The Title Says it All – over titels van kunstwerken
Het werk van een kunstenaar krijgt ook altijd een naam. Soms traditiegetrouw, soms volgens een systeem, soms gevoelsmatig en in sommige gevallen wordt er middels de titel een laag aan het werk toevoegend. En soms, is de titel Zonder titel. Of nog compacter: Z.T. Dan krijgt het publiek zoveel mogelijk ruimte om zelf het werk te interpreteren.
Ik ken iemand die de eerste dagen van zijn leven geen naam had, maar voortleefde onder zijn werktitel: Het Boontje. Zijn ouders wilden een weloverwogen keuze maken. Toen hij er eenmaal was werden de namen die van tevoren als favorieten uit de bus waren gekomen vergeleken met de pasgeborene. Want je kent het wel. Dat je een Bram ontmoet, waarvan je vindt dat het een echte Dylan is. Of een Christel, die je in jezelf toch steeds Heidi blijft noemen.
Soms weet een ouder al een heel leven dat de eerstgeborene vernoemd zal worden naar opa of oma, omdat dat traditiegetrouw zo gaat in de familie. Vroeger kwam het wel eens voor dat als een kind jong stierf, het daar op volgende kind dezelfde naam kreeg. Mijn tante Annie 2 vindt dat niet leuk. Bijna iedereen wil gewoon het liefst een naam voor zichzelf alleen.
Dus het luistert nauw. Die naamgeving.
Want je kent het wel. Dat je een Bram ontmoet, waarvan je vindt dat het een echte Dylan is.
Net zoals dat er twee Annies zijn, zijn er wel drie Aardappeleters. En die zijn allemaal van Vincent van Gogh. Van Gogh was gewoon zó vreselijk tevreden met het tweede schilderij dat hij er één naar zijn broer Theo verstuurde voor de verkoop, en voor zichzelf een kopie van De Aardappeleters schilderde. (De eerste versie van De Aardappeleters schilderde Vincent over. Daar was hij helemaal niet blij mee). En op Vincents kopie staan de kopjes op tafel net even anders dan de versie die naar Theo ging, verder komen de beide werken grofweg overeen.
Net zoals dat er Annie(2)s zijn, zijn er wel drie Aardappeleters.
Barnett Newman nam de moeite om zijn vier Who’s Afraid of Red, Yellow and Blue’s te nummeren. Ze zien er niet alle vier hetzelfde uit want het gaat om een serie. Een onderzoek dat hij tussen 1966 en 1970 deed.
Niet iedereen weet dat het dus om vier werken gaat en dat twee van die vier werken aangevallen zijn door iemand. Eén werk (nummer drie) werd zelfs twee keer door dezelfde persoon belaagd. Who’s Afraid of Red, Yellow and Blue is een bekend verhaal geworden van één kunstwerk, dat mensen blijkbaar boos maakt en dat werd aangevallen. Kennelijk doet dat gegeven de andere werken met dezelfde naam snel vergeten.
Dat de titel in de hedendaagse kunst een onderwerp van onderzoek is, blijkt wel uit de manier waarop sommige hedendaagse kunstenaars ermee omgaan. Willem de Haan stelt de betekenis van de titel of de manier waarop de titel zich verhoudt tot het werk aan de kaak met het werk The Title Says it All. Het werk dat hij in 2015 maakte bestaat slechts uit het titelbordje, dat doorgaans naast het werk hangt.
Ik hoorde Willem de Haan eens vertellen dat hij een notitieboekje heeft, waarin hij goede titels op schrijft, waar hij ooit nog een keer een werk bij moet maken.
Kennelijk is een titel een bruikbare wegwijzer in het proces en helpen die paar woorden hem richting te geven aan het uiteindelijke kunstwerk.
Barbara Visser vertelde me dat zij haar studenten vaak vraagt om een titel te bedenken bij hun werk. Die titel hoeven ze eventueel later niet te gebruiken. Ze legt uit dat je door het formuleren van een titel preciezer gaat nadenken over wat je nu eigenlijk wil uitdrukken in het werk.
En dan te bedenken dat er kunstenaars zijn die hun titels produceren met online poëzie-generatoren, met synoniemenlijsten, of al knutselend in Google Translate tot een naam voor hun werk komen. Omdat daar van die supervreemde, maar o zo goed klinkende titels uit komen rollen. Je zou van al die betekenis en al dat geduid zin krijgen om als een orakel te werk te gaan. Weg van het cerebrale.
Ze legt uit dat je door het formuleren van een titel maken preciezer gaat nadenken over wat je nu eigenlijk wil uitdrukken in het werk.
Eva Spierenburg vertelt mij over de titels van haar werk:
“Veel van mijn titels zijn meerduidig verhalend of poëtisch, ze proberen een richting te geven in hoe naar het werk gekeken kan worden, of zeggen iets over hoe ik tot het werk gekomen ben. Meestal wordt het untitled als ik elke mogelijke titel te sturend, te dramatisch, te flauw, of een andere ‘te …’ vind.”
Eva Spierenburg vertelt ook dat een werk soms untitled blijft als er sprake is van tijdsdruk, en ze het werk zelf nog niet kan plaatsen. Als het werk dan al snel tentoongesteld wordt, blijft het untitled. Ik ben haar vergeten te vragen of zo’n werk later misschien toch nog een echte naam krijgt. Een beetje zoals Het Boontje, wiens geboorte na een tijdje toch moest worden aangegeven bij de gemeente. Omdat het anders niet officieel zou bestaan.
Eva Spierenburg vertelt ook dat een werk soms untitled blijft als er sprake is van tijdsdruk, en ze het werk zelf nog niet kan plaatsen.
“Zonder titel vind ik ook geen ideale oplossing; hiermee blijft het werk wel heel onbepaald. Wat én vrijblijvend kan overkomen op de kijker, en ook als maker is het wel zo handig om de ene zonder titel van de andere te kunnen onderscheiden,” vertelt Eva Spierenburg: “Dus volgt er al snel een soort formele omschrijving, om verschillen te kunnen duiden, al is het maar administratief. Ik heb ook ooit met cijfers gewerkt, maar dat is veel te zakelijk, systematisch en niet passend bij wat ik maak.”
Het zijn voornamelijk attributen die bij performances worden gebruikt, die untitled met een titel tussen haakjes kregen. Zonder de performer hebben ze een bijrol in de installatie, die steeds verandert. Ze hebben voor Eva Spierenburg in deze context geen vaststaande eigen ‘identiteit’, en kunnen daarom ook niet als zodanig betiteld worden. Het gedeelte tussen haakjes geeft een vrij droge omschrijving van wat het is (broken legs, of foot), van welk materiaal het is (melting arm is gemaakt van gietwas), of waar het attribuut voor gebruikt wordt.
Omdat het anders niet officieel zou bestaan.
Alex Farrar heeft de laatste tijd de gewoonte om tentoonstellingen aan te kondigen met de titel: the exhibition will be titled after its installation. Bij de opening wordt dan aan de tentoonstelling een naam gegeven. Bijvoorbeeld een hele lange titel die leest als een onnavolgbaar verhaal met de titels van enkele individuele werken erin verwerkt (bijvoorbeeld Ecstatic, darkling with lofty, fumble/Reverie, angst, bumble and grumble/Lucid, limned with Rubin’s cornice and fifteen-odd semblable stumps).
Vanwege die schuine strepen zou je kunnen denken dat hij niet één titel, maar drie titels heeft gemaakt. En hoe zou je deze titels vertalen? En zouden die titels in het Nederlands of Frans dan precies hetzelfde betekenen?
Het schilderij De Schreeuw van Edvard Munch heet alleen maar in het Duits Der Schrei der Natur. In het Engels en in het Noors (Skrik) is die natuur helemaal verdwenen.
Dat brengt me terug bij Willem de Haan. In Showroom MAMA was er een door hem geprogrammeerde expositie die Various Exhibiton Titles heette (én A Research Against Research én Stunt Doubles). Er waren drie verschillende (Nederlandse) zaalteksten en de Engelse zaaltekst was wéér anders. Want ja, de tentoonstelling is vanuit verschillende standpunten (buiten, binnen, alleen, met mensen…) ook steeds heel erg verschillend.
Het schilderij De Schreeuw van Edvard Munch heet alleen maar in het Duits Der Schrei der Natur.
Een titel heeft voor mij als kijker een aantal functies, zoals het aanduiden van dat ene specifieke werk of om een richting aan te geven voor de betekenis van een werk. Toch kijk ik er eigenlijk zelden naar.
Ook al is een titel soms een grap, waar je om moet lachen. Of een kleine gevatheid waaraan je kunt zien dat de kunstenaars best slim is. Of een zuchtje extra poëzie, dat uit het getoonde werk op stijgt.
Meestal heb ik genoeg aan het werk zelf.