Verbeelding kent geen tijd
Vol zenuwen en anticipatie toog Laure van den Hout naar Amsterdam-West om getuige te zijn van Can’t face another sad salad! van Simon Wald-Lasowski. Boven een pand aan de Hasebroekstraat zijn twee luiken turquoise geverfd, op gezette tijden wijken ze om een kalkoen de gelegenheid te geven naar buiten te komen, als een koekoeksklok. Een werk dat – letterlijk – om aandacht schreeuwt, een roep tegen de Disneyficatie van de hoofdstad.
Ik ben te vroeg dus ik loop nog een blokje om. Het regent maar mijn anticipatie maakt dat ik dat niet zo erg vind. Ben ik ooit eerder zenuwachtig geweest voor een kunstwerk? Ik kan het me niet herinneren.
Ruim op tijd neem ik mijn post in, schuin tegenover het pand aan de Hasebroekstraat 7. Het is 14:26 uur. Op straat is het rustig – met dank aan het weer – maar door elke voorbijganger die ik wél zie voel ik me betrapt. Nonchalant doe ik alsof ik wel vaker met mijn hoofd in mijn nek sta te wachten op een stoep.
14:27 uur. Ik spreek met mezelf af niet meer te kijken hoe laat het is omdat ik bang ben dat dan het juist tijd is. En ik het mis. Na een tijdje lijkt me dat er inmiddels drie minuten voorbij zijn gegaan. Ik word afgeleid door een buurtbewoner die vanaf een afstand haar garagedeur activeert. Het ding beweegt omhoog en niet veel later komt ze er in een Canta uitgereden. Ik kijk op mijn telefoon, er is nauwelijks een minuut voorbijgegaan. Het is juist wanneer je enorm op de tijd let dat deze je niet betrouwbaar overkomt. En dus wacht ik nog langer totdat ik uiteindelijk weer op mijn klok kijk en zie dat het moment waarop ik sta te wachten voorbij is. Inmiddels is het 14:31 uur. En er is niks gebeurd. Of, wat ik verwachtte dat ging gebeuren, gebeurde niet.
Weten dat je op het punt staat een kunstervaring te ondergaan, zet je zintuigen op scherp. Ooit was ik in Museum Serralves in Porto verheugd dat er een werk van Tino Sehgal deel uitmaakte van de tentoonstelling. Vanaf het moment dat ik het museum binnenging was het spannend, de werken van Sehgal zijn namelijk situaties en dus moeilijker te herkennen dan bijvoorbeeld een schilderij of een sculptuur. Een kassamedewerker die een zin voordraagt uit de krant, bijvoorbeeld. Een suppoost die begint te dansen en ‘This is so contemporary, contemporary, contemporary’ zingt terwijl collega’s bijvallen. Tijdens het kopen van mijn toegangskaartje keek ik vast gespannen naar de medewerker. Maar behalve de obligatoire gespreksonderdelen – het noemen van de prijs, vertellen waar de garderobe is en dat een tas van deze grootte niet mee mocht – viel er niks anders voor.
Omdat ik wist dat ik een kunstwerk van Sehgal kon verwachten, werden veel elementen ineens onderdeel van het potentiële kunstwerk. Een onverwachts geluid, een buitenissig geklede museumbezoeker die misschien toch geen museumbezoeker bleek te zijn, een lege zaal… Na de tentoonstelling helemaal te hebben doorlopen, had ik nog steeds geen werk van Sehgal ontwaard. Ik besloot de suppoost te vragen waar ik het kon vinden – iets dat ik eerder niet wilde doen omdat ik verrast wilde worden door het hoe en waar van het werk. Aangezien ik geen Portugees spreek, vond de conversatie plaats in het Engels.
De suppoost zei nog net niet ‘this is not a work by Tino Sehgal’ maar het scheelde niet veel. Hij zei zoiets als: ‘there is no work by Tino Seghal here’. Dat maakte mij zo achterdochtig dat ik begon te geloven dat hij het werk was. Dat klinkt gek, maar is niet zo vreemd als je bedenkt dat Sehgals kunstwerken doorgaans een gesprek zijn dat met je wordt aangeknoopt door een suppoost of een boodschap die je wordt medegedeeld door een andere museummedewerker. Zoals in This is critique waarin de vertolker ‘dit is ook een werk van Tino Sehgal en het heet This is critique’ zegt of This is new waarin je een krantenkop krijgt voorgeschoteld, bijvoorbeeld ‘Bouwers op de pijnbank’ gevolgd door ‘This is new, Tino Sehgal, 2003’. Toen ik tegen de suppoost zei dat ik dacht dat hij het werk was, begreep hij me niet. Toen ik vertelde waarom ik dat dacht, ontkende hij het nog steeds te zijn. Ik besloot hem te geloven omdat er ook geen verklaring kwam waarmee elk Sehgal-werk wordt afgesloten, namelijk de titel van het werk gevolgd door ‘Tino Sehgal’ en het jaartal waarin het gemaakt is, uitgesproken door de vertolker in kwestie.
Ik had me er al bij neergelegd dat het dan toch echt zo was dat het werk er (tijdelijk) niet was, tot een andere suppoost heel actief langs de werken in de tentoonstelling begon te lopen. Hij stond met zijn neus op de schilderijen of keek vanaf de zijkant langs het doek. Dit gebeurde allemaal zo dicht op de werken dat ik me niet anders kan voorstellen dan dat hij de grens van hoeveel afstand je tot het kunstwerk moet houden – soms gemarkeerd, soms niet – overtrad. Hij bleef dit doen. Elk werk werd nauwgezet bestudeerd, van alle kanten. Het leek een performance.
Ik volgde de suppoost, die dat niet raar scheen te vinden. Nu was mijn hoop gevestigd op hem. Maar ten langen leste declameerde ook hij geen titel en deed daarmee geen uitspraak een werk van Sehgal te zijn.
Ik had van een situatie een kunstwerk gemaakt, gebaseerd op de ervaringen van eerdere kunstwerken van deze maker. Het zien van kunst en het leren kennen van een oeuvre zijn dus een oefening in verbeeldingskracht. Door het zien van uiteenlopende kunstwerken krijg ik er steeds nieuwe referenties bij, waardoor bestaande situaties me doen denken aan kunstwerken: de wereld wordt er rijker van, veelkleuriger, betekenisvoller.
Hieraan moest ik terugdenken toen ik na tien minuten wachten uiteindelijk toch besloot op te stappen en de Hasebroekstraat weer uitliep. Wat had ik gezien en wat had ik niet gezien, en wat voor kunstervaring is dat eigenlijk? Ik vond het jammer dat ik niet had gezien wat ik dacht te gaan zien, maar had niet het gevoel dat ik met lege handen naar huis ging. Sterker nog, het had me nieuwe inzichten gegeven en ik had er niet eerder bij stilgestaan dat een kunstwerk ook niet op tijd kan komen.
Waarop ik had staan wachten is Can’t face another sad salad! van Simon Wald-Lasowski. De ironie is dat dit werk verwijst naar een koekoeksklok: Wald-Lakowski gebruikt het deel van het pand waarvan ik me voorstel dat er vroeger vracht naar binnen werd getakeld, helemaal bovenin. De opening is voorzien van turquoise luiken en tot en met eind januari 2023 gingen deze elk half uur open – om 18:00 uur voor het laatst – om een kalkoen de gelegenheid te geven naar buiten te komen. Met ingang van februari tot en met de langste dag van het jaar – 21 juni – is het werk nog elke zaterdag te zien. Can’t face another sad salad! maakt deel uit van het project Welcome Stranger dat sinds 2020 kunstenaars de opdracht geeft aan de gevel van hun eigen huis een werk te maken, op de grens tussen publiek en privé.
*
Een week later ga ik weer langs. Dit keer is het kunstwerk wel op tijd – of eigenlijk, heel lief – een minuut te vroeg. Zachtjes gaan de luiken open en wordt de kalkoen zichtbaar, om zich vervolgens nog zichtbaarder te maken door verder naar buiten te komen. Als het werk op z’n verste punt is, de ‘harmonica-vouwarm’ helemaal gestrekt, laat de kalkoen een gil horen en rolt zijn – enorm lange! – tong naar buiten. Als een wimpel aan een vlag danst deze in de lucht. Niemand kijkt op of om, mensen laden hun boodschappen in hun fietstassen, halen hun fiets van het slot, vertrekken. De kalkoen wacht even en trekt zich dan weer terug. Heel langzaam gaan de luiken weer dicht. Een half uur rust volgt.
De combinatie van tijd, punctualiteit en het meer uitbundige uiterlijk van de installatie wringen op een prettige manier. De kleuren zijn aanwezig en steken goed af tegen het grijs-bruin van de gevels en daken: de harmonica-vouwarm die uitschuift is hardgeel, de tong vuurrood, de luiken zoals eerder beschreven turquoise. Het werk heeft een hoog entertainment-gehalte, of beter: het lijkt dat te hebben. Vreemd genoeg kijkt niemand, althans als ik er ben, omhoog als de vreemde gil te horen is. Natuurlijk, als je er woont of wekelijks je boodschappen haalt op de nabijgelegen markt, weet je inmiddels misschien waar het geluid vandaan komt. Maar de mensen die hier lopen kunnen niet allemaal buurtbewoners zijn.
In de informatie over het kunstwerk wordt vermeld dat Simon Wald-Lasowski sinds eind jaren negentig in Amsterdam woont en dat hij de stad in die periode heeft zien veranderen, hoe deze meer in het teken is komen te staan van efficiëntie, orde en marktwerking. Deze ontwikkeling wordt ook wel aangeduid als ‘Disneyficatie’, een term die uitdrukking geeft aan de verandering van de openbare ruimte om beter in de behoeften van toeristen te voorzien. Can’t face another sad salad! placht ‘een kleine onderbreking van de logica van het late kapitalisme, een metronoom van het absurde en daarmee ook een uitnodiging om andere toekomsten te dromen’ te zijn, lees ik op de website van Welcome Stranger. Ironisch genoeg bedient Can’t face another sad salad! zich daarvoor van datgene dat het zegt te willen bekritiseren: het is vermaak op grote hoogte, het werk schreeuwt – letterlijk – om aandacht.
Dat Disneyficatie in zekere zin tot eenheidsworst leidt, is evident. Niet alleen verwacht men zaken aan te treffen die men kent, die als vertrouwd aanvoelen – koffieketens en andere bekenden – het slaat alles ook plat. Een herkenbaar decor met af en toe een geplande verrassing. Want ook hetgeen dat, al dan niet terecht, gezien wordt als kenmerkend voor de plek waarop je je bevindt, wordt totaal uitgemolken. De zogenaamd unieke ervaring wordt een platitude. Wie er niet mee geassocieerd wil worden, zet zich ertegen af, maar verhoudt zich er op die manier evengoed toe. De mate waarin heb je zelf nog enigszins in de hand, maar toch valt eenieder eraan ten prooi: het is onontkoombaar. Een goede remedie tegen deze eenheidsworst, de maat van de maatschappij, is positieve ontregeling. Omdat ontregeling de verbeelding stimuleert. De een gaat op zoek naar symboliek, de ander naar een waarom: ontregeling vraagt je om een positie in te nemen, je moet herijken, je opnieuw verhouden tot wat je denkt te kennen. En dat leert je iets over jezelf, het verrijkt je blik, biedt nieuwe inzichten.
Voor mij ontregelde Can’t face another sad salad! het meest doordat het werk zich niet (op tijd) aandiende. Aangezien dat mijn eerste ervaring met het werk was, durf ik niet te zeggen of het ook zo’n – zij het om een andere reden – ontregelende uitwerking gehad zou hebben als de kalkoen toen wel naar buiten was gekomen. Maar eigenlijk maakt dat niet uit, want later, nu, als ik dit schrijf, denk ik: misschien is het wel daarom dat het werk een klokfunctie lijkt te hebben, maar het geen klok is. Zonder op een horloge, telefoon of andere klok te kijken, weet je alleen dat er een heel of half uur is aangebroken, maar niet welk uur het betreft. De koekoeks-kalkoen regelt ontregeling, zou je kunnen stellen.
Op een echte verrassing kun je de klok immers niet gelijkzetten.
–
Can’t face another sad salad! van Simon Wald-Lasowski is tot en met de langste dag van het jaar – 21 juni – elke zaterdag tot 18:00 uur elk heel en half uur te zien aan de Hasebroekstraat 7. Meer informatie over het kunstwerk en het initiatief vind je op de website van Welcome Stranger.