Verdwalen op Unfair22 tussen de laagjes materie en humor
Afgelopen weekend vond de kunstbeurs Unfair plaats in Amsterdam. Puck Kroon ging kijken en licht enkele kunstenaars uit die haar opvielen.
De dag na de opening van Unfair22 is het relatief rustig op het terrein van de Westergasfabriek. Er komen wat kunstenaars binnen druppelen, moe maar voldaan na de eerste dag.
Unfair is een beurs waar ieder jaar door een wisselende commissie(1) kunstenaars worden geselecteerd die zij als toonaangevend zien voor dat moment. Het uitgangspunt van de beurs is een gelijkwaardige samenwerking tussen de organisatie en de deelnemende kunstenaars, waarbij niet de galerie maar de kunstenaar zelf leidend is. Dat geeft de kunstenaar een autonome positie ten opzichte van potentiële kopers is het idee. Voor deze zesde editie van Unfair waren meer dan veertig opkomende kunstenaars uitgenodigd om nieuw werk te presenteren in De Gashouder: een rond, monumentaal gebouw van 2500m2 op het terrein van de Westergasfabriek in Amsterdam.
“Find your way — get lost,” vertelt de bezoekersgids me. Op de achterzijde van de gids staat de plattegrond van de beurs met daarop termen als ‘Wasteland’, ‘Swamp lounge’ en allerlei diagonale en horizontale lijnen die de afbakening van de verschillende stands voorstellen. Het duizelt me, dus ik besluit eerst door het verlaten gebied om de stands heen te dwalen voordat ik de ingerichte ruimtes in het midden betreed.
Ik zie een dorre woestenij, doodlopende wegen, verborgen hoekjes, een bruisend stadslandschap en een moerassige ontmoetingsplaats. De designers van Fabulous Future wonnen de open call waarbij ontwerpers en architecten een interieurontwerp konden insturen voor de beurs. Het collectief heeft een flexibel en lichtgewicht systeem ontworpen waardoor de bezoeker zich door een doolhof van modulaire wanden beweegt. De materialiteit van de scheidingswanden verschilt: op sommige houten frames zijn semi-transparante doeken biologisch afbreekbaar textiel gespannen waar je de silhouetten van andere werken en bezoekers doorheen ziet. Andere wanden zijn ondoorzichtig wit om alle focus op het tentoongestelde werk dat voor je hangt te leggen.
Wanneer ik het ‘Wasteland’ verlaat en de cirkel van stands betreedt, besluit ik om links aan te houden, in de hoop alle werken te ontdekken en ondertussen niet te verdwalen. Of is het juist de bedoeling om te verdwalen? Na een aantal rondes – kriskras, met de klok mee en ertegenin, valt me op dat er veel werken zijn geëxposeerd die meerdere humoristische lagen hebben, zowel qua materialiteit als in inhoud. Vanuit die observatie maakte ik de volgende selectie van kunstwerken die allemaal en vleugje humor hebben en spelen met gelaagde oppervlaktes.
Een van de eerste stands waar ik blijf staan is ingericht door Vytautas Kumža. Deze fotograaf en beeldhouwer vervormt in zijn werk herkenbare objecten of plaatst gebruiksvoorwerpen in ondefinieerbare omgevingen. Zo ontstaan er door het combineren van niet-gerelateerde objecten nieuwe verhaallijnen en symbolische betekenissen die je eerder niet zag. Zo hangt er een foto van een goudkleurig hangslot doorboord met een boortje van een boormachine en zijn ook in het beschermglas van het frame verschillende gaten geboord. De kunstenaar verheft zo de bedrieglijke logica van de banaliteit van het dagelijks leven tot de status van rariteit, zonder gebruik te maken van digitale beeldmanipulatie: alles wat je ziet is met de hand vervaardigd. De foto’s hebben iets surrealistisch, terwijl de afzonderlijke elementen wel degelijk herkenbaar zijn voor de toeschouwer. Fragiliteit en ambiguïteit komen op humoristische wijze terug in de beelden van Kumža.
Schuin tegenover de stand van Kumža toont Myrte van der Molen haar onderzoek naar sociaal gedrag en omgangsvormen: hoe word je geacht je te gedragen ten opzichte van de ander? Aan welke ongeschreven omgangsvormen houd je je terwijl je eigenlijk een andere behoefte voelt? Een video-installatie bestaande uit drie beeldschermen en twee bankjes die zo uit het gestileerde interieur van de video’s zelf lijken te komen, geven een voorzet in hoe we ons in de toekomst zouden kunnen gedragen als we onze (geschreven en ongeschreven) gedragsregels aanpassen.
In een van de video’s proberen twee op elkaar lijkende mannen in elkaars kleding te kruipen, in een andere verhouden een man en een vrouw zich op allerlei mogelijke manieren tot elkaars aanwezigheid in een spierwit decor met enkel een grijs keukenblok als prop. De derde video toont twee mannen bij een grijze kapstok en een grijze deur terwijl ze in dubio lijken te zijn over het wel of niet aantrekken van een rode jas. Alle personages in deze abstracte white cubes zijn volledig in het rood gekleed. De ongeleide, onderzoekende lichaamstaal en de geabstraheerde context, zorgen ervoor dat ik me zeer bewust wordt van mijn houding en gedrag in de omgeving. Sta ik in iemands zicht? Waarom glimlach ik naar een onbekende als onze blikken kruisen – uit beleefdheid of uit een gevoel dat diep van binnen echt te willen?
Wanneer ik de hoek om loop zie ik een levensgrote theemok, gegoten in meer dan duizend kilo beton. Het monumentale werk Concrete Exchange manifesteert zich in twee delen: het eerste deel bestaat uit de reusachtige theekop met schotel en het tweede uit de massief gemaakte ruimte rondom de kop en schotel. Positief en negatief, vorm en restvorm. Zonder het een bestaat het ander niet en vice versa. De negatieve vorm hangt met een metalen constructie in de lucht en zelfs als ik op mijn tenen ga staan kan ik niet over de rand van het werk kijken. Via een blauwe trap is het werk alsnog van boven te zien.
De maker van deze sculpturen, Narges Mohammadi, noemt in een videoportret “de tussenruimte een rijke, eindeloze plek”. Zij kan het weten: onderweg geboren, ergens tussen Kabul en Teheran, tig keer verhuisd en altijd het gevoel tussen wal en schip te vallen. Wie heeft waar bestaansrecht? Mohammadi verkent in dit uiterst persoonlijke werk eigendom, alternatieve manieren van uitwisseling en de sociale impact van kunst. Door als betaling voor de restvorm van het theekopje te kiezen voor ‘tijdsinvestering’ in plaats van geld, creëert ze een vehikel om persoonlijke relaties op te bouwen. Tegelijkertijd wordt de positieve vorm (de theekop) geheel ter donatie aangeboden en vormt zo een symbolische tegenhanger van de exponentiële waardestijging van ‘fysieke ruimte’ in Randstedelijke gebieden, dat vaak gepaard gaat met gentrificatie. Het raakt me hoe het ruwe, gruizige beton het poëtische, haast tragische gebaar belichaamt.
Jaya Pelupessy is geïnteresseerd in hoe we communiceren door middel van beelden. We zijn gewend een camera in onze broekzak te hebben waarmee we ook kunnen bellen, maar welke invloed heeft fotografie op menselijk contact? Het eindeloos reproduceren en herhalen van hetzelfde beeld is de basis voor de wijze waarop Pelupessy dit onderzoekt. Door elementen van een beeld te kaderen regisseert hij de blik van de toeschouwer. Een van de werken in zijn stand is een gezeefdrukte, fotografische collage. Het bevat onder andere een gehandschoende hand die vloeistof uit een houder giet, de oever van een rivier, het punt waarop een waterval zich tussen de stenen door naar beneden stort en een abstracte afbeelding van aaneengeschakelde ruimtes en deuropeningen. Het wordt me niet duidelijk welke verbindingen de beelden met elkaar aan gaan, maar stroming en het verlangen tot verplaatsing komt overal terug.
Een verzameling kunstwerken die ook is ontstaan uit het verlangen naar verplaatsen, vind ik in de stand die is gevuld door Marjet Zwaans en kunstenaarscollectief Totomboti. De Totomboti leerde van hun voorouders de kunstvorm ‘Saramakan tembe’, waarbij de vormen die zichtbaar zijn in dier, boom, liaan, blad en bloem terugkomen in bewerkte stukken hout. Beeldend kunstenaar Zwaans vertrok vorig jaar voor een aantal maanden naar Pikin Slee, gelegen aan de Boven-Surinamerivier, en maakte in samenwerking met het kunstcollectief uiteenlopende objecten die je een schilderij, doek, foto, bank of houtsnijwerk zou kunnen noemen.
Het onderzoek van Zwaans richt zich net als het werk van Totomboti al langere tijd op systemen uit de natuur. Ze gebruikte eerder bijvoorbeeld korstmos als metafoor voor de verschuiving van ecologische economie. Een groot wandwerk op de beurs van Totomboti en Zwaans bestaat uit een foto van een boom met opengespleten stam met daarvoor een stuk loshangend, dun textiel waarop de groeven van de stam zijn geborduurd. Het beweegt wanneer ik erlangs loop, alsof het even de aanwezigheid van zichzelf wil benadrukken. Je zou er een metafoor in kunnen zien voor het terugbrengen van de natuur in het bruisende centrum van een grote stad.
Bas Oussoren ziet schoonheid in de dagelijkse dingen: hij maakt roggen van keramiek, toont een plak ham en een plak kaas, een naar boven wijzende vinger, een bombastisch kamerscherm zonder scherm en een kies met een gouden oppervlak. Op zowel serieuze als humoristische wijze hervormt hij zijn ‘vondsten’ tot objecten en installaties en zet zo het dagelijkse in de schijnwerpers. Hiermee wekt hij de indruk van een eigenzinnige belevingswereld met een geheel eigen logica en verhaallijn.
Het kamerscherm dat te zien is op de beurs bouwde Oussoren met hardhouten palen, het soort dat wordt gebruikt voor speeltoestellen, inclusief scharnieren. In theorie zou je gewoon door het scherm heen kunnen stappen als een poort, want er zit geen wand tussen de palen. Maar tot welke wereld zou deze poort toegang geven? De kunstenaar maakt geen duidelijk onderscheid tussen fantasie en realiteit in zijn werk en laat de toeschouwer ongedwongen zelf op ontdekkingstocht gaan. Je krijgt enkel de materiële overblijfselen te zien van een fictieve situatie die heeft plaatsgevonden in de rijke fantasiewereld van de kunstenaar. Wat is hieraan voorafgegaan? Een cruciaal moment vindt plaats wanneer je als toeschouwer het object als kunst omarmt: Oussoren stimuleert het vermogen om de dingen te herinterpreteren die zo vanzelfsprekend zijn dat we er niet eens naar omkijken, maar die zo prachtig zijn dat ze geen enkele transformatie behoeven.
Wanneer ik het Westerpark in loop, voel ik me verdwaalder dan ik me in De Gashouder voelde. Het navigeren en dwalen door de doolhofachtige scenografie was een verademing. We mogen onszelf best wat vaker toestaan te dwalen door een fictief landschap met een vleugje humor als sprankje hoop.
Unfair22 was van 14 tot en met 17 juli te zien in De Gashouder te Amsterdam. Meer informatie over de beurs, de kunstenaars en het volledige programma is te vinden op www.unfair.nl