Het moeras als inter-face – In gesprek met Kristupas Sabolius
Jij bent een van de co-curatoren the Swamp Pavilion in Venetië (Architectuur Biënnale Venetië 2018, red), met een achtergrond in filosofie en een speciale interesse in de tegenstrijdige functies van de verbeelding. Kun je iets vertellen over the Swamp Pavilion, hoe het is ontstaan en hoe het relateert aan jouw eigen onderzoek?
“Drain the swamp!” wordt vaak geroepen. Aangezien elke constructie begint bij een terugwinning van land, lijkt het erop dat het fenomeen van het moeras de donkere kant van de moderniteit laat zien. Dit is het land dat veroverd moet worden. Maar moerassen herbergen ook onvoorspelbare dreigingen: muggen die malaria met zich meedragen, slangen en draaikolken. Als een soort tussenecologie—het is geen land maar ook geen water—is het een plek voor angst en melancholie. In die zin heeft de plek nooit deel uitgemaakt van de utopische en futuristische fantasie van de Westerse cultuur. Ondanks verbluffende ontdekkingen in de biologie, begrijpen we nog steeds weinig van de ecosystemische rol van het moeras en haar co-existentie. En dus hebben we de Swamp Pavilion en de daaruit voortkomende Swamp School opgezet om te leren over de verschillende manieren waarop een intra-actieve relatie, om naar Karen Barad te verwijzen, op kan worden gebouwd met een omgeving die we zo lang hebben ondermijnd en ondergewaardeerd.
Als een soort tussenecologie—het is geen land maar ook geen water—is het een plek voor angst en melancholie.
In die zin wordt het moeras een toegangspoort tot Gaia[1]. De perfecte manier om de creatieve ontmoeting met het netwerk van relaties dat we eeuwen hebben buitengesloten te herstellen, zoals de symbiotische interacties tussen planten, organismes, verschillende diersoorten en hun omgeving. Onze blik op het moeras richten, vraagt om een heroverweging van ons voorstellingsvermogen. Gezien mijn onderzoek naar verschillende theorieën over de verbeelding, heb ik in dit project vooral geprobeerd om vanuit de filosofie verschillende manieren te bespreken om het moeras voor te stellen.
Hoe verhoudt de metaforische interpretatie van het moeras zich tot het eigenlijke ecosysteem?
Het is niet makkelijk om het moeras te definiëren, zelfs niet in biologische termen. Sterker nog, het concept van het moeras wordt geproduceerd door een proces van conceptualisering. Het kan worden gezien als een noemer voor een heleboel ecosystemen in de grijze zone tussen land en water; denk aan de Engelse omschrijvingen ‘marshes’, ‘bogs’, ‘mires’, ‘wetlands’ en ‘meadows’.
Het is voor ons belangrijk om te begrijpen dat het moeras zich bevindt op het kruispunt van verschillende disciplines. Misschien moeten we het moeras een ‘interface’ noemen, en de betekenis van deze term bijna letterlijk verstaan; het biedt zowel een ‘face’ voor het ‘faceless’ netwerk van relaties waaruit het moeras bestaat, maar het nodigt ons ook uit om deel te nemen aan vormen van intra-relationaliteit. Het is niet alleen een biologisch ecosysteem, maar ook een plek om te ontdekken, te voelen, te denken en ons voor te stellen hoe we anders in relatie kunnen staan met de verschillende machten in deze wereld. Het moeras is vooral een netwerk van complexe relaties die niet functioneren als een gesloten, maar juist als een open systeem. In filosofische termen is het heel belangrijk om het moeras te begrijpen als een socio-biologisch veld waar het klassieke concept van individualiteit wordt opgeheven.
Het is niet makkelijk om het moeras te definiëren, zelfs niet in biologische termen.
Het moeras is per definitie een hybride plek waar de verschillende bestandsdelen niet uit elkaar kunnen worden gehaald zonder dat het risico bestaat dat het hele systeem uit balans wordt gehaald. Zodra we dit eenmaal beseffen, kunnen we ons menselijke voorstellingsvermogen tegenover het systeem opnieuw vormgeven.
Je wijst op de verschillen tussen het moeras enerzijds en het eiland anderzijds. Wat is het verschil en hoe werkt het denken over/met het moeras als een kritiek op utopisch denken?
We werden geïnspireerd door een beroemde zin uit het essay Walking (1862) van Henry David Thoreau: “Hope and the future for me are not in lawns and cultivated fields, not in towns and cities, but in the impervious and quaking swamps”? Deze formulering moedigt aan om kritisch te kijken naar de utopische voorstelling van de moderniteit en haar relatie tot de toekomst.
Heb je weleens opgemerkt dat Utopia altijd wordt voorgesteld als een eiland? Deze “non-place” is eigenlijk een heel erg gedefinieerde plek. Kijk maar naar King Utopos’ beslissing om een tunnel te bouwen om het beroemde eiland te scheiden van het vasteland, volgens de beschrijving van Thomas Moore. Op deze manier wordt de toekomst steeds minder als een moment in de tijd voorgesteld. Utopische fictie vertelt ons: de toekomst is een plek, een gedefinieerde locatie, een eiland waar het beter is dan hier.
Waarom een eiland, kun je je afvragen. Nou, juíst om haar duidelijke en gedefinieerde contouren. Eilanden worden voornamelijk gekarakteriseerd door hun grenzen. Een eiland kan worden gevangen in één afbeelding, en wordt bepaald door de logica van afscheiding en isolement. En omdat we het utopische eiland nooit kunnen bereiken, komt er water in het spel. De oceaan vult het gat van de lege ruimte die de afstand creëert tussen onze plek (en tijd) en Utopia.
Hiertegenover staat dat het moeras geen eiland, geen content en geen oceaan is. Zonder vooraf bepaalde grenzen heeft het een permanente ongedefinieerde functie. Het moeras is afhankelijk van haar staat als ‘tussen plek’. De meest geheimzinnige of zelfs griezelige uitdaging van haar voorstelling ligt in het feit dat alle moerassen aan de logica van afscheiding ontsnappen; de eerste stap waarmee het voorstellingsvermogen een eiland creëert, zoals Deleuze in zijn beroemde tekst ‘Desert Islands’ beschrijft. In die zin behoort het eiland tot de individualistische fantasie van het subject die alle ongemakkelijke elementen van zijn of haar horizon verwijderd.
In culturele fictie worden moerassen vaak voorgesteld als dystopische plekken, terwijl het Swamp Pavilion het juist wil voorstellen als een heterotopie. Hun topografie bestaat altijd uit onzekerheid en ‘otherness’, terwijl het tegelijkertijd open systemen zijn die haaks op onze geürbaniseerde en gecommodificeerde zienswijze staan. Ze leren ons hoe te navigeren in onzekere landschappen door specifiek menselijke en egoïstische benodigdheden en verlangens onderuit te halen: de wereld is niet voor ons gemaakt. In die zin bestaat het moeras niet uit de belofte van een betere toekomst voor ons, maar nodigt het uit open te staan voor een meervoudigheid aan toekomsten; voor een houding die we ‘futurability’ zouden kunnen noemen.
de wereld is niet voor ons gemaakt.
Dus, om jou aan te halen: “It is not how we enter the swamp, it is how we allow the swamp to enter us.”. Om het moeras in onszelf toe te laten is het nodig om ook een andere tijdservaring aan te nemen. Wat is de ‘deep time’ of ‘ecologische tijd’ van het moeras?
We zijn overgenomen door een versnellings-cultuur die wordt vormgegeven door het digitale universum dat vele malen sneller is dan wij. Dit brengt ons in een competitieve modus waarin we eigenlijk alleen maar kunnen verliezen. De temporaliteit van het moeras is daarentegen gebaseerd op de-acceleratie, vertraging, zoals moerassen bekend staan om hun langzaam bewegende wateren. De herwaardering van deze temporaliteit heeft veel aspecten en kan zelfs praktische oplossingen bieden zoals het feit dat moerassen een methode kunnen zijn om overstromingen mee te controleren. Moerassige plantengroei helpt ook om snel bewegend water te remmen; op deze manier brengt de temporele logica van het moeras diversiteit aan binnen waterregimes.
Aan de andere kant brengt het idee van leren van hun ‘water regimes’ ons terug bij de vraag over ons eigen bestaan. De filosoof Gaston Bachelard gelooft bijvoorbeeld dat ons voorstellingsvermogen door middel van ritmes verbindingen produceert met niet-menselijke temporaliteiten, en hij noemt dit ‘rhytmanalysis’. Eigenlijk zegt hij hiermee dat zelfs wanneer onze geest en de geest van planten niet overeenkomen, er alsnog resonanties en echo’s gezocht kunnen worden door te luisteren naar, leren van, en afstemmen op de ritmes van andere ecosystemen om veranderingen aan te brengen in de materiële constellatie van de menselijke geest.
Om dit proces een naam te kunnen geven, gebruikt Bachelard de poëtische uitdrukking van l’etat lyrique’ (een lyrische staat); de modaliteit van een mentale staat die iemand toestaat buiten zichzelf te treden.
Ik geloof dat de temporaliteit van het moeras serieus moet worden genomen. Het pleit voor ‘downtime’, terugtrekking, verdieping en ‘rhytmanalytische’ openheid; een andere dynamiek die kan worden opgevat als een kritisch voorstel in deze gejaagde tijden van competitie, consumptie en overproductie.
Het pleit voor ‘downtime’, terugtrekking, verdieping en ‘rhytmanalytische’ openheid; een andere dynamiek die kan worden opgevat als een kritisch voorstel in deze gejaagde tijden van competitie, consumptie en overproductie.
De moerassigheid in onszelf toelaten in plaats van zelf het moeras in te trekken, wijst op iets interessants als de populariteit van ‘embodied experience’ – welke men zou kunnen bekritiseren vanuit een postkoloniaal perspectief als het altijd willen ‘deelnemen’ en daarmee het toe-eigenen van ervaringen. Hoe verhoud jij je tot dit idee van fysieke ervaring, in de creatie van een Swamp School in een stad die is gebouwd op een moeras, en door zelfs een stuk moeras het paviljoen in te brengen?
De ervaring is belangrijk wanneer we spreken over kunst als een medium om onbekende gebieden te vertalen in een sensorische vorm. We willen het moeras vooral invloed laten uitoefenen op het menselijke voorstellingsvermogen, maar de paradox van het voorstellingsvermogen is dat het zich afspeelt tussen abstractie en concreetheid; het mentale en het lichamelijke. Er is geen voorstelling zonder sensatie. Het paviljoen bood hier op verschillende manieren toegang toe – niet alleen theoretisch maar ook door een fysieke plek te creëren waarin je het moeras kon ‘ontmoeten’; we organiseerden excursies maar ook ruik, proef –en luisteroefeningen (het hele hoofdstuk van de Swamp Radio was bijvoorbeeld toegewijd aan akoestische praktijken).
De paradox van het voorstellingsvermogen is dat het zich afspeelt tussen abstractie en concreetheid; het mentale en het lichamelijke.
Het gaat echter niet noodzakelijk over toe-eigening, maar eerder over het voorstellen van nieuwe soorten relaties. Ik geloof dat het onmogelijk is om het moeras vanuit een neutraal punt binnen te treden of te bespreken. In die zin hebben we te maken met de dialectiek van indringing en respect. Ja, een deel van het Litouwse moeras is naar Venetië gebracht, maar het meest verbazingwekkende is dat het nooit is gestopt een moerassig leven te lijden: het werd geplant in het lokale ecosysteem en zal zo doorgaan met de creatie van nieuwe relaties. Het biedt ons een kans om te denken over de nawerking van het project; na te gaan welke waarde onze acties hebben gehad in de lokale omgeving.
Loopt het plotseling zoveel aandacht geven aan (het idee) van het moeras, zelfs binnen een institutionele context, niet het gevaar van toe-eigening? Of breder: kun je een metafoor exploiteren, en als dat zo is; hoe ga je op een respectvolle wijze om met (het idee van) het moeras?
Zeker, als aandacht echt heel ‘plotseling’ is, en niet lang blijft bestaan, kan dit een teken zijn van een zekere appropriatie of instrumentalisering. Het echte probleem is echter onverschilligheid. Het is niet makkelijk, maar men moet op zoek naar manieren om nieuwe modellen te produceren om ons opnieuw aan Gaia te verbinden; het moeras is er daar één van. Dit is waar metaforen hun waarde kunnen bewijzen: ze kunnen onze materiele relaties levend houden. Dit paviljoen is een poging om zo’n plek te creëren voor co-creativiteit van verschillende soorten. Ja, het gevaar van exploitatie ligt altijd om de loer, en daarom denken we liever in termen van ‘respectvolle intrusie’ omdat dit een wederzijde transformatie impliceert. Het is niet toevallig dat ‘wordling-with’, om Harraway aan te halen, wordt gemarkeerd door de constante poging om na te denken over wat het betekent om als mens met een creatieve (re)actie te komen.
Het echte probleem is echter onverschilligheid.
Zelfs als we toegeven dat het nuttig of zelfs noodzakelijk is om aandacht te besteden aan de karakteristieken van het moeras, of ‘om het moeras in onszelf toe te laten’, zou je kunnen zeggen dat het iets problematisch heeft om een onleefbare situatie zoals het moeras te romantiseren.
Ik geef toe: we kunnen nooit echt terug naar het moeras, aangezien we ons niet van onze beschaving kunnen ontdoen. Een hernieuwde ontmoeting met het moeras roept echter conflict en ontevredenheid met en in onszelf op, gerelateerd aan sociale en culturele onderdrukking. Het gaat dus allereerst over een herziening van ons eigen standpunt, over de acceptatie van onze eigen intrinsieke hybriditeit.
Veel steden zijn op het moeras gebouwd: Venetië, New York en Brussel, om er maar een paar te noemen. Moerassen zijn echter nooit gestopt te bestaan in stedelijke landschappen, zelfs technisch gezien niet. Ze hebben steden van binnenuit gekoloniseerd, op dezelfde manier waarop haar structureren het water beïnvloeden. In veel gevallen is de vraag hoe we haar waarde kunnen herstellen of herwaarderen in onze huidige tijd.
Kristupas Sabolius is universitair docent filosofie aan de Universiteit van Vilnius (Litouwen) en een Fulbright Scholar alumnus van SUNY (Stony Brook). Hij is de auteur van ‘Proteus and the Radical Imaginary’ (2015, Bunkier Sztuki, in het Pools en het Engels) ‘The Imaginary’ (2013, Vilnius University Press, in het Litouws) en ‘Furious Sleep. Imagination and Phenomenology’ (2012, Vilnius University Press, in het Litouws), evenals tal van essays die de tegenstrijdige functie van de verbeelding aankaarten, zoals deze voorkomt in alle belangrijke theorieën van het westerse denken. Hij is ook een actieve, publieke intellectueel en een schrijver van romans, toneelstukken en scripts, waaronder The Gambler; de Litouwse nominatie voor de ‘foreign-language’ categorie tijdens de uitreiking van de Oscars in 2015.
[1] waarmee ik refereer naar zowel James Lovelock en Lynn Margulis, maar ook naar Isabelle Stengers en Bruno Latour en andere promotors van de Gaia theorie; een wetenschappelijke hypothese die stelt dat de biosfeer op de niet-levende omgeving inwerkt op een zodanige manier dat er een zelfregulerend complex systeem ontstaat zodat er gunstige omstandigheden blijven bestaan voor het leven op Aarde.