Stof tot nadenken
Eliza Jordaan bezocht de tentoonstelling van Claudy Jongstra in het Museum De Lakenhal. Wanneer het museum De Lakenhal weer opent is de tentoonstelling van Claudy Jongstra nog te zien tot en met 28 februari 2021.
Wanneer wol de rode draad vormt, valt er veel te zeggen.
Een zin die ik vooraf niet had gedacht te zullen schrijven. Toch nu – na het duiken in de verwevenheid van Leids Laken, Claudy Jongstra, schaapskuddes en de historie van de textielindustrie – kan dat. Zeker wat betreft de collectie van Museum De Lakenhal. Vanaf 30 oktober is daar ook de overzichtstentoonstelling van Claudy Jongstra te zien; waarin beeldende kunst en historie, gebruiksvoorwerpen en autonoom werk een interessante dynamiek aangaan.
Een dynamiek die bestaat uit plaatsen en tijd. De collectie van Museum De Lakenhal herbergt namelijk een reeks intrigerende wol-stalenboeken van eeuwen terug. Het hedendaagse werk van Jongstra kan haast niet actueler. Een gesprek, een vraag-en-antwoord wordt teweeggebracht door Jongstra’s werk tegenover die overblijfselen uit de 17e eeuw te plaatsen. Of beter: naast elkaar.
(Meer dan) de som der delen
Voor je ligt een schaap. Een plant. Een boom. Een mens.
Die boom heeft godweetwaar gestaan. Voor die zorgvuldig gegroeide witte plukken heeft een katoenplant hard gewerkt. En de pigmenten van de stof, zo uit de natuur.
Voor je ligt een boek. Een wol-stalenboek uit 1755.
Zelfs een kind weet dat een boek niet kant en klaar uit de lucht valt. Maar hier, in deze museumzaal, besef ik me wat we wellicht niet vaak genoeg beseffen: hoe een object tot stand komt. Wie, kijkend naar een oud boek vol knipsels wol, denkt direct aan het schaap dat die wol eerst aan haar lijf had hangen? Wie, kijkend naar deze pagina’s, denkt meteen aan de boom die jaren heeft staan groeien voor dit papier?
De schoonheid van een object kan in van alles huizen. Meestal vinden we het in het eindresultaat: de lijnen van een sculptuur, de strakheid van het ontwerp, hoe vorm functie volledig dient. Maar soms schuilt die schoonheid juist in de som der delen. Zoals bij dit boek. Maar ook bij het werk van Claudy Jongstra. Een oeuvre waarin ‘oorspronkelijkheid’ een belangrijk thema is.
In de grote zalen van de nieuwbouwvleugel zijn drie grote werken bijeengebracht: Woven Skin, NINE en Cosmic Cry. De eerste zaal toont Woven Skin, een slalom van hangende witte vervilte doeken vol rode accenten. De kern van dit werk is oorsprong: een aanklacht tegen de penibele toestand van onze planeet. Een slachthuis of een veilig labyrint van beschutting, beide associaties zijn mogelijk. Het betreden van de tweede ruimte voelt vervolgens als een oase van rust. Slechts het daglicht uit één raam aan de zijkant, verder is de zaal gehuld in diepe donkere tonen. Een veilig hol, opgebouwd uit tientalle tinten paars, blauw, kobalt, violet en indigo. Een plek om te blijven. NINE en Cosmic Cry zijn monumentaal en ogen tegelijk kwetsbaar. Een soort meta beleving van dat wat zou kunnen worden beschouwd als de bron, het bestaat er uit en bevraagt het eveneens. Een samenspel van landschap en sterrenhemel. Tevens zijn deze deze gigantische oppervlaktes wol een bundel van elementen: plant, boom, dier, grond. Jongstra heeft een eigen schaapskudde waarvan ze de wol betrekt. Een eigen tuin vol gewassen die voor pigmenten worden gebruikt. Zo is de wol van NINE en Cosmic Cry geverfd met de blauwe kleur afkomstig van zelf geteeld wedezaad. Dit alles wetende, zie ik meer dan het eindresultaat.
De eerstvolgende keer dat je tegenover een kunstwerk staat, werp dan eens een blik op de materialen, hopelijk zorgvuldig genoteerd op het bordje ernaast. Vraag je af: waar groeide die plant? In welke wei heeft dat dier gras naar binnen staan happen? Een object – kunst of gebruiksvoorwerp – is immers ook een bundeling van plekken op deze aardbol.
Jongstra’s werk haakt hier direct op in. Lokaliteit als leidraad: lokale productie en ambacht lijken in de vergetelheid te zijn geraakt. Jongstra agendeert de herwaardering ervan. De toegenomen mondialiteit van onze samenlevingen heeft groot effect gehad op de productie van objecten of goederen en daarmee op de wensen van de consument. Het is een onwikkeling die de afgelopen decennia steeds vaker kritiek te verduren krijgt. Geen onverwachte aanklacht dus van deze interdisciplinaire kunstenaar. Ons toenemende besef dat wij met z’n allen de aarde flink wat aan doen, doet de rest.
Jongstra’s insteek is activistisch: denk na. Alles heeft een oorsprong. De grondstoffen, de middelen: onze aarde moet het leveren. Hoe verhouden we ons daartoe? Wol als vehikel voor dit veranderingsproces, is op z’n minst fascinerend.
Verandering gaat hand in hand met de tijd.
Dit fenomeen vormt de tweede pilaar van deze dynamiek. Een object als een tijdscapsule.
‘Geheugen woont in de gewoonste dingen’
Museum De Lakenhal huist in een statig pand. In het trappenhuis, onder een koepel van glas-in-lood, worden de muren gesierd door gedichten en uitspraken. Allemaal hebben die betrekking op het ongrijpbare fenomeen ‘tijd’. De middelste tekst is van de hand van Ilja Leonard Pfeiffer. De eerste strofe luidt:
De tijd sloopt slordig, morst herinneringen,
laat kliekjes over en lekt residu
van hoe het was voordat het werd als nu.
Geheugen woont in de gewoonste dingen.
Die laatste zin heeft mijn fascinatie. Want het is zonder meer waar. Alle dingen hebben een oorsprong, en daarmee een verleden. Een vroeger. Soms uitgebreid, soms nog jong. In jouw eigen huis zullen het misschien erfstukken zijn of tweedehands spullen van de rommelmarkt. Die dingen waren er al voordat jij er was en zijn gevormd door mensen die jou voorgingen. Objecten of dingen met een rijk geheugen, een verhaal dat tot de verbeelding spreekt, zien we vaak als waardevol. Ga maar na: een doek dat door de penselen van Rembrandt is voorzien van verf, een muur die de kogelgaten van Balthazar Gerards in zich draagt of een vaas die in het paleis van generaties Van Oranjes heeft gestaan.
Ze zijn voor ons kunst, erfgoed, antiek: waardevol. Ongewoon. Uniek.
Rijen museumbezoekers drommen jaarlijks samen om een glimp op te vangen van deze museale objecten. Maar simultaan zijn het ook hele banale dingen: een lap canvas, een muur, een stuk keramiek. Hier moest ik aan denken toen een stalenboek uit de collectie van Museum De Lakenhal tegenover mij lag. Is het een ‘gewoon’ ding? Wat papier, wat karton bijeen gebundeld, vervolgens voorzien van inkt en stukjes stof.
Maar wát een geheugen zeg.
Want er huist veelzijdigheid in deze boeken gevuld met stukjes Leids Laken, de stalen vormen afgezanten van het verleden. Hun functie haast diplomatiek. Vertellen ons over die ander, die Leidenaar uit 1755. Die brug vormen ze, in hun hoedanigheid van materialen.
Schatten
Het boek is één van de 33 exemplaren in de collectie. Intensief onderzoek is in gang gezet om ze pagina voor pagina te digitaliseren. Haast onvoorstelbaar maar waar: ze zijn nog nooit volledig van A tot Z geopend. De boeken zijn immers uiterst kwetsbaar. Één blik op de verkleurde, doorleefde pagina’s bevestigt dit onmiddellijk. Wild krullen de bladzijdes in fantastische haarspeldbochten. Uit de zijkanten hebben muizen hap na hap genomen. Tussen de pagina’s vond men soms nog zand, de korrrels waarmee de zegellak werd gedroogd. Een tijdscapsule die een schat aan informatie bevat over die o-zo kostbare lappen stof.
Jongstra vertelt dat wol tegenwoordig tot afvalstof is verworden. Boeren bellen haar regelmatig met het verzoek hun wol af te nemen, vernietigen is immers duur. Hoe kostbaarheid en afval zo dicht bij elkaar kunnen liggen is lastig voor te stellen.
Waardeoordeel
Wat bepaalt de waarde van een object? Ook dat verandert met de tijd. De praktische voorwerpen van vijf eeuwen terug zijn de schatten van het heden. Dit boek diende zijn dagelijks doel, een overzicht en vastlegging van Leids Laken van hoge kwaliteit. Nu ligt het tentoongesteld voor breed publiek, getypeerd als ongewoon. Omgekeerd geldt dit voor de wol verwerkt in Jongstra’s installaties. Van alledaags naar uniek werk. Misschien schuilt daar wel de grootste waarde in: de paradoxale aard: Gewoon en ongewoon tegelijk.
Dit alles is wol. Jongstra weet het dondersgoed. Nu wij nog.