Tussen Kunst & Ko: Een ode aan het kleine gebaar
Natuurlijk ken ik het werk van Picasso. Als ik de naam lees of hoor, zie ik gelijk zijn kenmerkende kubistische stijl voor me. Ik kan het dromen. Maar daardoor heb ik ook de neiging om, wanneer ik daadwerkelijk een Picasso zie hangen, alleen maar te denken: ‘ja, dát is Picasso’. Die gedachte, zonder echt goed te kijken, is zonde. Zo verschrikkelijk zonde.
Ik loop door het Museum Ludwig in Keulen – ja, ik was deze winter op vakantie in Keulen, dat leg ik nog wel een keer uit – en daar hangen in één zaal honderd etsen van Picasso. Geen grote kleurvlakken, geen ogen op rare plekken, maar kleine werkjes (niet veel groter dan een briefkaart) met daarop alleen zwarte lijnen. Stuk voor stuk superfantastisch, maar voor één val ik als een blok.
Eén ets, vier personen. Een stierenhoofd met een mannenlichaam en een man met baard, daartussen twee kronkelende vrouwen. Met z’n vieren naakt op een bed. De twee manfiguren zitten en proosten tevreden, de vrouwen liggen er heerlijk bij. Een orgie van het aangename soort, hoewel het ook goed zou kunnen dat er geen seks bij komt kijken: gewoon lekker naakt met elkaar en genieten van geinige wijntjes. Je kent het wel.
De lijn, de ogenschijnlijke losse pols, de souplesse. Hoe de lichamen in het matras drukken, de voeten. En dan de linkerhand van de man met het mensenhoofd, die drukt een van de vrouwen gulzig met haar ribbenkast tegen hem aan. Haar heup blijft zitten, haar hoofd valt achterover. Ze heeft zich al lang overgegeven aan de situatie. En dan die andere vrouw, die tussen de twee mannen achteloos achterover ondersteboven ligt: wat liggen die paar krassen er allejezus lekker bij.
In deze ets toont zich de meester. Picasso koos voor het kubisme, niet omdat hij niet anders kon, maar omdat hij anders wilde. Deze niet-kubistische etsen waren in de jaren 30 van de vorige eeuw niet meer dan een paar krassen in koper. Dat kon hij. Dat maakt ook de rest van zijn werk zo onweerstaanbaar. Ware kracht zit niet in het grote gebaar, ware kracht zit in de beheersing.
Het gaat niet om wat je gedaan krijgt, maar om wat je kunt. Niet om het geschreeuw, maar om de finesse. Niet om de heftige handgebaren, maar om wat er in de vingers zit. Wanneer harde woorden de maat slaan, is het tijd om de kleinheid te waarderen. Om de echte vaardigheid te prijzen. Omdat gefluister veel geiler is dan een megafoon. Het gaat om het kleine geluk, om rode wijn, om naakt zijn omdat het kan, om vlees tegen vlees, om een lenig lijnenspel waarvan de tranen in de ogen springen. Dat is waarde.
En dus blijf ik in 2017 weer staan voor Picasso. Als verzet tegen de schreeuwers, hoe klein dat verzet ook is. En vanavond hef ik een glas, op de beheersing.
Maandelijks beschrijft Ko van ’t Hek (de helft van Kunst Kijken met Ko & Kho) over zijn ontmoeting met een kunstwerk in zijn rubriek Tussen Kunst & Ko.