Uit liefde voor het insectenleven – op atelierbezoek bij Chantal van Lieshout
Het werk van Chantal van Lieshout is out of this world, maar slaat toch direct op onze wereld. Typerend voor die kijk op de wereld is de bijna kinderlijke verwondering van Van Lieshout, met oog voor de underdog en de outcast in de natuur. Alex de Vries ging bij Chantel op atelierbezoek.
Chantal van Lieshout (Geldrop, 1994) ging als kind regelmatig met diens vader wandelen in de bossen. Daar begon de fascinatie voor het dierenrijk, maar niet voor grotere zoogdieren, maar voor het insectenleven. In de beeldende kunst verbeeldt Chantal die belangstelling in een persoonlijke beeldtaal waarin het insect in velerlei gedaanten opduikt. De metamorfose die een insect door vervelling en verpopping tot imago ondergaat is een proces dat Chantal op zichzelf betrekt.
‘Wat betreft mijn non-binaire aard was de ontdekking dat je als mens tegelijkertijd zowel man als vrouw kunt zijn een opluchting. Daardoor kan ik zijn wie ik ben in de wisselwerking tussen de twee genderidentiteiten en de veranderlijkheid ervan. In mijn jeugd – ik groeide op in Someren – was ik een beetje jongensachtig, klom in bomen en kwam vaak thuis onder het zand, gras of modder. Als kind was ik erg dromerig, maar vond wel aansluiting bij anderen. Als puber vonden mijn eigen vrienden me een beetje raar. Op scouting was ik juist lekker in mijn element, buiten zijn en fikkie stoken. Daar kwamen veel buitenbeentjes bij elkaar, maar bij mij op school werd er op scouting neergekeken.’
Na diens identiteit te hebben toegelicht komt tijdens het atelierbezoek aan Chantal van Lieshout diens non-binaire aard weliswaar niet meer ter sprake, maar het werk dat die maakt ademt wel in alle opzichten de verscheidenheid en veranderlijkheid van de menselijke natuur en natuurlijke wezens.
In Buitenplaats Mariëndaal, op de grens van Arnhem en Oosterbeek, heeft Chantal van Lieshout samen met Lucas Sloot en Barbara Waldbrun een atelier gevonden in de voormalige laboratoria in de bijgebouwen van het landhuis waar het Nederlands Instituut voor Bodem- en Gewasonderzoek was gevestigd.
‘Ik werk hier nu een jaar. Ik heb de Fine Art opleiding BEAR gedaan aan ArtEZ in Arnhem. Ik had ook de open dagen van de kunstacademies in Maastricht en Breda bezocht, maar in Arnhem kon ik meteen in de vakklas beginnen. Door de strenge toelating kreeg ik het gevoel dat ik daar meer kon leren. In het gezin waar ik opgroeide was nauwelijks aandacht voor beeldende kunst. We gingen niet naar musea, ja – naar Madame Tussaud.
Voordat ik naar ArtEZ ging had ik na VMBO-t de MBO-4 opleiding In- en Outdoor Design aan de Groene Campus in Helmond gedaan. Ik had daardoor technisch gezien wel een basis, maar wat kunst inhield, daar wist ik nog weinig van. Het was voor mij een verademing dat die wereld van de kunst bestond. Met mijn MBO opleiding bezocht ik de Documenta in Kassel en Insel Hombroich. Met de academie heb ik die twee ook bezocht, maar er waren ook jaarlijkse reizen volgepland met kunstbezoekjes: naar Wenen in het eerste jaar, Venetië in het tweede, Berlijn in het derde, de Documenta in het vierde. Daarna ben ik, terwijl ik al was afgestudeerd, nog een keer mee geweest naar Venetië. Mijn favoriete uitstapje met BEAR was naar Münster skulptur projekte, waar ik echt verliefd was op het werk van Pierre Huyghe en van Mika Rottenberg. Dat waren ervaringen die bevestigden dat ik thuis was in de kunst.’
In Arnhem kreeg Chantal eerst begeleiding van Johan Wagenaar (1952) en later van James Beckett (1977). Door het leeftijdsverschil en de uiteenlopende achtergronden van deze kunstenaars maakte Chantal kennis met veelsoortige opvattingen over beeldhouwkunst, het gebruik van media en materialen en de intenties die je met je werk kunt hebben. Andere BEAR-docenten, zoals Hester Oerlemans en Korrie Besems droegen aan die veelzijdigheid verder bij.
‘Ik had tijdens mijn academietijd wel wat meer in de werkplaatsen willen werken om me te verdiepen in technieken en materialen, maar BEAR was vooral ook gericht op kunsttheorie, de beschouwing van en reflectie op je eigen werk in relatie tot de ontwikkelingen in de kunst en de samenleving. Binnen deze kunsttheorie heb ik me vooral gericht op de filosofielessen van Laura van Grinsven. Ik had in het bijzonder veel waardering voor Gilles Deleuze en Timothy Morton. In het maken van werk zocht ik naar een vorm van vanzelfsprekendheid die ik vond in het gebruik van klei en textiel. Met beide materialen kun je intuïtief werken, net zoals je doet als je aan het tekenen bent. Ik verzamelde ook toen al insecten en kleine, vreemde dingen. Ik vond in mijn kamer dode insecten die ik in epoxy goot, als een prehistorische vlieg in een stukje barnsteen.’
Typerend voor de kijk op de wereld is de bijna kinderlijke verwondering waarmee Chantal van Lieshout dat doet, met oog voor de underdog en de outcast in de natuur.
‘Mensen zien insecten toch als griezelige beestjes en schrikken ervoor terug. Ik probeer die wereld op een speelse en vrolijke manier te benaderen en te verbeelden in een eigen sculpturale uitwerking uit liefde voor het insectenleven.‘
De afstudeerpresentatie in 2018 van Chantal bestond uit een installatie met een rotsachtige tentvorm als een tijdelijke verblijfplaats om je terug te trekken met keramische schalen bevestigd op Monobloc tuinstoelen die dienden als een knikkerbaan waar kogels doorheen rolden van epoxy waarin insecten waren opgenomen.
Met die benadering van het dierenleven, ontstaat enerzijds een escapistisch idee en anderzijds een confrontatie met het onvermijdelijke van de loop van de natuur. Door er fantasierijk mee om te gaan relativeert Chantal met een humoristische benadering de menselijke weerstand tegen stekende, bijtende en prikkende insecten. Chantal maakt als het ware een beeldende uitwerking van het idee dat is verwoord in het bekende ‘Erik of het klein insectenboek’ van Godfried Bomans uit 1941. Daarin komt een schilderij van een weiland tot leven waar Erik in kan stappen om er met mensgrote insecten te praten.
In de beeldende kunst opereert Chantal van Lieshout niet als een eenling, hoewel diens werk uitgesproken sculpturale vormen kent. In het voorlaatste jaar van de academie, in 2017, richtte Chantal met Katinka Zonneveld, Roma de Bonte, Lente Brugge en Rikke ter Horst het nomadische collectief Wentelteefjes op dat, zoals die het zelf formuleren, ‘interdisciplinaire kunstevenementen en werkperiodes organiseert om opkomende kunstenaars een plek te bieden voor verfrissende samenwerkingen en experiment. Door van locatie naar locatie te verhuizen behoudt het collectief flexibiliteit en vrijblijvendheid.’ In Arnhem verbond het collectief zich aan initiatieven als café Brigant, de bar van Collectie De Groen, Filmhuis Focus, tentoonstellingsruimte Circa…dit en het kunstplatform POST.
Het nomadisch karakter van Wentelteefjes kreeg in Chantals praktijk ook een verdere uitwerking in samenwerking met andere kunstenaars en instellingen. In de zomer van 2022 trok Chantal per fiets van plaats naar plaats om ter plekke met andere kunstenaars en deelnemers uit de samenleving projecten uit te voeren. Om te beginnen maakte Chantal met Joke Beltman voor POST in Arnhem een zogenaamde Park-Walk. Die werd als volgt getypeerd: ‘Een samenwerkingsproject tussen kunstenaars Joke Beltman en Chantal van Lieshout uit Arnhem, die in elkaar een ‘soortgenoot’ herkenden: allebei een speelse beeldtaal met humor, het gebruik van verschillende materialen om tot sculpturen en installaties te komen en een werkproces waarin toeval, herinneringen en associaties een rol spelen. Chantal begeeft zich daarbij in andere werelden, zoals van een vlieg, een drillrapper of van een fetisjist. Joke werkt vanuit een worsteling met het materiaal die leidt tot metaforen voor cultuuruitingen en gemoedstoestanden. De verschillende kunstwerken die uit deze samenwerking ontstonden vormen een grote installatie, opgebouwd uit ruimtelijk en kinetisch werk, met wind en kleine video’s. Een tentoonstelling die een wandeling door een park combineert met de speelsheid en turbulentie van een Cakewalk op de kermis, met onverwachte ervaringen als resultaat.’
Daarna fietste Chantal naar Utrecht om het project Gevonden Schatten met kinderen voor het Traveling Farm Museum onder de hoede van Casco uit te voeren, waarbij afvalmateriaal werd gebruikt om persoonlijke beelden te maken. De fietstocht bracht Chantal ook naar ateliercomplex Nieuw en Meer in Amsterdam om een groepstentoonstelling te maken met Maartje Folkeringa, Riëtte Wanders, Benjamin Francis en Zazi Creyghton. Op het plein voor Nest in Den Haag werkte Chantal samen met leeftijdsgenoot Valentina Gal om vervolgens door te fietsen naar Showroom Mama in Rotterdam voor een project met tekenaars. In Ruis, de voormalige presentatieplek van Fenne Saedt in Nijmegen, werd de Kunstfietstocht afgesloten met de expositie Final Destination. Chantal wilde met deze activiteiten vieren dat de lockdowns van de covid pandemie voorbij waren en het plezier en de waarde van gezamenlijk werken in de kunst aantonen.
In het werk van Chantal van Lieshout is, ondanks de belangstelling voor het morbide van dood en verderf, altijd sprake van maatschappelijke bewustwording en verantwoordelijkheid. Dat hangt samen met het werk in de thuiszorg dat die langere tijd naast diens praktijk in de kunst deed. Daar werd Chantal deelgenoot van de verschillen tussen zorg in volksbuurten en villawijken, en de problemen van mensen in de verslavingszorg en de psychiatrie. Die ervaringen zijn niet letterlijk terug te vinden in de sculpturen, maar vormen wel een onderliggende laag in de motivatie en de intentie van het werk. Opvallend daarbij is dat uiterst particuliere omstandigheden door Chantal in diens projecten een meer algemene humanitaire geldigheid krijgen.
Chantal van Lieshout is een kunstenaar van wie de kunstpraktijk bestaat bij een vanzelfsprekende vorm van zelforganisatie. Uit de aard van wie Chantal is en wat die wil doen, volgt op een natuurlijke manier de drang om zelfstandig en met anderen in de beeldende kunst te werken. Iets anders is er eigenlijk niet. Het is een levensbehoefte die net als eten en drinken een voorwaarde is om zich te handhaven in het leven.
In december 2023 werkte Chantal van Lieshout in Van Gogh AIR in Zundert, en verbleef in de kosterswoning en het naastgelegen atelier. Als deelnemer aan de talenthub JUMP! van de provincie Noord-Brabant heeft Chantal op uitnodiging van het Van GoghHuis daar nieuw werk gemaakt. Met als uitgangspunt het boek ‘Het Perenlied’ van Joost Oomen heeft Chantal tijdens deze residentie het bekende Van Gogh onderwerp van de zonnebloem als inspiratiebron gebruikt. Oomen beschrijft in zijn surrealistisch aandoende boek hoe dingen – in zijn geval bietjes – kunnen rinkelen. Chantal past dat idee toe op de zonnebloem. De werken tijdens de presentatie in de Van GoghGalerie lichtte Chantal in toegankelijke bewoordingen toe in de vorm van een titellijst met extra informatie en weetjes. Binnen de installatie kon op een picknickleed, in het gezelschap van een oorworm en een mier vervaardigd van hergebruikte kleding, worden gekeken naar een videoclip over een zonnebloem met zonneallergie, gemaakt in samenwerking met Mirte van den Bos en Judith Reijnders. Chantal ontdekte dat in het verleden aan de zonnebloem een medicijn tegen malaria werd onttrokken, een natuurlijk geneesmiddel dat nu niet meer wordt gebruikt. In de installatie stond een grote opblaasbare zonnebloempoort van parachutestof en op de grond lag een stoffen sculptuur van een mug met een zonnebloem-steeksnuit die als insect een getransformeerde menselijke gedaante met armen en benen aannam. Een letterbak gevuld met transparante epoxykiezels met daarin honingbijtjes droeg bij aan de ecologische samenhang van de installatie.
De beeldende kunst van Chantal van Lieshout is out of this world, maar slaat toch direct op onze wereld, het leven en het bestaan betrokken. Het heeft een daadwerkelijke, wezenlijke aanwezigheid die ontstaat op het moment dat het tot stand komt. ‘Pas als ik het maak, bedenk ik wat het wordt.’