd een donker trainingspak en heeft een pet op die zijn soms wat wazige blik verbergt.
Onvoorspelbaar duikt Michiel op met een nieuwe collectie van zijn werk en vraagt aan alle gasten op het terras of ze voor één euro een stripboekje willen kopen. De afgelopen vier jaar deed ik dat.
Onvoorspelbaar duikt Michiel op met een nieuwe collectie van zijn werk en vraagt aan alle gasten op het terras of ze voor één euro een stripboekje willen kopen.
De kleine stripjes zijn ongeveer tien bij tien centimeter, zwart-wit geprint en gebundeld door een nietje in het midden. De cover bestaat altijd uit de titel, de auteur: Michiel, en een kleine illustratie van het thema. Sommige boekjes zijn opzichzelfstaand, waarin andere onderdeel zijn van een reeks. Op de achterkant staat dan welke nummers er nog bij horen zoals: Kontamponijn, Koenijn, Lijkdekker, Hoipolloi, Vrouwenlijnen en Raar…
In de corona-editie Lijkdekker neemt Michiel de lezer dertig pagina’s mee een tent in. Op iedere pagina herhaalt zich een illustratie van een tentje met daarop een C+ afgebeeld, dat lijkt te verwijzen naar corona. Er speelt zich steeds een gesprek af tussen twee personen. Die zijn echter niet geïllustreerd, maar hij krabbelt gesprekswolkjes boven de tent. De eerste strip is:
2020:
Hee zeg, heb jij een biertje voor me
only Corona
Kutzooi
…Happens
Alle 30 stripjes zijn hetzelfde, maar vertellen een uniek verhaal. Dat laat zien dat de kunstenaar grip probeert te krijgen op de drastische veranderingen die corona met zich meebracht. Thema’s zoals handen wassen, in de elleboog kuchen en winkelmandjes schoonmaken komen voorbij in de gesprekjes boven de C+ tent. Het zijn grappige, grove, warrige gesprekken, die soms in drie verschillende talen worden gevoerd.
In het stripje ‘De Psycholoog’ geeft Michiel een intiem inkijk in een stroom van zijn gedachtes. Hij begint zijn verhaal met:
Ik weet niet waarom jullie me zo erg lopen te bitchen m’n hele leven al (heel zinloos)
Volledig onterecht en dat is nogal lastig
Ook al ben ik dus geen teleporter maar gelobotomiseerd tegen mijn zin in, lastpakken
En ik ben ook niet astronaut dus rot op, NASA en laat me met rust
Michiels werk houdt een spiegel voor waarin hij voor mij voelbaar maakt dat bij die groep “verwarde kunstacademie studenten” horen verbonden is met een gigantisch privilege.
Later schrijft hij dat hij af en toe ontvoerd wordt naar Wolfheze, dat waarschijnlijk verwijst naar het psychiatrisch ziekenhuis dat daar gevestigd is. Hij schrijft dat hij echt probeert uit de problemen te blijven en ik wil graag geloven dat het maken van zijn strips de manier is waarop hij dat probeert. Michiels werk houdt een spiegel voor waarin hij voor mij voelbaar maakt dat bij die groep “verwarde kunstacademie studenten” horen verbonden is met een gigantisch privilege. Dat discussiëren over de relevantie van wat er binnen de kunstsector gebeurt wat pretentieus is. En waarbij wij, jonge kunstenaars en ontwerpers het bewustzijn verliezen dat kunst een elitair medium is, dat alleen te begrijpen is voor hen die in de bubbel zitten.
Michiel doorbreekt dit patroon en laat zien dat hedendaagse kunst helemaal niet zo ver verwijderd hoeft te zijn van het (alledaagse) leven, maar juist een manier kan zijn om er grip op te krijgen.
In zijn strip Bieraluh illustreert Michiel twee poppetjes tegenover elkaar. Wederom herhaalt dezelfde illustratie zich, met verschillende scenario’s. Het doet wat denken aan een western, waarin een cowboy tegenover een meisje staat. De cowboy richt zijn geweer op haar. Tijdens deze setting worden de gesprekswolkjes gevuld met vragen over gender-identiteit.
…girl?
I am a lesbienne jongetje
Gnice & Girly…
?
Ghwhy Girl?
Hou is op met dat klappertjesding, boy
Oh…
Het is irritant jongetje
De manier waarop Michiel werk maakt, zijn gedachtes deelt en vormgeeft, reflecteert op de thema’s waar hij zich mee bezig houdt en kennelijk belangrijk voor hem zijn. Soms zijn de thema’s gekoppeld aan de actualiteit, soms zijn ze persoonlijk en soms begrijp ik er helemaal niks van.
De stripjes van Michiel kunnen het recreatieve biertje bij Café Vrijdag weer leiden naar kritische gesprekken tussen kunstacademie studenten. Want wie bepaalt nou wat kunst is en wie podium krijgt? Is kunsteducatie echt alleen wat er binnen de muren van een instituut gebeurt, of zijn de leermeesters ook te vinden in donkerblauwe trainingspakken die je op willekeurige avonden een stripje willen verkopen voor een euro?
Inmiddels ben ik afgestudeerd en woon ik niet meer in Arnhem. Ik wilde Michiel bedanken en betrekken bij dit artikel. Meerdere avonden trommelde ik vrienden op voor een biertje bij Vrijdag, maar Michiel bleef absent. Hem op een andere manier zoeken is erg ingewikkeld. Ik weet niet waar hij woont, en óf hij ergens woont. Dus schreef ik hem een brief, die ik achterliet bij het café waar ik hem leerde kennen:
Beste Michiel,
De afgelopen 4 jaar zat ik tijdens mijn studie ontelbare avonden bij Café Vrijdag. Ik studeerde aan ArtEZ, de kunstacademie. Tijdens deze jaren heb ik veel over kunst en ontwerp geleerd, en verschillende kunstenaars leren kennen. Tot vandaag de dag ben jij een van mijn favorieten. Alle keren dat ik contant geld bij me had, en je kwam je nieuwe boekjes verkopen, kocht ik er één of twee.
De afgelopen jaren heb ik een flinke verzameling opgebouwd van je comics. Ik schrijf zo nu en dan voor het online kunstmagazine Mister Motley. Ik vertelde daar over jou en je boekjes, en ze vroegen mij of ik er een artikel over wilde schrijven.
Ik hoop dat je dat goed vindt! Je mag me altijd mailen of bellen:
…
Wanneer het gepubliceerd is, zal ik een geprinte versie voor je achterlaten bij Café Vrijdag.
Ik hoop heel erg dat je het leuk vindt dat ik wat over je werk schrijf, en zal mijn best doen er een mooi stuk van te maken.
Hartelijke groet,
Esmée
Michiel is af en toe in de war en wispelturig, maar hij heeft duidelijk de regie wanneer hij zijn nieuwe werk laat zien aan zijn publiek. Op de momenten dat hij langskwam, deed hij me ondanks mijn studenteninkomen, voelen als een waardig kunstverzamelaar.