Tentoonstelling: Alle Macht aan de Kunst in Omstand
In gesprek met curator Albert Van Der Weide.
Op uitnodiging van Rob Groot Zevert, directeur van Omstand, presentatieruimte voor actuele kunst in Arnhem, maakte Albert Van Der Weide (1949) de tentoonstelling ‘Alle Macht Aan De Kunst?/!’ naar een motto dat hij sinds 1986 hanteert. Het popte bij hem op toen Saskia Bos en Franck Gribling, destijds de directie van De Appel, hem vroegen een installatie te maken. Dit motto heeft hem nooit meer verlaten. Van Der Weide ziet het als prikkelend, naïef, poëtisch, activistisch, politiek en kunstzinnig. De context van de kunst wordt ermee verbreed doordat het tegelijkertijd zijn positie als kunstenaar verabsoluteert en relativeert. Hoe serieus kun je hem nemen? Bloedserieus blijkt als hij vertelt over zijn tentoonstelling bij Omstand.
Wat is de leidraad van deze tentoonstelling?
Het is een tentoonstelling van kunstwerken waarmee ik affiniteit heb van kunstenaars die ik bewonder vanwege hun beroepspraktijk, attitude en avontuurlijke positie in de samenleving. Sommige deelnemers aan de tentoonstelling ken ik al heel lang, met enkele andere heb ik pas kort persoonlijk contact omdat een recente ontmoeting me op het idee bracht ze te vragen aan deze tentoonstelling mee te doen.
Voor het motto ‘Alle Macht Aan De Kunst’ word ik soms gestraft en soms beloond.
Rob Groot Zevert heeft je gevraagd deze expositie te maken. Ging het hem ook om de slogan ‘Alle macht aan de kunst?/!’ die jij al 33 jaar hanteert. Waarom dat vraagteken en het uitroepteken?
Het was een concrete vraag van Rob. Door zowel een vraag- als uitroepteken achter de uitspraak te zetten, benadruk ik de dubbelzinnigheid ervan.
‘Alle Macht Aan De Kunst’ kan ik op allerlei manieren inzetten, omdat het zowel letterlijk kan worden geïnterpreteerd als figuurlijk kan worden opgevat. Ik vind beide benaderingen fascinerend. Het doet natuurlijk denken aan ‘Power To The People’ uit de tijd dat we vaststelden dat het persoonlijke politiek en betekenisvol is. Als beeldend kunstenaar heb ik vanaf het begin van mijn loopbaan maatschappelijke en politieke onderwerpen getransformeerd naar kunstwerken. Voor het motto ‘Alle Macht Aan De Kunst’ word ik soms gestraft en soms beloond. Sommige kunstenaars en beleidsmakers zeggen: je moet er toch niet aan denken dat die uitspraak bewaarheid wordt. Ook komt het voor dat de slogan geweigerd wordt, zoals onlangs toen ik voorstelde om het op een spandoek aan de gevel van de kunstenaarsvereniging Arti & Amicitiae in Amsterdam te hangen.
Mij gaat het erom de invloed die kunst op een specifieke manier heeft of zou moeten hebben te voeden. Dat betreft een samenhangend pakket van persoonlijke, maatschappelijke en politieke invloed. In verschillende omstandigheden en op verschillende plaatsen heeft de ‘Alle Macht Aan De Kunst’ een andere uitwerking en betekenis. In China waar ik werkte gebeurt er iets anders als ik de kreet aan de gevel van een kunstcentrum laat aanbrengen dan in de witte zalen van een museum in Nederland.
Je hebt als beeldend kunstenaar allerlei rollen op je genomen: je maakt tekeningen, foto’s, sculpturen, installaties en voert samen met anderen interdisciplinaire projecten uit met muziek, dans, theater, televisie. Je bent curator en schrijft columns en andere teksten. Je was veertig jaar actief in het kunstonderwijs als docent en directeur aan onder andere AKI ArtEZ Enschede, Gerrit Rietveld Academie Amsterdam, Academie Minerva/Frank Mohr Instituut Groningen en de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. Hoe kijk je, nu je bijna zeventig jaar bent, daarop terug?
Alle rollen die ik heb vervuld beschouw ik als een onderdeel van mijn kunstenaarschap. Ik werkte altijd vanuit een autonome opstelling die eigen is aan mijn attitude als kunstenaar. Daarom heb ik wat ik buiten mijn atelier om doe nooit als een inbreuk op mijn kunstenaarspraktijk gezien, maar als een uitbreiding en verrijking ervan. Het groeide uit tot een vorm van inclusief denken en handelen. Ik wil met wat ik maak op mijn eigen leven en op de wereld invloed hebben. Groot of klein, ja als een machtsfactor. Arnhem is nu mijn standplaats en thuisbasis en de hele wereld is mijn atelier en inspiratiebron. Mijn innerlijk motivatie die eraan ten grondslag ligt wordt als vaststelling en emotie goed verwoord door het nummer van U2: ‘I still haven’t found what I am looking for’. Er blijft altijd iets te ontdekken, iets te onderzoeken en daar een unieke vorm voor te vinden waardoor we anders naar de wereld kijken om te beginnen naar onze eigen wereld.
Ik wil met wat ik maak op mijn eigen leven en op de wereld invloed hebben. Groot of klein, ja als een machtsfactor.
In deze multidisciplinaire tentoonstelling presenteer je om te beginnen het werk van ontwerper Ineke Hans. Waarom heb je voor haar gekozen?
Ik bewonder haar veelzijdigheid en radicaliteit als succesvolle productontwerper. Ze stelt het wezen van de markt en de commercie en de ontwerppraktijk aan de orde. Ze woont en werkt in Arnhem en Londen en heeft een professoraat in Berlijn. Ze is een goed voorbeeld van de globalisering van de kunstpraktijk. Ik heb met haar twee constructieve gesprekken gevoerd over de status van de spullen die mensen nodig denken te hebben en hoe ze worden geproduceerd en gedistribueerd. Daar is zij heel kritisch op. In haar presentatie stelt ze allerlei vragen die betrekking hebben op het wezen van het maken en het op de markt brengen van gebruiksvoorwerpen. Tegelijkertijd benadert ze haar discipline ook kunstzinnig: het voorwerp als beeld. Ze onderzoekt nieuwe economische modellen en andere werkplaatsvormen, ze denk na over ruimtegebruik en hybride design. Het gaat haar eerder om het ontwikkelen van oplossingen dan om het maken van spullen. Bovendien is ze met haar internationale praktijk maatgevend voor de opzet van de hele tentoonstelling.
In haar presentatie stelt ze allerlei vragen die betrekking hebben op het wezen van het maken en het op de markt brengen van gebruiksvoorwerpen.
Hoe divers is de tentoonstelling?
Ik heb kunstenaars met uiteenlopende achtergronden en werkwijzen geselecteerd die vanuit hun plaatselijke aanwezigheid mondiaal actief zijn. Dat vind ik tekenend voor de hedendaagse kunstpraktijk, wat tot uiting komt in de tientallen residenties die overal in de wereld door kunstenaars worden bezocht. Van daaruit gaan ze een relatie met de plaatselijke omgeving aan, maar dan wel vanuit hun herkomst en verhouding tot het onbekende waar ze daar tegenaan lopen. Het gaat om het maken van die verbinding vanuit de onafhankelijke positie van de kunstenaar.
Je hebt in deze tentoonstelling ook een speciale verbinding met de artistieke erfenis van de kunstenaar aan willen brengen. In iedere tentoonstellingsruimte is een werk van de vorig jaar overleden kunstenaar Arno Arts aanwezig. Wat is daar de intentie van?
Dat is natuurlijk een eerbetoon aan Arno met wie ik veel heb samengewerkt en die in Arnhem, met name in Klarendal, de volksbuurt waar hij woonde en zijn atelier had, een fenomeen was. Op Arno kon je hier in de stad altijd rekenen. Ja: wereldberoemd in Arnhem en in 1987 deelnemer aan Documenta 8 in Kassel; hij werkte in de glasblazerijen in Murano, Italië en realiseerde in Frankrijk, Zweden, Zwitserland en ook in Nederland monumentale projecten. Arno was een kunstenaar die zich daarop niet liet voorstaan en die ook niet zat te wachten op een vorm van erkenning in Nederland die hem elders als vanzelfsprekend toeviel. Hij was een pop art kunstenaar met alle aspecten en uiterlijkheden die daarbij horen, heel veelzijdig en wendbaar. Zijn werkwijze kent een verbluffende perfectie die gerealiseerd wordt door een grote concentratie en onverbiddelijke discipline. In de Omstand tentoonstelling is onder meer een installatie te zien met T-shirts waarop teksten staan als: I Love Lichtenstein, I Love Johns, I love Gilbert&George, I love Hockney, enzovoort. Opvallend is dat er geen T-shirt is met ‘I love Warhol’. Arno was zowel zeer oprecht als heel ironisch met veel humor en zelfspot. Met de aanwezigheid van zijn werk in iedere ruimte wil ik ook de aanwezigheid na de dood van de kunstenaar zichtbaar maken. Arno is niet meer met ons echter wel onder ons.
Met de aanwezigheid van zijn werk in iedere ruimte wil ik ook de aanwezigheid na de dood van de kunstenaar zichtbaar maken. Arno is niet meer met ons echter wel onder ons.
In de zogenaamde Accuruimte laat je onder meer werk zien van Monika Dahlberg. Waarom heb je voor dit werk van haar gekozen? Bij een eerdere expositie ervan in tijdens de Paltzbiënnale in Soest werd er door sommigen kritisch op gereageerd. Ze heeft Afrikaanse voorouderbeelden bewerkt en naar haar hand gezet en dat werd opgevat als respectloos ten aanzien van de etnisch-culturele betekenis ervan.
Voor mij is dat nu juist de reden om ze te laten zien. Monika Dahlberg is zelf de belichaming van onze omgang met culturen die we hebben gekolonialiseerd en uitgebuit. Als geadopteerde Keniaanse heeft zij hier in Nederland een positie die altijd beladen zal zijn en ze doet er alles aan om zich daarvan te bevrijden, juist door haar uitzonderlijkheid in het witte Nederland te bevestigen. Als zij dan Afrikaanse beelden in haar eigen idioom wit schildert en er Mickey Mouse-oren opzet om te laten zien dat zij als het ware zelf een wandelend voorouderbeeld is, gezien door onze ogen, dan vind ik het geweldig dat zij daar fundamenteel de draak mee steekt; het is spannend en ontregelend en niet politiek correct. Haar werk is ongemakkelijker en daardoor roept het ook een vorm van selectieve verontwaardiging op.
Waarom heb je het werk van Monika samen met dat Amber Ambrose Aurèle en Benjamin Li gepresenteerd?
Omdat zij ook hun eigen persoonlijkheid inzetten voor hun werk. Amber doet dat met betrekking tot haar vrouwelijkheid door kunst en mode te combineren. Haar werk gaat over de kracht en kwetsbaarheid van de vrouw. Zij is schoenenontwerper en laat schoenen zien die uiterst sculpturaal zijn en die van uiteenlopende materialen zijn gemaakt zoals vissenleer, plexiglas, latex, rubber en dergelijke. Het zijn sculpturen die je aan kunt trekken en waarop je kunt lopen. Althans, Amber kan dat. Ik heb het ook geprobeerd, maar mij lukte het niet. Ze is in het schoenenontwerp een uitzonderlijke verschijning, produceert zelf haar schoenen, organiseert shows en tentoonstellingen. Ze is kunsthistorica en ze geef les in China en Nederland. De combinatie van functionaliteit en sculpturale kwaliteit maakt haar werk overal leesbaar.
Benjamin Lee is de kleinzoon van een Chinese restauranthouder op Katendrecht in Rotterdam. Hij studeerde aan de Willem de Kooning Academie waar ik hem van ken en aan het Piet Zwart Instituut en hij heeft ook een bachelor in de psychologie. Zijn werk bestaat uit een groeiende inventarisatie van alle Chinese restaurants in Nederland en de iconologie ervan. Daarmee positioneert hij de Chinese eetcultuur in de Nederlandse beeldende kunst. Hier toont hij bijvoorbeeld een hele serie verschillende menukaarten waar steeds boten op staan afgebeeld. Voor alles wat hij in kaart brengt verzint en maakt hij nieuwe uitdrukkingsvormen zoals puzzels, vlaggen, foto’s en films.
De hele accuruimte is bedoeld als een rituele passage, als een rondgang langs werk dat persoonlijke geschiedenis verbindt aan bredere algemene en kunsthistorische verbanden.
In de boom voor de tentoonstellingsruimte hangen meerdere autobanden. Het is een interventie van de kunstenaar Jeroen Jongeleen. Het doet denken aan de fietsband om de lantaarnpaal uit onze jeugd. Wat is de achtergrond van dit werk van Jeroen?
Jeroen sprak ik pas twee maanden voor de tentoonstelling voor het eerst. Hij komt oorspronkelijk uit de wereld van de graffiti en hij is er goed in om beeldend manifest te maken wat hij ergens terloops heeft waargenomen. In feite benadert hij het gegeven heel formeel en conceptueel. Hij koos ervoor om een aantal fiets- en autobanden aan de boom bevestigen als monumentale uitspraak en elders in de stad een enkele band in een boom. Hij beweegt zich dus op het grensvlak van artistieke interventie en baldadigheid. Voor hem is de aanwezigheid van die zwarte rubberen cirkels in de takken van de bomen puur kunstzinnig van belang. Ik zie er ook een commentaar in op de menselijke mobiliteit die ten koste gaat van de natuur, maar dat is een interpretatie die hij zelf niet kiest. In een binnenruimte van de tentoonstelling is ook een videotape te zien waarin hij een cirkel in het gras van een park loopt. Jeroen is ook lange afstandsloper.
Je hebt een aantal taalkunstenaars in je tentoonstelling opgenomen, Jaap Blonk, Felicita Vos en Rick Kewal Gademan. Waarom is hun aandeel voor jou onmisbaar?
Ik wilde kunst laten zien van disciplines waar ik grote affiniteit mee heb. Deze drie kunstenaars – geluidskunstenaar, literator en dichter – zijn voorbeelden van kunstenaars die uitersten met elkaar verbinden, Jaap Blonk is al tientallen jaren een fenomeen als stemkunstenaar; iemand die het onverstaanbare naar taal omzet, die geluid tot muziek maakt, die als Nederlander een internationale taal spreekt en overal gehoor vindt.
Felicita Vos is een schrijver die ik al lang volg. Haar boeken hebben betrekking op het fenomeen van de dubbele identiteit. Als dochter van een Roma vader en een Nederlandse moeder stelt ze dat onderwerp altijd dringend en ook beeldend aan de orde. Haar nieuwe boek ‘Ravage’ is net verschenen. Ik vind dat je haar boeken moet kennen en daarom heb ik haar boeken hier gewoon op een tafel gelegd. Ga maar lezen.
Rick Kewall Gademan is een dichter oprichter en organisator van het collectief ‘Rauw’. Hij brengt de poëzie van hem zelf en andere dichters op verschillende manieren in de openbaarheid. Op poëziepodia, in de context van de beeldende kunst, radio, tv en op straat. Rick zijn poëzie is zowel spontaan als gestileerd, zijn taal is lyrisch en meeslepend. Poëzie in de wereld is zijn levensbron. Tijdens de opening van de tentoonstelling vroeg hij ook voor zijn poëzie aandacht door spontaan voor kleine groepjes mensen te zingen. Niemand heeft hem daarom gevraagd, maar dat doet hij gewoon. Dat is heel ontwapenend en ontroerend.
Ik wilde kunst laten zien van disciplines waar ik grote affiniteit mee heb.
Er is een indringende bijdrage van Claudia Heinermann. Waar ken je haar van?
Claudia heb ik ontmoet op de AKI toen ik daar lesgaf. Ze is een documentaire fotograaf en onderzoeker en ze beweegt zich op een specifiek eigen terrein. In het genre van de documentairefotografie is ze helemaal op haar plaats en in mijn ogen een absolute grootheid. Haar werk heeft altijd betrekking op aangrijpende, menselijke onderwerpen waarvoor ze diepgaand research doet en waarmee ze zich engageert. Het gaat over geschiedenissen die buiten de historische canon vallen en die uit ons collectieve geheugen dreigen te verdwijnen. Zo maakte ze de persoonlijke geschiedenis van de Wolfskinderen in Litouwen, de herbegrafenis van de slachtoffers in Srebrenica en de verschrikkingen van de strafkampen van de Russische dictator Jozef Stalin zichtbaar. Ze maakt documentaire foto’s van een hoge kwaliteit en boeken die ze veelal in eigen beheer uitbrengt. Haar boeken worden in de pers nationaal en internationaal geprezen.
Alle deelnemende kunstenaars hebben een globale reikwijdte in wat ze doen, maar wellicht niemand zo sterk als André Smits.
Klopt, André reist al jaren de hele wereld over om overal kunstenaars in hun atelier te fotograferen. Zijn project heeft de titel ARTISTINTHEWORLD. Je ziet de kunstenaar op de rug in zijn studio of werkplaats. Hij heeft er inmiddels zo’n 5000 gefotografeerd en er zit geen enkele hiërarchie in. Hij fotografeert iedere kunstenaar ongeacht diens status of reputatie. Zijn werkwijze is die van het ondergrondse netwerk. Hij gaat ergens naartoe en fotografeert dan een kunstenaar met wie hij van tevoren heeft afgesproken en vraagt of er nog andere kunstenaars in de huurt wonen die hij kan fotograferen. Zo vindt hij op een natuurlijke manier zijn weg door de kunstenaarsgemeenschappen in de plaatsen waar hij naartoe gaat. Hij organiseert vrijwel ook overal tentoonstellingen waarbij hij wandschilderingen maakt in zijn persoonlijke stijl die aan cartoons refereert waarbij hij dat netwerk ontsluit; hij laat zien hoe hij via via bij steeds weer andere kunstenaars op hun atelier komt. Zoals het internet ons in digitale zin verbindt, zo onthult hij in zijn foto’s de wereldwijde kunstenaarsgemeenschap. En we zien in de foto’s hoe de kunstenaars wereldwijd hun atelier inrichten. Achter deze foto’s ligt het terrein van de artistieke, sociale en economische macht van de kunst.
Hij fotografeert iedere kunstenaar ongeacht diens status of reputatie. Zijn werkwijze is die van het ondergrondse netwerk.
Je bent zelf niet met beeldend werk in de tentoonstelling aanwezig, maar de presentatie waar je misschien zelf het meest direct bij betrokken bent, is die van Adriaan Luteijn en Inge Theunissen. Hoe verhoud je je daartoe?
Adriaan is choreograaf bij Introdans in Arnhem. Al sinds 2003 maakt hij de serie ‘De Ontmoeting’, waarin hij professionele dansers laten samenwerken met mensen die een fysieke of geestelijke beperking hebben. De oprechtheid en intensiteit van die projecten vind ik indrukwekkend. Inge heeft daar een film over gemaakt die ontroerend en confronterend is. Ik heb door de jaren heen als beeldend kunstenaar met Adriaan en andere choreografen van Introdans samengewerkt. Wat mij steeds weer treft is dat hun werkwijze zo radicaal, scherp, liefdevol en genereus is.
Dat aspect van de werkwijze van Adriaan Luteijn zie ik ook als een gemeenschappelijke onderstroom van deze tentoonstelling en wat de deelnemende kunstenaars met elkaar verbindt. Ze zijn professioneel en autonoom, hebben een nationale en soms ook internationale reputatie en streven naar een harmonische relatie met anderen voor wie ze zich openstellen. Zonder uitzondering werken ze gul en met grote betrokkenheid mee aan de tentoonstelling. Het gaat ze niet om louter egocentrische erkenning of status, maar om de waarde die hun werk voor henzelf en de samenleving heeft. Deze kunstenaars zijn er goed in om dat voor elkaar te krijgen. Mijn interdisciplinaire tentoonstelling is door mij en Omstand bedoeld als model voor andere tentoonstellingen om de macht van de kunst uit te dragen. Kick ass.
Ze zijn professioneel en autonoom, hebben een nationale en soms ook internationale reputatie en streven naar een harmonische relatie met anderen voor wie ze zich openstellen.
‘Alle Macht Aan De Kunst?/!’ is nog tot en met 21 april 2019 te zien in presentatieruimte voor actuele kunst Omstand in Arnhem.
Door Omstand is een magazine uitgeven over de tentoonstelling. Grafisch ontwerp: door Jaap Kroneman
www.omstand.nl
www.albertvanderweide.eu