Terreinverkenning: Poreus pantser – hoe te wandelen in een lichaam?
In deze terreinverkenning onderzoekt kunstenaar Richtje Reinsma hoe een geluidskunstwerk je een route kan laten afleggen door je lichaam. ‘Behalve opwinding over de bewegingsvrijheid die de geluidswandeling als medium biedt, is er ook een droefgeestiger drijfveer om het lichaam in te willen trekken. Zo lang ik me kan herinneren word ik zo nu en dan overvallen door het vervreemdende gevoel dat ik niet precies weet waar ik me nu precies bevind, in mijzelf.’
Geluidsspoor, audiotour, sound walk: met geluid kun je een route uitzetten. Om zo’n tocht te maken heb je in feite alleen je oren nodig. Ook als je benen tijdens het luisteren spijbelen, loopt het verhaal gewoon door. Je kan concluderen dat je als geluidswandelaar noch gebonden bent aan daadwerkelijk voetenwerk, noch aan fysiek wandelgebied. Daarmee ligt de weg open om alle denkbare onbegaanbare terreinen per oor te verkennen. Een lichaam, bijvoorbeeld. In een reeks teksten voor Mister Motley deelt Richtje Reinsma wat ze tegenkomt bij het veldwerk voor haar eerste denkbeeldige wandeling.
Van eicel naar oorsmeer
Nog zonder veel besef van de megalomanie ervan, vatte ik het plan op om als audiotourist ‘het menselijk lichaam’ te gaan verkennen. Om de flexibiliteit die een audiowandeling qua ruimte en tijd biedt goed te benutten, nam ik me voor om regelmatig van perspectief te wisselen. Ik zag me al van een sluimerende eicel naar een klodder oorsmeer kuieren, en dan even de hoek om voor een vergezicht op een stamboom die zich door de eeuwen vertakt. Onderweg een keer neerhurken bij een vrije radicaal of zeldzame microbe om die eens aandachtig te bekijken, zoals je bij een traditionele wandeling doet als je een glinsterende paddenstoel naast het pad aantreft, of een donzige partij mos.
Dankzij de indrukwekkende elektronische muziekpionier Raymond Scott (1908-1994) vind ik het vanzelfsprekend dat je reizend via geluid gegidst kan worden naar onvermoede plekken. In zijn geestige geluidswerk ‘Limbo: The Organized Mind’ (stem: Jim Henson) uit 1966 word je als luisteraar uitgenodigd deel te nemen aan een rondleiding door de opgeruimde geest van de verteller. Trots troont hij je mee langs een aantal netjes gerangschikte gedachten, ingedeeld in morele categorieën. Onderweg is duidelijk hoorbaar wat voor slag gedachten je passeert, en hoe kortdurend de orde is die de verteller erin heeft weten aan te brengen. Het mooie is dat de ruimtelijkheid van het geluid het heel makkelijk maakt om je voor te stellen dat je werkelijk ergens in iemands binnenste bent.
Behalve opwinding over de bewegingsvrijheid die de geluidswandeling als medium biedt, is er ook een droefgeestiger drijfveer om het lichaam in te willen trekken. Zo lang ik me kan herinneren word ik zo nu en dan overvallen door het vervreemdende gevoel dat ik niet precies weet waar ik me nu precies bevind, in mijzelf. Soms vul ik mijn lichaam van top tot teen, soms is mijn lijf een afstandelijk ding waar ik maar een heel licht aandeel in heb. Dan weer ben ik volkomen opgelost in het niets – slapend of dagdromend bijvoorbeeld – tot ik mezelf weer aantref als ik met een schok terugkom in mijn lichaam. Maar ik kan ook zo immens aanwezig zijn dat ik tot ver over de rand van mijn feitelijke aanwezigheid uitdij, en een hele kamer of een compleet uitspansel vul. Door deze variatie aan sensaties is duidelijk dat lichaam en bewustzijn niet steeds dezelfde plek innemen, en niet vanzelfsprekend samenvallen.
Lang had ik de indruk dat ik voor een aanzienlijk deel aan de rand van mijn lichaam zat, een beetje buitengesloten als het ware. Dat had ermee te maken dat mijn zintuigen in hoofdzaak gericht leken op het in kaart brengen van alles rondom mij, terwijl ikzelf terra incognita bleef. Waarom laten die duizelingwekkende zintuigen hun eigen aard en werking zo buiten beschouwing? De kunst om ruimte in te nemen – of ruimte te zijn – met bewustzijn van de eigen navigatiemiddelen lijkt me minstens zo nuttig als het vermogen om de omgeving daarmee in de peiling te houden. Ik wil graag meer toegang tot mijzelf, ook al was het maar om bij gelegenheid des te beter te kunnen ontsnappen.
For I wonder who I am
And I wonder what I do
Am I somewhere
– Hello / Matki Wandalki (2004), Felix Kubin
Holobiont
Op zoek naar locaties in het lichaam om te bewandelen lees ik artikelen en boeken, luister naar podcasts, bekijk documentaires, bezoek festivals en musea, en formuleer vragen om als leidraad te kunnen gebruiken. Al snel kom ik tot de bevinding dat de stoffelijkheid van een mens even ondoorgrondelijk is als een planeet. Om te beginnen merk ik dat het niet vanzelfsprekend is om een menselijk lichaam te benaderen als één — als een individu, een autonome entiteit. Een lijf, gewoonlijk geclaimd als materieel eigendom en bewijslast van een enkeling, blijkt een ontzagwekkend volume aan minuscule aanwezigen van allerlei slag te omvatten. Deels vaste passagiers, onlosmakelijk met de menselijke massa verenigd; deels losse passanten. Bacteriën, schimmels, eencellige organismen, plus allerlei niet als levend gedefinieerde virussen.
In de jaren zeventig kwam er een woest getal in omloop dat uit zou drukken hoeveel groter de gemiddelde verzameling microben in een mensenlichaam was dan het aantal menselijke cellen aldaar: onze microben zouden het eigen aandeel cellen overvleugelen in een verhouding van 10:1. Tegenwoordig wordt (op basis van onderzoek uit 2016) aangenomen dat de ratio eerder neerkomt op 1,3:1, alhoewel virussen en virusdeeltjes niet zijn inbegrepen in deze berekening. We geven dus miljoenen bacteriën, schimmels en virussen de kost, en vice versa. We zijn holobionten, zoals de sciencefictionachtige aanduiding luidt die door velen wordt toegeschreven aan de baanbrekende Amerikaanse biologe Lynn Margulis (1938-2011).
Met de term ‘holobiont’ doelt Margulis op het feit dat een mens (of andere dieren, en planten) niet een eenduidig afgebakende, homogene entiteit is waarvan elk afzonderlijk deeltje genetisch compleet menselijk te definiëren valt. De mens is een assemblage of een netwerk, stelt ze. Een duizelingwekkend complexe macrobe die het grootste deel van z’n leven doorbrengt in nauwe verbondenheid met een grote verscheidenheid aan lokale subverzamelingen microben.
Een mens neemt zo, wat mij betreft, de gedaante aan van een soort dwergplaneetje in een interplanetair krachtenveld van onbevattelijke schaal. Een Droste-effect of Matroesjka-achtig beeld van in elkaar besloten entiteiten doemt op: een onafzienbare puzzel van biotopen, netwerken, organisatiestructuren, gemeenschappen – of hoe je het maar wilt noemen.
You can’t touch this
You can’t touch this
Yeah, you can’t touch this
I told you, you can’t touch this
Too hype, can’t touch this
Get way outta here, you can’t touch this
– Can’t touch this / Please Hammer, Don’t Hurt ‘Em (1990), MC Hammer (songwriters: Rick James / Alonzo H Miller / M C Hammer)
Vergroeisel
We zijn zodoende als mens geen wezen uit één stuk, maar vormen een ecologie. Een vlechtwerk van onderling afhankelijke levens en leventjes. Intiem co-existerende organische energiesystemen, een en al relatie, beweging, communicatie. Unieke vergroeisels waarvan de delen der som in samenhang evolueren — meer of minder flexibel verwikkeld in uitwisselingen. Onophoudelijk in wording, elkaar transformerend. Het andere inkapselend, voedend, reparerend, afgrazend, verkennend, aanrakend.
Binnen zo’n model van het lichaam als constellatie zijn ‘wij’, het menselijke deel, zoiets als de gastgever. Tenminste, dat klinkt vanuit ons perspectief als een logische rolverdeling. ‘Wij’- en ‘zij’-denkers zijn we per slot van rekening, al opereren ‘zij’ niet als collectief. Voor het gemak scheren we alle microben in een lichaam graag over één kam door ze samen diens ‘microbioom’ te noemen. Het ‘virioom’ is dan de collectie virussen gevestigd in een specifiek lijf. Maar zelfs de identiteit van onze menselijke cellen, die wij biologisch tot de onze rekenen, ligt ingewikkeld. Die cellen blijken namelijk niet homogeen historisch-menselijk. Wetenschappers treffen daarin bijvoorbeeld ook niet-oorspronkelijk menselijk genetisch materiaal in aan. (Al vraag je je als niet wetenschappelijk-ingewijde af hoe lang materiaal eigenlijk in onze cellen moet hebben gezeten om het predikaat menselijk te krijgen.)
Het is fascinerend hoe onbewust we ons zijn van onze verfijnde makelij, van de veelzijdige levendigheid die we in ons verenigen. Van al die poreuze grenzen en grensjes daar in ons inwendige, en de meer of minder stabiele relaties die onze binnenwerelden al dan niet onbewust en onvrijwillig met elkaar weten te onderhouden. Je zou toch vermoeden bij de gratie van een of andere verwante vorm van intelligentie, of in elk geval levenslust.
‘Eencelligen “voelen” al wanneer ze ergens tegenaan botsen.’
– Voelen. De magie van de tast (2014) – Henk Hellema
Drempelvlees
Toen de labyrintische dimensies van het lichaam tot me door begonnen te dringen, kreeg ik drempelvrees. Ik besloot de omvang van mijn onderneming terug te brengen. Eerst maar eens terrein verkennen in een gebied dat enigszins benaderbaar lijkt, geschikt voor de beginnende geluidswandelaar: de huid. Onze uiterste laag, onze vertrouwde verpakking. Grens- en contactvlak. Ons begin, van buitenaf benaderd, en tegelijkertijd ons einde, van binnenuit beschouwd. Zo kwam ik uit mijn drempelvrees bij het drempelvlees.
Natuurlijk ontdekte ik binnen de kortste keren, dat ook de huid weer een domein is van krankzinnige omvang, waar zich een baaierd aan mogelijke routes ontvouwt. Hoe een logisch traject uit te stippelen langs littekens, tatoeages, laagjes textiel, schmink, zweetwerende middelen, drukpunten? Navigerend tussen therapie, massage en wetenschap, dwalend langs prothesehuid en struikelend over discriminerende algoritmes. Ploegend door schilfers, dansend op body percussion, een stukje koplopend langs hedendaagse uitvindingen zoals de kogelwerende huid uit spinnenzijde van ontwerper Jalila Essaïdi of de ‘Skin Gun’, een medisch hulpmiddel om brandwonden te behandelen met stamcelspray.
The history of touches
Every single archive
Compressed into a second
All with us here as I wake you up
– History of Touches / Vulnicura (2015), Björk Guðmundsdóttir
Huid van de tijd
Maar toen ik net voet had gezet op de huid, braken de coronajaren aan. Lockdowns, anderhalvemetermaatregel, huidhonger, mondkapjes, desinfectiegel, smetvrees, vaccinatiebewijzen, Black Lives Matter-demonstraties, klimaatdemonstraties, antivax-demonstraties.
Samen met vriendin en collega-kunstenaar Marijn Bax stortte ik me op mail art-project OP DE TAST. Een aanrakingsabonnement waarin we maandelijks de ervaringen van het verlies van de alledaagse aanraking probeerden te vatten in een papieren kunstwerk. We wilden de tijd op de huid zitten, in kaart brengen wat er wegviel door het verbod op fysiek contact. Op zeker moment startten we een enquête om te weten te komen wat mensen het meeste en het minste misten aan weggevallen aanrakingen in het ontwrichte sociaal verkeer. We ontdekten dat er gesmacht werd naar omhelzingen, maar dat velen hoopten dat het ritueel van de drievoudige wangkus ter begroeting of afscheid voorgoed van de baan zou zijn, en ook na corona niet zou herleven.
Later, terwijl ik alweer de nodige zoenen had geïncasseerd en bijna als vanouds terugsmakte; terwijl ik alweer diverse handen had gedrukt en geschud, en probeerde zonder na te denken op openbare knopjes te drukken – toen stuitte ik op de hechtingstheorie.
‘[…] when you touch someone and someone touches you, one question that emerges is, Okay, who are we? Who do we make each other? And that starts leading you into layers and layers and threads and threads of histories.’
– Making Kin: An Interview with Donna Haraway – Steve Paulson, Los Angeles Review of Books, 12/2019
Hechting
De hechtingstheorie komt uit de koker van de Britse psychiater John Bowlby (1907-1990). Sinds de eerste formuleringen in de jaren veertig en vijftig is de theorie bijgeschaafd en nader onderbouwd door allerlei collega’s. In het bijzonder de Amerikaans-Canadese ontwikkelingspsycholoog Mary Ainsworth (1913-1999) heeft daarbij een grote rol gespeeld, die volgens sommigen tot op de dag van vandaag onvoldoende onderkend wordt.
In een notendop stelt de hechtingstheorie dat het ontwikkelen van een hechte emotionele band met een of enkele van onze verzorgers direct na onze geboorte onze wezenlijkste levensbehoefte is. Onze behoefte aan zo’n intieme, duurzame band is zelfs groter dan die aan voedsel. We hebben iemands aandachtige, ontvankelijke en bestendige liefdevolle zorg nodig om ‘veilig gehecht’ te raken, om vertrouwen in anderen en onszelf te krijgen. In samenhang met een goede hechting ontplooien we allerlei voor onze ontwikkeling cruciaal gedrag, op basis waarvan we ervaring en kennis opdoen. Ons leervermogen ontstaat dus in belangrijke mate uit het contact dat onze moeder, vader, ouder en/of verzorger met ons kan maken en onderhouden. Zulke zorgrelaties vormen ons, en leveren ons de blauwdruk voor de manier waarop we ons aanwennen onze eigen emoties te reguleren.
‘Ons gevoel van veiligheid hangt aan elkaar van ritmes en aanraking.’
– Bessel van der Kolk, VPRO Zomergasten, interview 28 augustus 2022
Welke rol speelt de huid precies in het hechtingsproces, vraag ik me af. Ontstaat hechting in eerste instantie op basis van huidcontact, door concrete aanrakingen? De huid is zintuiglijk een verbluffend verfijnd orgaan, waarmee we onszelf zowel kunnen verbinden als afschermen. Welke informatie ontvangen we via onze huid, en hoe slaan we die op?
One touch is never enough
– One touch / This Is Happening (2010), LCD Soundsystem (songwriters: Gavin Russom / James Jeremiah Murphy / Nancy Whang)
———
De beelden bij dit artikel zijn op één na gemaakt door Richtje Reinsma en maken onderdeel uit van haar onderzoek. Er is ook een making-of foto afgebeeld van OP DE TAST, een mail art project over aanraking gemaakt in coronatijd samen met Marijn Bax.
De research voor Huidwandeling (werktitel) van Richtje Reinsma wordt ondersteund door het Amsterdams Fonds voor de Kunst en het Amarte Fonds. Huidwandeling is een geluidskunstwerk over de huid met interviewfragmenten, fictieve elementen en muziek.