The Square stipt nog veel meer aan
De tekst ‘YOU HAVE NOTHING’ is in neonletters op de achtergrond te lezen terwijl hoofdcurator Christian (Claes Bang) over zijn werk wordt geïnterviewd. Het betreft hier een kunstwerk in het museum voor hedendaagse kunst, maar de tekst is tegelijkertijd een verwijzing naar de nogal paradoxale situatie van het belangrijkste personage van de film The Square van regisseur Ruben Östlund.
Christian heeft een goede functie, draagt mooie pakken met modieuze sjaaltjes en een hippe bril, ook is hij perfect in het toespreken van een groot publiek en het omzeilen van lastige vragen zoals tijdens het interview in het museum. Kortom met zijn uiterlijke presentatie ofwel de buitenkant van zijn persoon zit het wel goed.
Maar wat hem nu precies motiveert om tot eigenlijk al zijn daden te komen, heeft niets van doen met vastberadenheid of een duidelijk plan, laat staan met idealisme, waar de kunstwerken die hij in zijn museum presenteert wel voor zouden moeten staan. Alles overkomt hem zo’n beetje: hij wordt overvallen en gaat mee in een bizar plan van een collega om dit op te lossen door dreigbrieven te verspreiden in de flat, waar zijn telefoon terecht is gekomen. Hij gaat naar bed met de vrouw waarvan hij van tevoren al wist dat dit geen goed idee zou zijn, toch doet hij het maar. Door alle afleidingen die door zijn onhandige acties zijn ontstaan vergeet hij tot overmaat van ramp de pr-campagne door een extern reclamebureau voor de komende expositie te checken. Dit alles brengt hem steeds verder in de problemen en zorgt ervoor dat hij zelfs zijn baan verliest. Uiteindelijk zorgt een klein jongetje, die door zijn ouders ten onrechte voor dief wordt uitgemaakt door de dreigbrief die Christian in zijn bus heeft gegooid, ervoor dat hij toch enig inzicht in zijn eigen handelen en de gevolgen hiervan krijgt. In eerste instantie probeert hij dit druktemakertje zo snel mogelijk te laten verdwijnen, maar het jongetje is in tegenstelling tot Christian zeer volhardend en vastbesloten om zijn ontstane probleem op te lossen. Wanneer Christian zijn dieptepunt heeft bereikt ziet hij in dat hij verantwoordelijkheid moet nemen voor in ieder geval het leed dat hij door zijn onnadenkendheid bij dit kind veroorzaakt heeft. Helaas komt dit plan te laat: het jongetje blijkt te zijn verhuisd, er valt niets meer goed te maken of op te lossen.
Christian rijdt dan maar naar huis, met zijn schouderophalende dochters op de achterbank van de auto, van onderling contact is nauwelijks sprake. Als kijker hoop je dat hij een hernieuwde kijk op zijn leven heeft gekregen, waarin er bijvoorbeeld meer echte aandacht voor zijn dochters zal zijn, in plaats van ze vergeten uit school te halen en tevreden te stellen met een aantal tassen vol nieuwe designerkleding. Dat hij inziet dat toen hij zogenaamd alles had, dit eigenlijk heel weinig was: een bestaan waarbinnen de uiterlijke schil de innerlijke leegte verhult.
De problemen waar Christian voor komt te staan in deze film hadden zich binnen allerlei werelden kunnen voordoen, maar het verhaal ontwikkelt zich grotendeels binnen de muren van een museum: een plek die symbool staat voor diepgang en intellectualiteit, maar waar de inhoud tegelijkertijd wordt gedomineerd door marktdenken en het binnenhalen van geld. In Nederland zijn we onlangs getuige geweest van de consequenties die deze omstandigheden met zich meebrengen door het vertrek van directeur Beatrix Ruf bij het Stedelijk Museum in Amsterdam. Verzwegen nevenfuncties en belangenverstrengeling hebben ervoor gezorgd dat zij in het belang van het museum haar ontslag heeft ingediend, maar het aan het licht komen van deze situatie heeft natuurlijk al voor beschadiging gezorgd en de zuiverheid van het instituut aangetast. The Square reflecteert niet alleen op dergelijke macro-aspecten van het museum, maar stipt nog veel meer aan.
Voor wie een beetje bekend is met werken in de kunstsector zit de film vol met hilarische scènes die zich niet alleen voltrekken in de bestuurskamers, maar ook op de werkvloer en daarmee tonen hoe ook het publiek zich in een museum kan gedragen. Zo weet de verveelde suppoost allang dat een groepje toeristen op zoek is naar de ingang van het nabijgelegen paleis in plaats van de kunsttentoonstelling waar zij zich nu bevinden. De manier waarop twee mannen van middelbare leeftijd een korte blik werpen in de zaal met een installatie van hoopjes grind, om zich maar snel weer uit de voeten te maken is komisch herkenbaar, maar ook betekenisvol. Zijn zij niet in staat om dit kunstwerk de aandacht te geven die het verdient? Of is de kunst daadwerkelijk niet interessant? Daarnaast doen zich veel momenten voor waarbij gesprekken in de museumzaal verstoord of beïnvloed worden door de kunstwerken in diezelfde ruimte die gekke geluiden maken of voor een komisch samenspel van beeld zorgen.
De kunstwerken zijn bijna allemaal voor de film gemaakt en zijn dus niet als kunst, maar eigenlijk als decorstukken tot stand gekomen en zo worden ze ook behandeld. Het is de vraag of de film hiermee suggereert dat de inhoud en betekenis van de werken er niet toe doen. In een interview met Hollywood reporter zegt regisseur Östlund dat hij als research voor de film veel musea heeft bezocht en hierbij vaak dezelfde dingen tegenkwam: wat neonletters aan de muur, een stapeltje grind en wat spiegels ernaast geplaatst. Hij ziet hierin weinig connectie met wat er zich buiten het museum afspeelt en vindt dat dit soort kunst niet (meer) uitdagend is, maar eerder past binnen een bepaalde traditie. De provocatie van de werken is conventie geworden in plaats van dat er sprake is van inhoud en betekenis voor de wereld. Hetzelfde geldt volgens hem voor arthouse cinema. Deze uitspraken bevestigen dan ook dat de werken in de film satirische persiflages zijn van daadwerkelijke kunstwerken en benadrukken de betekenisloosheid ervan.
Het kunstwerk dat de hoofdrol speelt in de film is echter een werk dat Östlund daadwerkelijk als zodanig heeft uitgevoerd: een vierkant dat op straat is afgebakend en geldt als een vrijplaats voor vertrouwen en zorgzaamheid. Binnen dit kader heeft iedereen gelijke rechten en plichten en verwijst zo naar onze gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het werk is uitgevoerd in Varnamo in Zweden en op nog twee plaatsen in Noorwegen. In de film heeft het museum en het pr-bureau dat is ingehuurd grote problemen om de betekenis van het werk op een goede manier te communiceren naar het publiek. Deze laatsten bedenken een afschrikwekkend filmpje ter promotie van het werk dat weliswaar viral gaat, maar de betekenis ervan alleen maar meer compliceert. Dat er in onze samenleving een gebrek is aan gezamenlijke verantwoordelijkheid verduidelijkt de film constant door onder andere het enorme contrast te laten zien tussen de feestende rijke elite in het museum en de daklozen om de hoek.
Waar het vierkant in de film er niet bepaald in slaagt om het beoogde doel te bereiken, wordt het publiek tijdens een chique diner voorafgaand aan de opening van de tentoonstelling vrij heftig overvallen door een performance die totaal uit de hand loopt. Kunstenaar Oleg gespeeld door Terry Notary treedt het publiek tegemoet als een soort mensaap, waarbij hij eerst zorgt voor een groot gevoel van ongemak dat omslaat in pure angst. De kunstenaar weigert zijn performance te stoppen en zijn eerste dierlijke besnuffelingen van het publiek monden uit in een aanval op een vrouw die bij haar haren door hem wordt meegesleurd en aangevallen. Pas wanneer één persoon uit het publiek hem te lijf gaat, staan ook andere keurige heren op om gezamenlijk op hem in te stompen en de frustratie die zij de afgelopen minuten hadden ervaren er letterlijk uit te slaan. Wanneer kunst dit soort ‘onherkenbare’ vormen aanneemt brengt het iedereen uit balans en is voor niemand meer duidelijk hoe zich ertoe te verhouden en worden zelfs meestal verscholen driften aangesproken. Wel wordt er in zekere zin gezamenlijke verantwoordelijkheid genomen, maar op een zeer gewelddadige manier. De genodigden die deze performance hebben meegemaakt zullen hier hoogst waarschijnlijk een trauma aan hebben opgelopen en niet een groter inzicht hebben gekregen in wat wellicht de onderliggende betekenissen zijn van het kunstwerk waar zij onderdeel van waren. Een werk dat laat zien hoe één persoon een groep kan overheersen en hoe verloren mensen zijn wanneer alle omgangsregels worden overtreden.
Als kijker van de film is het wel mogelijk om de betekenis van deze situatie te begrijpen en te analyseren. Hoewel de performance is afgeleid van de werkelijkheid (in 1996 deed de kunstenaar Oleg Kulik een performance in Stockholm waarbij hij zich als hond gedroeg en het publiek uiteindelijk begon te bijten) is hij tegelijk net zo goed gecreëerd voor de film net als de andere kunstwerken. Zo bestaat er een combinatie van werken waarvan de inhoud nooit belicht wordt tot een werk dat eveneens komisch begint maar je achterlaat met een unheimisch gevoel en juist inspeelt op je emoties en niet alleen je lachspieren. Het deftige instituut wordt plotseling keihard binnengevallen door de buitenwereld in tegenstelling tot de kunstwerken in hun white cube, die steeds verder van de gewone wereld af zijn komen te staan. Maar ook dit barbaars agressief activisme wordt uiteindelijk de kop ingedrukt. The Square reflecteert op kunst, bezoedelt de kunst, maar brengt tegelijk nieuwe werken tot stand en is op zichzelf een kunstwerk van hoge kwaliteit met een boodschap die tot nadenken stemt. Dit nadenken gaat wat mij betreft niet zo zeer over de staat waarin de kunst of het instituut zich bevindt. Dat kunst in staat is tot grote beroering komt net zo goed uit de verf als hoe onzinnig het is om er allerlei toeters en bellen bij te betrekken. Het zegt vooral iets over de toestand van de westerse mens die niet meer in staat is echt geraakt te worden of te reflecteren op het eigen bestaan. Dat een film dit weet op te roepen is tegelijk het bewijs welke noodzaak kunst heeft en zal blijven hebben in onze steeds verdergaande demoraliserende maatschappij.