Verbeelding in een crisis – met Lisette van Beek naar ‘Tenminste houdbaar tot’
In deel XIII van De Ontmoeting gaat Thomas van Huut met Lisette van Beek naar ‘Tenminste Houdbaar Tot’ in Museum Arnhem, een expositie met kunst over klimaatverandering. Van Beek doet aan de Universiteit Utrecht onderzoek naar de verbeelding van de toekomst in klimaatmodellen. Ze werkt regelmatig samen met kunstenaars. Welke rol spelen kunstenaars in inzichtelijk maken van de klimaatcrisis? En kunnen we die rol wel van hen vragen?
‘A future manual for future models’ – de titel bovenaan de webpagina die Lisette van Beek laat zien, is even cryptisch als veelbelovend. We zitten in het café van Museum Arnhem en hebben net samen de tentoonstelling Tenminste Houdbaar Tot bezocht, een thema-expositie met kunst over de klimaatcrisis. We hebben er een veelheid aan perspectieven van kunstenaars op de relatie tussen mens en natuur gezien, van kunstenaars uit de eigen collectie van Museum Arnhem. Meer specifiek gaat de tentoonstelling over de opwarming van de aarde, en de mogelijk onleefbare aarde die dat teweeg zal brengen.
Van Beek werkt als onderzoeker aan de Universiteit Utrecht. Ze schrijft er haar proefschrift over de manier waarop de toekomst verbeeld wordt in de klimaatmodellen. Daarbij trekt ze in projecten regelmatig samen op met kunstenaars, omdat zij op een andere, fundamentele manier naar de dingen kijken.
Op haar telefoon laat ze een van die projecten zien. Samen met Julien Thomas en Ekaterina Volkova van The Perception Design Studio werkt ze aan een ‘toekomsthandleiding voor toekomstmodellen’. Of, zoals de ondertitel luidt: An Artist’s Guide on How to do Integrated Assessment Modelling Differently (‘Een gids van kunstenaars over hoe anders om te gaan met Integrated Assessment Modelling’).
Dat vraagt om wat uitleg.
‘Integrated Assesment Modellen (IAM) zijn de gekoppelde modellen waarmee klimaatwetenschappers de effecten van bepaalde klimaatmaatregelen kunnen doorberekenen’, legt Van Beek uit. Ze worden onder meer gebruikt als basis voor de invloedrijke IPCC-rapporten. ‘Je zou ermee bijvoorbeeld kunnen uitrekenen wat er gebeurt als we flink inzetten op biomassa of allemaal vegetarisch gaan eten. Wat zou dat betekenen voor de energievoorziening? Voor het landgebruik?’
Krachtige rekenmiddelen dus, met allerlei hypothetische en concrete gevolgen voor de toekomst. Máár ook systemen met allerlei impliciete aannames en verborgen politiek, ziet Van Beek.
‘Neem bijvoorbeeld de vier hoofdscenario’s van het IPCC die allemaal naar 1,5 graden opwarming van de Aarde leiden. Die gaan stuk voor stuk in meer of mindere mate uit van een rol voor negatieve emissie technologieën, dus van het afvangen van CO2. Die technologieën zijn nog lang niet zo ver, maar de modellen legitimeren ze wel al. Dat is een politieke afweging, maar die wordt al in de modellen gemaakt.’
Om met meer afstand na te kunnen denken over wat die IAM’s zijn en betekenen schakelde de Urban Futures Studio van de Universiteit Utrecht, waar Van Beek onderdeel van is, de hulp in van kunstenaars. ‘Kunstenaars kijken anders, op een veel fundamentelere manier’, zegt Van Beek.
Wat voor adviezen staan er dan straks in de toekomsthandleiding?
Van Beek pakt een stuk papier en trek een diagonale lijn naar beneden. ‘Kijk, dit is hoe veel wetenschappers een ontwikkeling zien: we hebben een bepaald doel, en daar gaan we met een rechte lijn op af. Wat je van scenarioschrijvers zou kunnen leren, is dat een ontwikkeling zelden tot nooit zo gaat: gebeurtenissen ontwikkelen zich aan de hand van kantelpunten, versnellingen en vertragingen. Vallen en opstaan.
Daarnaast zouden klimaatwetenschappers misschien wel anders naar hun eigen rol kunnen kijken: ‘Ze zien zichzelf vaak als enigszins neutrale feitendoorgevers. Maar misschien past de rol van bijvoorbeeld een diëtist, iemand die noodzakelijk slecht nieuws komt brengen wel beter. Iemand die je komt waarschuwen, dat je echt je gedrag moet aanpassen.’ Met het vinden van dat soort metaforen kunnen kunstenaars helpen.
Fatalisme
Ook de tentoonstelling Tenminste Houdbaar Tot koppelt het werk van kunstenaars op allerlei manieren aan de klimaatcrisis. Soms gaan de werken er expliciet over, op andere plekken zijn het oudere kunstwerken die bij het thema zijn gezocht – bijvoorbeeld als illustratie een specifiek probleem (een portret van een koe gaat over stikstof), of als de verbeelding van een veranderde kijk op het landschap.
De expositie is thematisch van opzet. De eerste zaal focust bijvoorbeeld op de link tussen kolonialisme en ecologische uitputting. Andere zalen gaan onder meer over de natuur als grondstof, over verbondenheid met de natuur en over utopische toekomstvisioenen.
Vaak is de boodschap op de tentoonstelling somber, valt ons al gauw op. Bijvoorbeeld bij het werk Science-fiction Postcards van Stéphanie Roland. Dat bestaat uit een wand met zwarte kaarten die je tegen een hitteplaat aan kunt houden. Op de kaart verschijnt dan een eiland érgens in de wereld, met het jaartal waarin het door de stijgende zeespiegelstijging zal verdwijnen.
‘Dat vond ik best wel lastig.’, zegt Van Beek. ‘Alsof je het al accepteert. Het is wat fatalistisch.’
Elders hangt Pressure van Rob Voerman, een dystopisch beeld met rookpluimen en ruïnes, of het werk echt met het klimaat te maken heeft wordt niet helemaal duidelijk – maar dit is zeker hoe de plek van een ramp eruitziet.
Enkele meer hoopvolle werken zijn er ook, met name in de laatste zaal. Daar zijn bijvoorbeeld de fascinerende sculpturen uit de serie Goddess Theory van Müge Yilmaz te zien. Spiritueel geladen houten beelden, in de vorm van een globe, of piramide – beschilderd met ogen, planten en mystieke vormen. Deze zaal zou een ‘toekomstbeeld schetsen om niet bang voor te zijn, maar om naar uit te zien. De werken in deze zaal verbeelden een duurzame relatie tussen mensen en Aarde.’
‘Ik vraag me af: waar is de mens hierin?’, zegt Van Beek. ‘Moeten we terug naar de jagers-verzamelaars? Kan dat? Er bestaat inderdaad hele waardevolle kennis in allerlei inheemse manieren om met de leefomgeving om te gaan, dat is heel erg interessant. Pas in het laatste IPCC-rapport is daar eindelijk erkenning voor.’ Maar deze kunstwerken zeggen vrijwel niets over hoe we in zo’n toekomst zouden wonen, werken, eten, communiceren en verplaatsen. ‘Als we niet weten hoe zo toekomst eruitziet, kunnen we er ook niet heen bewegen. Kunstenaars zouden hier juist in kunnen helpen.’
Grote vragen
‘Wat ik goed vind aan de expositie’, zegt Van Beek, ‘is dat er in de zaalteksten telkens grote vragen worden gesteld. Alleen zijn die vragen vaak zo groot en zo breed, dat er van de kunstwerken lang niet altijd een antwoord komt.’
Daar ben ik het helemaal mee eens, zeg ik: ‘En ik vroeg me ook regelmatig af, wie die vragen eigenlijk stelde. Dat waren lang niet altijd de kunstwerken. Bijvoorbeeld met de wand van schilderijen uit de museumcollectie met afbeeldingen van een koe. Die zou moeten gaan over de stikstofcrisis. Dat zag ik echt niet. Dat waren gewoon schilderijen van een koe.’
De tentoongestelde werken zijn sowieso vaak erg afhankelijk van de tekst. Het kunstwerk wordt dan eigenlijk een plaatje bij de uitgeschreven ecologische boodschap.
Lang staan Van Beek en ik te kijken in de zaal met de serie Overspill: Universal Map van Rikke Luther. Het zijn prachtig geïllustreerde wandkleden met ‘global commons’, de diepzee, de atmosfeer en het heelal. Plaatsen die zich buiten de bestaande landsgrenzen bevinden, maar waar ook op allerlei manieren grondstoffen (kunnen) worden gedolven. Wandvullende infographics zijn het eigenlijk, die in kaart brengen op welke manieren de mens de leefomgeving uitput. Te land, ter zee en in de lucht. ‘Eigenlijk zijn dit ook modellen’, zegt Van Beek, ‘Alles is met lijntjes aan elkaar verbonden.’
‘Wat vond jij eigenlijk het meest geslaagde werk?’, vraagt Van Beek.
‘Ik vond GBOR TSUI (Visitor’s Heart) van Serge Attukwei Clottey erg goed.’ Dat is het enorme mosterdgeel gordijn dat vanaf het plafond naar beneden hangt. Het is zo lang dat het voor een groot deel over de grond gedrapeerd ligt. Het is gemaakt van stukjes van plastic jerrycans die overal op straat schijnen te slingeren in Clotteys geboorteland Ghana. Van waardeloos, vervuilend materiaal maakt hij, samen met andere Ghanezen, dit waardevolle kunstwerk. De opbrengst gaat weer terug naar Ghana.
Van Beek: ‘Is het dan het kunstwerk, of het praktische project, het opruimen en het geld inzamelen, dat je mooi vindt?’
– ‘Ja, goede vraag. Allebei wel denk ik, ik vermoed dat het kunstwerk concreet iets uithaalt, dat vind ik mooi. En daarnaast is het symbolisch een mooi en hoopvol object.’
Crisis van de verbeelding
Het gesprek met Lisette en de tentoonstelling in Museum Arnhem zetten me aan het denken. De klimaatcrisis is zó groot, en zó alomvattend, dat we ons er amper een voorstelling van kunnen maken. Niet van de gevolgen. En niet van onze individuele verantwoordelijkheid daarin. Ik snap dat er daarom wordt gesproken van een ‘crisis van de verbeelding’. En daar zie ik een rol voor de kunst weggelegd: het onvoorstelbare voorstelbaar maken. Maar vaak vind ik de kunst daarin ook tekort te schieten: wanneer kunst ingezet wordt voor een eenduidige boodschap, dan wordt het snel vlak, eendimensionaal, saai. Dat geldt ook voor een aantal werken in de expositie Tenminste Houdbaar Tot: het zijn plaatjes, bij een praatje (in de wandtekst).
De Future Manual van Van Beek, Thomas en Volkova, geeft een andere rol aan de kunstenaar. Niet die van ‘popularisator’, niet iemand die het onbevattelijke probleem voor een groot publiek toegankelijk moet maken, maar juist als ontregelaar, iemand die vastgesleten patronen (die kennelijk ook in de klimaatmodellen zitten) moet openbreken.
Ontregelen, verwarren, complexer maken, dat past beter bij de kunstenaar dan: bevestigen, herhalen, versimpelen.
De primaire doelgroep voor de ‘Toekomstgids voor Toekomstmodellen’ is maar klein. Wereldwijd zijn er slechts een paar honderd wetenschappers die werken met Integrated Assessment Models, schat Van Beek in. ‘Maar die paar honderd wetenschappers zijn wél heel invloedrijk in hoe we over de toekomst nadenken. En tegelijkertijd is de manual ook bedoeld voor beleidsmakers, want het probleem zit hem niet altijd bij de modellen zelf maar wat ermee gebeurt in beleid.’
Het ‘Audement’ werd overstemd
In de gang net voor de slotzaal van Tenminste Houdbaar Tot is een geluidsinstallatie van het collectief van kunstenaars en wetenschappers Ambassade van de Noordzee ingericht. Het is een ‘Audement’, een parlement, niet om te spreken, maar om te luisteren. Een verzameling speakers zou moeten helpen om ‘vanuit het perspectief’ te horen ‘van planten, dieren en dingen die zich vlak naast u bevinden.’ Vaak zijn ze onzichtbaar, stelt de tekst, en blijven ze onopgemerkt.
We vinden het allebei een geweldig idee van Ambassade van de Noordzee – ik stel me voor hoe de bast van een boom klinkt, hoe de voetstappen van een kever ontroeren, hoe het kwetsbare gekwetter van een bedreigde vogel misschien wel mijn complete perspectief zou kunnen kantelen.
Maar we horen niets. Want een groepje bezoekers heeft deze mooie plek bij het raam, met prachtig uitzicht over de Nederrijn, uitgekozen om over hun plannen voor een vliegvakantie te praten.
De precaire planten, dieren en dingen werden ook hier niet gehoord.
De tentoonstelling ‘Tenminste Houdbaar Tot’ is te zien t/m 29 januari 2023 in Museum Arnhem.