Versies van afgeleiden van het origineel
Vivian Mac Gillavry liet zich voor een serie werken door afval inspireren, dat uiteindelijk helemaal geen afval bleek te zijn.
Op weg naar mijn werk fietste ik langs een berg grofvuil. Tussen het afval stond een voorwerp dat mijn aandacht trok. Van een afstand leek het voorwerp te bestaan uit een rubber doek die om een staande lamp was gewikkeld, de bijzondere vormen staken af tegen de berg grofvuil. Omdat ik niet te laat wilde komen heb ik het niet uitgebreid bekeken maar besloot ik er een foto van te maken. Dit voorwerp is gedurende zes maanden van mijn derde studiejaar aan de Gerrit Rietveld Academie mijn bron van inspiratie geweest. Het gehele semester heb ik besteed aan een materiaalonderzoek aan de hand van deze foto, elk werk dat ik maakte was een afgeleide van dit object.
Op mijn telefoon heb ik een album met snapshots van grappige dingen die ik op straat tegenkom of vormen die ik opvallend vind. Vaak zitten daar foto’s tussen van voorwerpen die ik bestempel tot ‘accidental sculptures’: sculpturen of kunstwerken die in mijn ogen per ongeluk zijn gemaakt en nooit als kunstwerk zijn bedoeld. Ook in dit geval kwam de onbedoelde sculptuur dat ik bij het grofvuil zag staan in mijn foto-album terecht. Ik raakte gefascineerd door de vorm en heb de foto als uitgangspunt gebruikt en vertaald in verschillende media.
Na een paar maanden materiaalonderzoek had ik verschillende versies gemaakt. Gedurende het semester gaf ik mijzelf de ruimte te experimenteren met materialen en technieken die mij onbekend waren of niet goed beheerste, zolang deze maar een connectie hadden met het object. In sommige versies probeerde ik de gehele foto te kopiëren, bij andere versies vertaalde ik een close-up van het object of keek ik juist enkel naar de achtergrond van de foto. Vervolgens vertaalde ik dit naar materialen als keramiek, gips en glas, in schilderijen en tekeningen. Keramiek en gips waren nieuw voor mij maar beheersbaar omdat ik zelf kon experimenteren. Ik had daardoor invloed op de vormen die ik wilde maken met het materiaal. Zo kon ik voor gips kiezen om de grootte van het originele object vast te leggen, en me bij keramiek focussen op de rondingen. Glas was vooral moeilijk omdat ik de glasblazers van de Rietveld aanwijzingen moest geven over de vorm die zij moesten blazen. Daardoor had ik het gevoel minder in controle te zijn over mijn werk, ik moest het letterlijk even uit handen geven. De geblazen glas stukken voelen meer als een vertaling van het object door een tolk dan door mijzelf.
Mijn werkplek op de Rietveld vulde zich met verschillende versies van het oorspronkelijke object. Toen gebeurde er iets vreemds. Per toeval kwam ik er na een aantal maanden achter dat deze ‘per ongeluk’ gemaakte sculptuur niet per ongeluk was gemaakt maar het werk van een kunstenaar is. Een studiegenoot die bij Paleisstraat 107 (voormalig kunstgalerie Kunst in Serie) werkt, liep langs mijn werkplaats en herkende op één van mijn schilderijen de sculptuur dat al maandenlang mijn bron was.
Het originele werk heeft jarenlang in de winkel van het KIS gestaan en nu bleek iemand het bij het grofvuil te hebben gezet. Het werk is waarschijnlijk begin 2000gemaakt en is een designlamp genaamd Magere Hein. Oorspronkelijk hoorde er nog een kap op de lamp maar deze was jaren eerder al verloren gegaan. Magere Hein was waarschijnlijk onderdeel van een serie lampen maar meer kon mijn studiegenoot niet achterhalen. De kunstenaars van de huidige bezetting van de Paleisstraat hadden de intentie Magere Hein te restaureren en onderdeel te laten uitmaken van hun archief maar kwamen er te laat achter dat iemand de lamp bij het grofvuil had gezet. Mijn studiegenoot heeft voor mij geprobeerd te achterhalen wie de oorspronkelijke kunstenaar was maar dit is vooralsnog niet gelukt omdat de oude kunstenaars, die vroeger bij de Paleisstraat hun atelier hadden, inmiddels allemaal zijn vertrokken.
Dit veranderde alles. Ik bleek al maandenlang onbedoelde kopieën te maken van het werk van een ander. Het voelde nu alsof er nog iemand bij betrokken was. De werken die ik eerder maakte, waren nooit letterlijke kopieën van een origineel werk. Het is nooit mijn intentie geweest om ook een lamp te maken, om exact dezelfde vorm te creëren als het origineel of met dezelfde materialen te werken. Ik heb mijn eigen vertalingen gemaakt in vorm en materiaalkeuze maar desondanks voelde het alsof ik in mijn vertaling nu achtergrondinformatie miste. Waar ik eerst vanuit mijn eigen idee met deze vorm te werk ging, werd ik mij nu bewust van het feit dat de maker van Magere Hein andere ideeën heeft gehad over het object en de vorm. Het feit dat de maker Magere Hein wilde afbeelden in een lamp was ook niet het beeld dat ikzelf had toen ik de sculptuur zag staan bij het grofvuil. Ik zag er wel een soort mensfiguur in, maar ik zag het als een heel liefelijk vrouwelijk figuur. Wat ik vooral zag was de humor van het feit dat iemand zijn afval zo kunstig had weggegooid. Met de kennis van nu kan ik me inmiddels bijna niet meer voorstellen dat ik niet direct zag dat het om een daadwerkelijk kunstwerk ging.
De ontdekking van Magere Hein voorzag mijn project van een andere lading. Wat voor materiaalonderzoek is er bijvoorbeeld nog voorafgegaan aan het werk dat ik nu beschouw als het origineel? Ik had gemengde gevoelens nu ik wist dat ik mij zoveel uren heb gefocust op het werk van een ander. Het voelde dubbel omdat ik zo’n lange periode enkel werk heb gemaakt dat was gerelateerd aan deze vorm. Mijn werk was daarmee een serie geworden. Gek genoeg dus net zoals Magere Hein een onderdeel uit een serie is geweest. Door deze ontdekkingen voelde ik mij meer vervreemd raken van mijn eigen werk omdat het beginpunt niet meer van mij alleen was. Hoe maak je dan het object van een ander weer eigen?
Een van de manieren waarop ik het object heb vertaald is door het uitvoerig bestuderen van de vorm die ik zag op de foto. In een van mijn werken heb ik die vorm met fineliners in dunne streepjes en in verschillende lagen getekend. Hierbij werkte ik inmiddels grotendeels zonder de foto erbij te houden wat steeds gemakkelijker ging omdat ik de vorm van het object inmiddels uit mijn hoofd kende. In deze tekening zit zoveel uren werk dat ik heel vertrouwd was geraakt met de vorm en met de tekening maar nu was ik me ook bewust van het feit dat mijn overproductie een onbedoelde hommage aan een voor mij onbekende kunstenaar was geworden.
Ik had graag in contact willen komen met de kunstenaar, zou deze nog in leven zijn, want ook dat weet ik niet. Mijn studiegenoot heeft geprobeerd te achterhalen wie de maker is maar de toenmalige galeriehouder van KIS is onbereikbaar en zijn collega’s hebben helaas ook geen contacten meer met oud-medewerkers. Het spoor loopt hierdoor dood. Het is jammer dat het origineel is vernietigd en dat de maker daar misschien wel geen weet van heeft. Maar het feit dat ik zijn werk op allerlei manieren heb vertaald naar nieuw werk, voelt voor mij bijzonder. Zo lijkt het niet helemaal verloren te zijn gegaan. Ik kon zelfs de ironie ervan inzien dat tijdens mijn eindejaarsbeoordeling een van mijn sculpturen per ongeluk door een klasgenoot kapot is gemaakt.