Symptomen van een fundamenteler ziektebeeld, geworteld in ons economisch systeem
De coronapandemie past in een eeuwenoud patroon waarbij medische noodsituaties eerder regel dan uitzondering zijn. Die observatie is aanleiding voor de kunstenaarspraktijk van Ines Doujak. die zowel aanklacht is als klucht, waarbij dagelijkse verschikkingen van sociaal onrecht met carnavaleske jovialiteit aan de kaak worden gesteld.
Infectieziekten staan niet op zichzelf. Ze raken de samenleving als geheel en zijn een signaal dat er in die gedeelde leefwereld iets mis is. De gedachte dat onze huidige manier van leven ten koste gaat van de ecologische balans op aarde, en daarmee virusuitbraken in de hand werkt is niet nieuw, en toch lijkt het bijna onmogelijk om aangeleerde patronen te doorbreken en systemen te veranderen. Inmiddels kampen we al bijna twee jaar met een pandemie, maar gaat het gesprek zelden over de lange termijn of de meer structurele oorzaken. Kan kunst een bijdrage leveren aan dit gesprek?
Kunstenaar Ines Doujak maakt al sinds begin jaren negentig kunst over pandemieën, overdrachtelijke ziektes en virussen. Haar werk laat zien dat persoonlijk leed grotendeels wordt veroorzaakt door een economisch systeem van uitbuiting en overbelasting van de aarde, waar armeren en machtelozen op onevenredige schaal het slachtoffer van worden. De huidige coronapandemie is in dat opzicht geenszins uniek, maar past in een eeuwenoud patroon waarbij medische noodsituaties eerder regel dan uitzondering zijn. Juist die observatie is aanleiding voor een kunstenaarspraktijk die zowel aanklacht is als klucht, waarbij dagelijkse verschikkingen van sociaal onrecht met carnavaleske jovialiteit aan de kaak worden gesteld.
De serie Geistervölker waar Doujak sinds 2016 aan werkt is een genot om naar te kijken. Deze bestaat uit collages van mensachtige figuren in een natuurlijke omgeving, opgebouwd uit negentiende eeuwse illustraties voor medische handboeken over huid- en infectieziekten. Ze lijken uit een sprookje gestapt en kijken zo sereen dat je hun etterende wratten, stinkende ontstekingen en misvormde ledematen bijna over het hoofd ziet. Maar hun verminkte en gemutileerde lichamen hebben iets monsterlijks: een kraai die de galbulten op het hoofd van een jongetje openpikt; een arm die halverwege in een penis is vergroeid; een baby met bloeddoorlopen ogen, een egelachtig gelaat, klauwen van een beer, en herpes op zijn genitaliën. Onsmakelijke afwijkingen waar je het liefste van wegkijkt, ware het niet dat de figuren zelf iets heroïsch uit te stralen. Alsof hun ziekte hen een soort superkracht verschaft.
Geestesvolkeren (Geistervölker) noemt Doujak ze, een term die in de archeologie wordt gebruikt voor menspopulaties waarvan men op basis van DNA-sporen vermoedt dat ze ooit hebben bestaan, maar waarvan geen werkelijke overblijfselen zijn en er dus ook geen beeld bestaat van hun leefwijze of cultuur. Doujak’s volk lijkt niet ontvankelijk voor onze norm van wat gezond, schoon, mooi en vitaal is. Losgezongen van onze realiteit, waar lichamelijke afwijkingen meestal worden verhuld of optisch gecorrigeerd en zelden openlijk gedragen, is het visioen van de Geistervölker even gruwelijk als bevrijdend en dient het de vraag aan hoe wij zelf met ziektes omgaan.
De vijfdelige podcastserie Transmission die Doujak in 2021 maakte met haar vaste samenwerkingspartner John Barber geeft hier inzicht in. Dit luisterkunstwerk werd gemaakt voor de Liverpool Biennial en dankt zijn digitale vorm (hier te beluisteren) aan de beperkende Covid-maatregelen die fysiek bezoek aan de tentoonstelling voor veel mensen onmogelijk maakte. In een vijftal afleveringen traceren de makers de oorzaken en gevolgen van uiteenlopende pandemieën door de eeuwen heen. Historische feiten worden afgewisseld met parabels en ironische liedjes, waarin parallellen worden getrokken tussen ‘onze eigen’ Covid en vele voorgangers als HIV, lepra, gele koorts, en de zwarte dood. Kortzichtige economisch gewin lijkt het steevast te winnen van solidariteit en constructieve bestrijding, terwijl sociale ongelijkheid toeneemt en armen en machtelozen er onevenredig hard door worden getroffen.
De aflevering Class zet bijvoorbeeld uiteen hoe verschillend de ervaring met Covid is voor mensen uit verschillende sociale klassen. Terwijl de eerste golf in het voorjaar van 2020 door New York raasde, werden badplaatsen op Long Island overspoeld door vakantiegangers die het virus wilden ontlopen, terwijl even verderop gevangenen van Rikers Island door de stad werden ingezet om voor 6 dollar per uur (het minimumloon ligt op 15 dollar) massagraven te graven. Er bestond een reële kans dat die graven uiteindelijk voor henzelf zouden zijn. Volgens één van de eerste geïnfecteerde gedetineerde was de gevangenis ‘Disneyland for coronavirus’. Ten tijde van de Spaanse griep in 1918 was dat niet anders. Paniek brak uit toen in de sjieke buurten van Parijs een bovengemiddeld hoog dodental werd vastgesteld, maar ging ook gauw weer liggen nadat bleek dat het niet de welgestelden in hun riante appartementen betrof, maar hun bediendes die opeengehoopt in de souterrains leefden. Één op de vier vrouwen die in Parijs aan de ziekte stierf was kamermeisje.
In de aflevering Vaccine spring je op vergelijkbare wijze door een geschiedenis van ongelijkheid en racisme heen. Zo worden we eraan herinnert hoe in april 2020 twee Franse dokters in alle oprechtheid voorstelden om het Covid-vaccin te testen in Afrika. Geen nieuw idee, want in de jaren 80 gebeurde hetzelfde bij de ontwikkeling van HIV- en Aidsvaccins onder leiding van de inmiddels zo gevierde Dr. Fauci. Vergelijkbare tests gebeurden in de jaren dertig en veertig met syfilis onder arme Afro-Amerikanen in Alabama en nietsvermoedende soldaten in Guatemala. De anekdotes zijn schrijnend, maar worden met ondramatische gelatenheid verteld, terwijl een a capella koor ironische intermezzo’s verzorgt. “Wrong time, wrong place, wrong class, wrong race”, klinkt het in close harmony.
Anders dan wat je met deze thematiek zou verwachten wordt het kunstwerk nooit belerend. Door humor te combineren met horror maakt Transmission je juist indringend bewust van de diepe tegenstrijdigheden waar we allemaal mee te maken hebben.
Nog een onderwerp uit de podcast; de hebzucht van mondiale bedrijven en de onverschilligheid van het kapitalistisch systeem voor menselijk leed. Doujak en Barker vertellen hoe de verspreiding van infectieziektes vaak parallel loopt aan de ontdekking van nieuwe handelswegen en gewinstreken, niet zelden op initiatief van Europeanen. Zo zeilde de besmettelijke huid- en zenuwziekte lepra in de 18e eeuw vanuit Amsterdam mee naar Suriname waar het op de plantages vrij spel kreeg. En exporteerde Britse kolonialisten in de 1840s wel alle tarwe uit Ierland, maar lieten er tyfus achter. Bij het wereldwijde Amerikaanse vleesimperium van Cargill snijdt het mes aan twee kanten, met serieuze Covid-uitbraken in zowel de voor de veestapel ontboste gebieden in de Amazone, als in de vleesverwerkingsfabrieken in Pennsylvania, waar werknemers het dragen van een mondmasker werd verboden om geen ‘unnecessary anxiety’ te veroorzaken. Gaat economische expansiedrift onvermijdelijk gepaard met de verspreiding van ziektes? Is het businessmodel van dergelijke mondiale bedrijven per definitie destructief? Een antwoord op die vraag is mogelijk uit de volgende parabel te halen, afkomstig uit de Class.
A scorpion, which cannot swim, asks a frog to carry it across a river on its back. The frog hesitates, afraid of being stung by the scorpion, but the scorpion argues that if it did that, they would both drown. The frog considers this argument sensibly and agrees to transport the scorpion, but midway across the river the scorpion stings the frog anyway, dooming them both. The dying frog asks the scorpion why it stung despite knowing the consequence, to which the scorpion replies: “I couldn’t help it. It’s in my nature.”
Grootkapitaal – of de personen en instellingen die het vertegenwoordigen – beroept zich regelmatig op zijn ‘natuurlijke neiging’ om het marktaandeel te vergroten, door sociale en natuurlijk grondstoffen uit te putten, met groeiende ongelijkheid als bijkomend gevolg. In het metersgrote tapijt getiteld Economies of Desparation (2018) confronteert Doujak ons wederom met overweldigende citaten uit verschillende kranten, met cijfers over moderne slavernij en uitbuiting, mensenhandel en de mensonterende omstandigheden waarin migranten verkeren. Tussen de tekstballonnen duiken de serene gezichten van Doujak’s Geistervölker weer op, maar inmiddels begrijpen we beter waar hun aandoeningen vandaan komen. Het zijn symptomen van een veel fundamenteler ziektebeeld, geworteld in ons economisch systeem. Hierin schuilt de echte monsterlijkheid, zo lijkt de kunstenaar ons te willen zeggen.
Doujak laat haar maatschappelijke zorgen doorklinken in haar kunst, niet op een intellectualistische abstracte toon, maar juist heel direct en onomwonden, op basis van uitvoerig onderzoek en gestaafde informatie en verpakt in dwaasheid. Ze toont ons beelden van datgene waar we liever van wegkijken, maar waarvan politieke nood vraagt dat we ons er toch mee bezig houden. Haar werk is maatschappijkritiek intelligent verpakt in satire die voor iedereen leesbaar is, en die ons helpt scherp te stellen op het grotere verhaal.