Strategieën om kunst te ontheiligen (van boven naar beneden en weer terug)
De zomer is het uitgelezen moment voor reflectie. En dus kijken we terug op het afgelopen half jaar, en selecteren we de stukken die het (her)lezen waard zijn zoals het artikel van Pum van de Koppel over het ontheiligen van kunst:
In dit stuk denk ik hardop na over hoe we kunst minder heilig kunnen maken, hoe we het kunnen opvouwen en het kleiner kunnen maken om het vervolgens weg te kunnen gooien.
Ik zal eerst proberen uit te leggen waar die behoefte vandaan komt. Misschien omdat kunst vroeger ongrijpbaar voelde en ik het nu ik zelf op de kunstacademie zit kleiner en behapbaarder wil maken, toegankelijker voor mezelf. Ik ben nog niet volledig in de kunstwereld ingewijd en beschik nog niet over alle esoterische(1)kunstkennis vandaar dat ik kunst naar mijn niveau probeer te verlagen voordat ik mij professioneel kunstenaar kan noemen.
Kunst was nooit heel ver weg. In mijn jeugd voetbalde ik veel op straat en daarbij ging het niet om wie de meeste goals scoorde maar om wie de mooiste goals scoorde. Ook waren de meeste voetbaltrucjes niet handig maar vooral grappig. En het meest tevreden was je als je op kunstzinnige wijze iemand door de benen speelde. Of Sinterklaas: 5 december draaide volledig om de surprises waar we dagen aan gewerkt hadden. Toch liep ik tijdens de open dag van de Rijksakademie twee en een half jaar geleden vertwijfeld en misselijk door de gangen nadat ik in de ene kamer een dabbende visman in een ballenbak zag en in een andere kamer smeltende hoopjes slijm. De Rijksakademie voelde als een bijennest met al haar gangen en kamers waar het zoemde van alles wat kunst zou moeten zijn, maar waar een enorme afstand bestond tussen kunstwerk en toeschouwer. De Rijksakademie is een postacademische instelling, zou langer doorstuderen altijd tot ontoegankelijkere kunst moeten leiden? Het leek alsof de kunst niet voor mij en de andere menselijke toeschouwers was gemaakt maar offers voor de kunstgoden waren. En die kunstgoden eisen kunst.
Het doel op de Rijksakademie en op andere instituten is, zo lijkt het, om kunst te maken en te tonen. Dit zou echter niet het doel moeten zijn maar een uitkomst. Kunst die hoofdzakelijk kunst is houdt zichzelf in stand, het neemt niemand in acht behalve zichzelf en de kunstgoden terwijl het juist alle kanten op zou moeten bewegen en zichzelf van tijd tot tijd opnieuw zou moeten uitvinden. In de volgende alinea’s beschrijf ik vier strategieën, er zijn er zeker meer, om de kunst te ontheiligen. Deze strategieën ben ik op het spoor gekomen tijdens mijn lessen Artistic Research van kunstenaar Tatjana Macic.
Strategie I: détournement.
Waar ‘dom’ normaal gesproken weinig verstand aanduidt en ‘dom doen’ niet slim handelen betekent, hebben deze uitdrukkingen in straattaal en rapteksten een hele andere betekenis. Als je een domme goal scoort is dat juist heel positief. In het ‘Van Dale’ woordenboek is definitie van dom: 1. Met weinig verstand. 2. Van weinig verstand getuigend. In het ‘Smibanese’ (straattaal dialect) woordenboek is de definitie: Een term waarmee men een positieve label aan iets of iemand plakt. 2. Synoniem voor iets moois of tofs (en dan pas:) 3. Een persoon van wiens acties weinig intelligentie uitstralen.(2)
Vaak komen woorden uit de straattaal uit een andere taal, bijvoorbeeld ‘fatu’ ( :grap) uit het Sranan, of ‘sahbi’ ( :vriend) uit het Arabisch, zoals ‘paraplu’ uit het Frans komt. Dit zit anders bij het woordje dom, het komt oorspronkelijk wel van het Germaanse ‘dumm’ maar wanneer Henkie T “Ja, we kunnen dom doen, baby.” zingt in zijn liedje ‘DomDoen’(3) gebruikt hij onaangepast het Nederlandse woord dom, maar met de nieuwe betekenis.
Dat is ook het principe van détournement. Détournement is wanneer je cultuur hergebruikt en uit de oude context haalt om de oorspronkelijke betekenis onderuit te halen. Détournement is het meest effectief als de eerdere betekenis nog in het achterhoofd zit. (4)
Een recent voorbeeld van détournement is ‘Severed Spots’ van kunstcollectief/bedrijf MSCHF(5): als gezamenlijke investering kochten ze een Damien Hirst stippenschilderij en sneden vervolgens iedere stip uit om die vervolgens voor een hogere prijs per stip ($480) door te verkopen. Net zoals een relikwie in een tempel, was het stippenschilderij eerst ontoegankelijk voor het gewone publiek.
Vroeger, in de middeleeuwen, werden die relikwieën vaak verhandeld of gestolen zodat ze konden worden doorverkocht.(6)Door ze uit de kerk, de institutionele context te halen, verloren de relikwieën hun mystieke status en werden in plaats daarvan slechts objecten met een hoge economische waarde. Normaal gesproken wordt er zorgvuldig afstand bewaard tussen het publiek en het kunstobject (of relikwie) omdat het wordt gezien als kostbaar (of heilig) bezit. Hoewel dure kunstwerken vaak rechtstreeks naar het kunstdepot gaan, kun je er in theorie alles mee doen wat je wilt als het kunstwerk eenmaal gekocht is.
MSCHF legt de nadruk op deze ambivalente waardering voor het heilige kunstwerk door er niks heel van te laten en het te reduceren tot een economisch handelsmiddel. Dat kunst tegenwoordig vaak draait om het prijskaartje laat MSCHF hier zien door het concept van art shares(7) letterlijk uit te beelden(8). Het schilderij wordt als een taart verdeeld onder de aandeelhouders. Sommige stippen zijn nog steeds beschikbaar, ze staan net zoals de relikwieën(5) te koop op ebay.
Strategie II: ontgoocheling.
In 1975 werd Raivo Puusemp, een conceptuele kunstenaar, verkozen tot burgemeester van Rosendale in de staat New York in Amerika(9). Voordat hij op het punt stond om burgemeester te worden was hij een redelijk succesvolle conceptuele kunstenaar. In die tijd maakte hij sculpturen die vooral te maken hadden met fenomenologie en perceptie, volgens de geldende kunstnormen(10). Hij begon het vermoeden te krijgen dat er een succesformule bestond om het te maken in de kunstwereld en dat kunst vaak uit een ‘continuüm van voorspelbare stappen’(11) bestond. Om zijn stelling te testen bedacht hij een nieuwe vorm van kunst: de ‘influence pieces’. Hiervoor plantte hij een idee voor een kunstwerk in het hoofd van een andere kunstenaar door het terloops te noemen tijdens een gesprek waarna hij vervolgens aan de zijlijn wachtte totdat het werk in een instituut getoond werd. Zowel het publiek als de ‘gefopte’ kunstenaar zelf dacht dat het een origineel kunstwerk betrof. Dit bracht hij een paar keer succesvol in de praktijk.
Hij toonde hiermee aan dat de stappen in de totstandkoming van kunst vaak voorspelbaar zijn, het maakte blijkbaar niet uit of hij of een andere kunstenaar de stappen voor zijn influence pieces volbracht.
Na het verkrijgen van dit nieuwe cynisme ten aanzien van de kunstwereld besloot hij om het over een andere boeg te gooien en zich verkiesbaar te stellen als burgemeester in Rosendale. Rosendale zat in een crisis door de daling van de inkomsten uit de plaatselijke cementindustrie waardoor de gemeentelijke rekeningen niet meer betaald konden worden. Hij won de verkiezingen met een grote meerderheid vooral doordat hij van buitenaf kwam. De meeste inwoners hadden het namelijk gehad met de oude machtsstructuren in het dorp. In zijn campagne beloofde hij een ‘vrolijke gemeenschappelijke betrokkenheid bij de politieke processen waar ze zich vooral zouden focussen op de positieve aspecten’. In het kort: Puusemp zag de politiek als een medium en materiaal. Iets om mee te spelen. De ‘technische vaardigheden’ zou hij gaandeweg wel leren. Een groot deel van zijn strategie bestond uit observeren, enquêteren, informatie opvragen en publieke bijeenkomsten organiseren.
Door dit alles op een transparante manier te doen, liet hij de inwoners, ondanks de conflicten tussen de nieuwe en de oude garde van het dorp, de structurele problemen van het dorp zien. Door de open en structurele manier van werken kon hij zo een meerderheid behalen bij een referendum over het wel of niet aansluiten van het dorp bij de nabijgelegen grote gemeente. Na in een politiek probleem zijn ultieme kunstwerk gevonden te hebben, besloot hij om te stoppen als burgemeester, het kunstwerk was immers afgerond, en daarmee concludeerde hij ook zijn kunstenaarscarrière, dit was zijn laatste kunstwerk.
Wat we van Puusemp kunnen leren is de strategie van de kunstenaar zonder ego. Puusemp verloor zijn hoop en het gevoel van magie in de kunstwereld maar was daardoor wel in staat om zijn artistieke proces als gereedschap te gebruiken om andere problemen op te lossen. Tijdens zijn politieke campagne en zijn burgemeesterschap noemde hij geen enkel keer het woord kunst. Voor hem was het in de eerste plaats politiek en pas op de tweede plaats kunst.
Wanneer kunst zich mengt met andere disciplines, moeten we niet bang zijn dat de bijzonderheid die we normaal gesproken met kunst associëren daalt ten bate van het uitvoeren van alledaagse zaken.
Strategie III: spektakel.
Een andere manier om kunst van de sokkel af te halen is door kunst in een karretje in een achtbaan te plaatsen. Voor zijn grootse installatie ‘VOLTA’ vorig jaar in de Elektriciteitsfabriek in Den Haag bouwde Oscar Peters een gigantische achtbaan om daar vervolgens kunstwerken in te laten rijden. Hij maakte al eerder achtbanen voor kunstwerken maar het exemplaar in de Elektriciteitsfabriek had een looping.
In de werken van Oscar Peters wordt spektakel niet geschuwd, vaak maakt hij grote en soms gewelddadig bewegende installaties. Tegelijkertijd vergt het veel humor en zelfspot om kunst met hoge snelheid in een achtbaan rond te laten rijden. Dat het kunstwerk door het publiek wordt gezien als absurd en grappig laat zien hoe ver kunst en vermaak normaal gesproken uit elkaar liggen. Juist vanwege dat contrast is dit kunstwerk zo succesvol. Het heeft ook iets wreeds, alsof Oscar Peters, als antagonist van de kunstgoden, in de Hades de kunstwerken straft en ze eeuwig rondjes laat rijden in de achtbaan.
Tegelijkertijd zou zijn achtbaan niet bestaan zonder de werken die in de karretjes rondrijden.
Wat hou je over als je de kunst weghaalt? Een mooi gebouwde achtbaan. Misschien is dat wel genoeg en hoeft kunst niet veel meer te zijn dan dat. Nu vraag ik me af of er ook een artikel over een pretpark op Mister Motley zou kunnen worden gepubliceerd. Al geeft Oscar Peters in zijn interview bij de podcast ‘Kunst is Lang’(12) toe dat entertainment an sich voor hem niet toereikend is. Naast spectaculair moet kunst meer zijn. Hij pleit voor een middenweg tussen het intellectuele en het spectaculaire. Zoals spektakel alleen niet genoeg is, zo vindt hij het intellectualisme in de traditionele kunst ook niet genoeg. Kunst moet bewegen, boeien, vermaken en prikkelen.
Zijn spektakelkunst is een reactie op het elitaire intellectualisme van de moderne en hedendaagse kunst waar ik tijdens de open dag van de Rijksakademie tegenaan liep. Daar was ik overprikkeld door de ‘intellectuele’ drukte, in de elektriciteitsfabriek waar de achtbaan stond vond ik juist een ‘zalige’ rust. Het kabaal van de ratelende achtbaan in de enorme fabriekshal bracht mij in een serene gemoedstoestand waar ik mezelf tegelijkertijd nederig(13) voelde als toeschouwer maar waar ik ook kon lachen om de kunstwerken die door de achtbaan roetsjten.
Strategie IV: pluralisme.
Waar Oscar Peters en MSCHF fysiek worstelen met de heilige kunst, keert Iriée Zamblé net zoals Raivo Puusemp, de heilige kunst juist de rug toe. Waar het pessimisme uiteindelijk tekenend is voor Puusemp, hij heeft tot op de dag van vandaag geen kunstwerk meer gemaakt, heeft Iriée Zamblé juist een hoge productie en een optimistische insteek.
Heilige kunst begint echter bij wat het niet is. Cultuurfilosoof Walter Benjamin schreef in het klassieke essay ‘Das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarkeit’(14)uit 1935 al over de ‘negatieve Theologie’ van de ‘l’art pour l’art doctrine’(15). ‘Negatieve Theologie’ houdt in dat god alleen beschreven kan worden in de dingen die god niet is. In de Kabbala, de joodse mystiek waar door Walter Benjamin werd geïnspireerd, wordt god dan ook aangeduid met ‘Ein Sof’(16)wat ‘niet begrensd’ betekent in het Hebreeuws. Het idee van de ‘negatieve Theologie’ is dat de essentie van god voor mensen onbekend en onbereikbaar is en dat we met de menselijke ratio alleen kunnen bedenken wat god níet is.
Dit idee geldt, volgens sommigen, ook voor kunst: de definitie van kunst is niet te vatten in een woordenboek en blijkt keer op keer ontoereikend. Daarom bezigen veel kunstenaars en kunstcritici zich als lijnrechters met de vraag of iets wel kunst is en wat kunst niet is. Het is niet decoratief, niet makkelijk, niet commercieel, niet onbenullig.
Iriée Zamblé gaat tegen deze gedachte in en begint juist bij wat kunst wél kan zijn. Haar werk draait in de eerste plaats om mensen, het is voor haar een bijzaak of het door de kunstgoden wel gezien wordt als kunst. Het besef dat de wereld groter is dan de kunstwereld speelt een belangrijke rol in haar werk en in haar kunstenaarschap(17).
Iriée Zamblé schildert veel portretten en gaat daarbij een relatie aan met de lange traditie van de portretschilderkunst. Die traditie die we in West-Europa kennen en zien in bijvoorbeeld het Rijksmuseum of het Mauritshuis bestaat voor het leeuwendeel uit portretten van rijke witte mensen, adellijken of geestelijken. De functie van het portret was meestal om de afgebeelde persoon te eren en mooi neer te zetten.
De realiteit die Iriée Zamblé met verf en kwast neerzet is een alternatief ten opzichte van deze traditie, een alternatief dat op de academie niet altijd begrepen werd. Daarover zei ze in een interview met Mister Motley: ‘Wat mij heel erg heeft geholpen is mijn omgeving buiten de academie. Ik deed mijn dingen en mijn vrienden, mijn hele crew schreeuwde dan: ‘Zo vet!’ Terwijl dat echt niet altijd zo was hoor. Dat vertrouwen en die steun, dat heeft me er zeker doorheen geholpen. Mijn netwerk, maar vooral mijn mensen. Blijf bij je mensen. De academie is niet de hele wereld.’
Zamblé kiest dus een ander publiek, en een ander onderwerp. Met grote penseelstreken en met veel verf op de kwast portretteert ze juist de mensen die dichtbij staan en die ze fascinerend vindt. Ze neemt daar ruimte voor in door haar alledaagse omgeving op het doek te zetten. Zo creëert ze aandacht en aanzien voor hoofdrolspelers uit het stadsleven. In plaats van het heilige naar beneden te halen bouwt ze zo aan een nieuwe tempel die uiteindelijk hoger reikt dan de tempels van de witte, mannelijke en westerse kunstgeschiedenis.
Voetnoten
- (1)De betekenis van dit woord is geheim en alleen voor ingewijden beschikbaar.
- (2)S. (2017). Dom. In Smibanese Woordenboek (p. 60). Smibanese University.
- (3)https://www.youtube.com/watch?v=I-Q2MdBp-Kg&ab_channel=QuatroVision
- (4)Debord, G., & Wolman, G. J. (1956). A User’s Guide to Détournement. http://www.bopsecrets.org/SI/detourn.htm
- (5) https://severedspots.com/manifesto/
- (6) Dit gebeurt vandaag de dag zelfs nog, maar dan via ebay. https://www.trouw.nl/nieuws/vaticaan-waarschuwt-handel-in-relieken-loopt…
- (7) Je kunt tegenwoordig aandelen in kunstwerken kopen, bijvoorbeeld 0.01% van een Warhol. https://edition.cnn.com/style/article/shares-art-collecting/index.html
- (8) Plagiëren is een belangrijk onderdeel van détournement. Plagiëren betekent hier: het grootste deel letterlijk overnemen en het deel waar je het niet mee eens bent vervangen met een nieuw idee. Hier wordt het idee van art sharesvervangen door een (te) letterlijke interpretatie ervan.
- (9) http://northeastwestsouth.net/art-without-qualities-raivo-puusemps-beyon…
- (10) http://lignesdiagonales.fr/puusempinterview.pdf
- (11) Bijvoorbeeld: Stap 1: Maak een conceptueel kunstwerk over een hip filosofisch onderwerp. Stap 2: Zeg slimme dingen. Stap 3: Stel het kunstwerk tentoon in een geschikte galerie. Stap 4: Verkoop het aan een rijke verzamelaar. Terug naar stap 1.
- (12) Heezen, L. (Host). (2019, 17 december). Oscar Peters. [Audio podcastaflevering]. In Kunst is Lang. Mister Motley. https://www.mistermotley.nl/content/oscar-peters
- (13) Ja, in dit artikel over ontheiliging is er ook nog plaats voor eerbied. Het is niet óf óf, heilige kunst en ontheiligde kunst kunnen gelukkig naast en door elkaar heen bestaan.
- (14) Benjamin, W. (1969). The Work of Art in the Age of Mechanical Reproduction. Edited by Hannah Arendt. Illuminations, 5. https://web.mit.edu/allanmc/www/benjamin.pdf
- (15) ‘L’art pour l’art’ houdt in dat kunst niet ethisch, politiek of nuttig hoeft te zijn en dat het enige doel van kunst is, om kunst te zijn.
- (16) https://www.jewishvirtuallibrary.org/ein-sof
- (17) https://www.mistermotley.nl/art-everyday-life/de-academie-niet-de-hele-w…