Spelen tussen de speelregels – in gesprek met Laura Bolscher
Geïntrigeerd door de praktijk van kunstenaar Laura Bolscher – die in haar Speel Sessies onderzoekt hoe kinderen en volwassenen aan de hand van beperkingen als ‘vandaag praten we niet’ tot spelen kunnen komen – vraagt Jam van der Aa vraagt zich af of een interview iets is dat je ook spelenderwijs kan ondergaan. Samen gaan Laura en Jam dat experiment aan.
In maart stuur ik Laura Bolscher een bericht. Ze is artist in residence in Gastatelier De Vindplaats[1]. Dit is een atelier waarvan kinderen en kunstenaars samen gebruik maken, om erachter te komen hoe zij elkaar kunnen beïnvloeden. Een betere plek om spel bij kinderen te onderzoeken kun je je bijna niet voorstellen. Bolscher wil zich verdiepen in wat zij noemt ‘een belangrijke professional’: het spelende kind. Door het spelen van kinderen te onderzoeken, hoopt ze spel later ook te kunnen bewerkstelligen bij volwassenen. Want dat blijkt nog niet zo gemakkelijk.
I.
Bolscher wil kunst maken in en met de echte wereld. Daarom maakt ze participatieve werken: gesprekken, speelsessies, audiotours, wandelingen. De werken hebben altijd eenzelfde speelse uitstraling met primaire kleuren, zijn van materialen als stof en hout en taal is een belangrijk middel.
Haar werk fascineert me omdat het gaat om een ervaring die zich binnen bepaalde kaders afspeelt. Eerder waren die kaders vrij concreet: bijvoorbeeld binnen de mogelijkheden van een speeltoestel. De kaders in haar werk zijn minder materieel geworden, nu gaat het bijvoorbeeld om enkel instructies.
Omdat het werk van Bolscher draait om onderzoek naar spelen, lijkt het me een spannend idee om het interview als tekstvorm spelenderwijs met haar te verkennen. Om het dus anders aan te pakken dan een klassiek vraaggesprek met een tijdslimiet. En omdat Bolscher nog midden in haar onderzoek zit, weten we allebei van tevoren niet hoe we het aan moeten pakken en wat we te weten zullen komen.
Jam van der Aa
Een interview is altijd een soort eenrichtingsverkeer van een vragensteller die een doel heeft. Terwijl spelen dat helemaal niet is…
Laura Bolscher
Houden we ons aan ‘speelregels’ samen? Wie bedenkt die dan? Gebruiken we het praatboek (waarin je opschrijft wat je tegen de ander zeggen wilt in plaats van het te uit te spreken) van Spraak Loos tijdens het interview?
Jam van der Aa
Een fysiek interview zonder te praten lijkt me moeilijk. Maar mails of appjes zijn wel een soort praatboek. Op de een of andere manier heb ik het gevoel dat we al zijn begonnen. Een beetje zoals vroeger, dat je begint met overleggen wat je zult gaan spelen, wat de regels zijn en dat je langzaam in het spel zakt. Dan kunnen er ondertussen nog regels veranderen of… wat en waar het spelen je dan ook brengt.
Laura Bolscher
Ja. Laten we deze mailwisseling als ‘start’ inzetten. En dan praten we verder in een echt gesprek.
II.
Ik krijg een rondleiding door De Vindplaats en in het Gastatelier praten we bijna twee uur lang. Over de residentie. Over jezelf positioneren in de kunstwereld. Over kunstenaar zijn op een school. Over de achtergrond van Bolschers werk.
Spelen heeft volgens Bolscher ten minste twee kwaliteiten. Het creëert een nieuwe realiteit. En het bewerkstelligt iets waarin je echt kunt opgaan.
We blijven tot de publicatie van dit interview met elkaar in gesprek (duur kan een ‘speelregel’ zijn).
Laura Bolscher
Tijdens de Speel Sessies (die Bolscher voor deze residentie heeft ontwikkeld, red.) krijgen de kinderen een beperking opgelegd, bijvoorbeeld: ‘We mogen een uur niet praten’ of ‘We werken vandaag maar met één hand’. ‘We mogen, een door ons bepaalde tijd, niet op de vloer staan.’ Ondertussen gaan ze in het atelier aan het werk.
Ian Bogost (academicus en videogame designer) schreef in Play Anything (2016): ‘De geheime waarheid van plezier en spelletjes is dat spellen ons niet aanspreken omdat ze leuk zijn, maar omdat ze beperkingen stellen.’
Laura Bolscher
Het is spannend om te ervaren hoe kinderen zo’n beperking in hun voordeel gebruiken zonder die in twijfel te trekken. Ik werk liever met beperkingen dan regels omdat ze net anders zijn. Ik kom zelf vaak klem te zitten tussen (zelf opgelegde of wettelijke) regels. Ik ben mij in spelen gaan verdiepen om die te leren omzeilen. En daarin helpt de beperking mij…
Ik probeer met mijn werk meer speelruimte te creëren.
Jam van der Aa
Later, als ik onze gesprekken nog eens overdenken, app ik Bolscher met de vraag of ze preciezer uit kan leggen wat het verschil is tussen een regel en een beperking. Ze appt terug:
Als ik het nu zo uit mijn hoofd op de fiets doe.
Een regel is: iets wat niet mag. Een beperking is: iets wat je niet kan (gebruiken).
Laura Bolscher
Het leven van kinderen staat bol van moeten en niet mogen. Je ziet dat kinderen veel sneller ruimte zien voor vrij spel in dat moeten en niet mogen.
Jam van der Aa
Zijn regels, beperkingen of afspraken voor volwassenen extra nodig omdat het vervallen in spel, het doel uit het oog verliezen, moeilijker is voor hen dan voor kinderen?
Laura Bolscher
Misschien ligt het ook in de interpretatie van het woord ‘spel’. Bij een spelletje is er vaak wel een doel: winnen. Maar spel hoeft geen spelletje te zijn natuurlijk. Ik weet het nog niet. Ik gebruik ‘spelen’, maar misschien is ‘spel’ ook prima.
Tijdens ons gesprek benadrukt Bolscher het innovatieve vermogen en het vertrouwen die beide een rol spelen bij het spelen van kinderen. Voor mij gaat spelen primair over vrijheid, dus die speelregels zitten me een beetje dwars. Door over die ogenschijnlijke tegenstelling in opvatting na te denken, begrijp ik beter dat Bolscher zoekt naar de kieren en mazen. En een creatieve manier wil vinden om regels of beperkingen in je voordeel te gebruiken. Om alsnog vrij te zijn.
In de publicatie die Bolscher uiteindelijk maakt bij haar residentie trekt ze de conclusie naar aanleiding van vijf elders georganiseerde Buitenspeelsessies (2022), dat spelen voor volwassenen moeilijk is: Een volwassene stelt de vraag, waarom moet ik dat (niet)? En met moeten is het spelen, waarbij vrije wil juist noodzakelijk is, direct onmogelijk.
Play. In het Engels wil het woord zowel het (be)spelen als het spel zijn, zelfs een spel dat van tevoren helemaal vastligt of waaruit het speelelement helemaal verdwenen is: zoals een toneelstuk.
III.
Het beeldmateriaal dat Bolscher mij laat zien van de speelsessie Vloer is Lava toont een rijkdom aan trucs en oplossingen die je onder je schoen kunt knutselen, als je schoenen de vloer niet direct mogen aanraken. Of hoe je, van stukje naar stukje stappend, met twee kartonnetjes het hele atelier kunt doorspringen. In die zin openen de beperkingen inderdaad een heel nieuwe realiteit waar de kinderen helemaal in opgaan.
A: Anders.
E: Veel anders.
A: Jullie zouden dan niet al die materialen om op te lopen zetten. Jullie zouden dan ook niet de banken en het karton zetten.
E: Omdat nooit. Nooit. In een normaal atelier, loop je zo. Kijk. Maar in de vloer is lava moet je parcouren.
A: Je kon dan veel mooier lopen en veel mooier springen.
E: En ik voel of ik een spel ben en die heette Roblox. Ik voelde dat! Dat ik zo in een spel ben. Ik voelde dat.
Ik wilde me onderdompelen in de wereld die Bolscher maakt. Niet leidend zijn met mijn vragen. Ik wilde geen doel voor de vorm van het interview hebben. En is spel sowieso niet een toestand of ervaring die zich moeilijk laat delen? Als ik mijn aantekeningen van het eerste gesprek bekijk vraag ik me af of die steekwoorden me zullen helpen.
Bolscher vertelt mij veelvuldig over de ervaring die zij heeft waargenomen bij de kinderen, met wie zij de Speel Sessies heeft gedaan. Hoe kun je eigenlijk een ervaring delen met iemand?
Terwijl Laura en ik ‘interviewtje spelen’ komt, ergens, tussen onze mail- en telefoongesprekken, het idee om de kinderen te gaan interviewen ter sprake. Hoe kijken zij eigenlijk terug op de Speel Sessies? Kun jij daar als toeschouwer dan spel in ervaren?
Ik krijg van Laura de audio van de interviews die zij afneemt. Die vertellen nu eigenlijk voor haar het verhaal:
L.B.: Kunnen jullie dat nog herinneren? Dat er zo’n boek om de hals was?
J: Ik kan me nog herinneren dat wij, Erika en ik, gingen naaien…
L.B.: O! Dus je herinnert je nog wat je ging maken…
J: Ja. Wij gingen naaien en daarna wou ik zeggen [zet een speelstem op en haalt fragmentarisch herinneringen op] ‘Hallo, mag ik even een naald?’ Of zoiets. En toen ging ik opstaan. En het erop zetten.
L.B.: Dus als je iets nodig had ging je het opschrijven?
J: Si! En toen gingen we naaien en daarna ging ik gewoon tegen iedereen ‘Hallo’ zeggen. Met dat ding.
L.B.: Met dat halloboekje?
J: [speelt, in speelstem] Tum, tum. Hallo, hallo.
IV.
Bolscher en ik zijn in een dans verwikkeld. Hoe Bolscher haar werk ontwikkelt en het wil laten zien. En hoe ik haar werk kan tonen. Maar het wordt duidelijk dat ik de ervaring van zo’n speelsessie mee zou moeten maken. We bellen.
Laura Bolscher
Ik heb nu twee keer een presentatie gegeven over de speelsessies aan een volwassen publiek. Ik denk dat ik nog nooit zo dicht bij het delen van een ervaring ben gekomen. Ik denk dat dit komt doordat spelen iets is wat iedereen kent en zich herinnert. Er zit iets universeels in verscholen. Bij zo’n presentatie beschrijf ik heel precies wat er gebeurt in het speelsysteem. De hele dramaturgie, vanaf het moment voor de deur totdat we stoppen met spelen. Op sommige momenten kan je dan je eigen speelherinneringen spiegelen aan wat er in een speelsessie gebeurt. En daardoor werkten die twee presentaties zo goed.
Dat je het moet ondergaan geldt denk ik voor veel (participatief/theatrale) kunst. En ook voor het schilderij dat je eindelijk in het echt aan de muur ziet. Het is het ‘vervallen in spel’ waarbij je de realiteit vergeet: wat ik al pratend, of met een voorbeeld-spelletje, nooit kan evenaren.
Ik denk toch dat ‘spelen’ ergens verschilt van ‘spel’. En dat dat een belangrijk verschil is om in taal ook te benoemen. Ik zoek met mijn werk steeds naar een soort staat van zijn die ontstaat als je aan het spelen bent.
J: Omdat ik moest even ergens heen.
LB: O. En toen was het leeg.
J: En nu… juffrouw, ik ga nu niet meer praten.
[Potloodgerommel. J. switcht plotseling naar de beperkingen van Spraak Loos.]
Het fascineert me dat Bolscher tijdens ons eerste gesprek vertelt dat het vooral een gevoel was, dat bepaalde dat kaders werk hadden opgeleverd. Ik hoor het spelen inderdaad opkomen, in het bovenstaande audiobestand bijvoorbeeld, van een interview die Laura met de kinderen maakt. Dat door alleen al terug te lezen wat ze ik het praatboekje schreef J. weer helemaal in de sfeer van het spel glijdt.
Ik wil dat gevoel – in spel vervallen – zelf ook ervaren. Want nu voel ik het vaak indirect. Ik herinner me het praatboek. Een notitieblok met daaraan een rood koord en een rood potlood. Bij de speelsessie Spraak Loosdroegen deelnemers dat om hun nek. In die zin wil ik ons toch die beperking stellen. We moeten inderdaad niet verder praten, maar de ervaring ondergaan.
V.
Als ik arriveer is het nog rustig. Iemand die ik niet ken doet het woord. Bolscher is al in haar rol. Het atelier is vandaag alleen voor volwassenen.
Eén voor één druppelen collega-kunstenaars de school binnen en één danser. We worden door Bolscher zwijgend uitgenodigd voor de speelsessie Spraak Loos. Met een praatboek om haar hals, waarin geschreven teksten staan, maakt zij zich duidelijk. Eén voor één gaan we het atelier binnen, hangen een boekje om onze nek en nemen plaats op de groene bankjes.
Laura vertelt, met haar praatboek, wat we gaan doen. Een korte discussie (op papier) volgt, over of praten ook spreken is. Of je geluid mag maken. Welke taal spreken we als we niet praten? Is fluisteren praten? Mag je hummen? Als je samenwerkt, ontstaat er ook meer behoefte om te zoeken naar vormen van delen. Hoe kun je anderen helpen? Een half uur spreken we niet. We gaan in het atelier aan het werk.
Ik maak een spin van chenille draad en schuimrubber. De danser maakt aanstalten om bij mij aan tafel te komen zitten. Ik vermoed dat zij veel met non-verbale communicatie werkt en me haarfijn leest: Ik kijk liever eerst toe, van een afstandje.
Vol verwondering kijk ik naar de anderen, die aan het bouwen en maken slaan, eerst alleen en daarna beginnen ze ook te communiceren: de persoon die zich heeft voorgesteld als Nina stapelt een balancerende toren van de groene bankjes. Ze communiceert al blazend hoe lang de helpers het bankje omhoog moeten tillen, zodat zij kleine blokjes tussen de bankjes kan installeren. Tot twee keer valt de stapel om.
Laura komt met haar boekje vragen hoe het met me gaat.
Goed. Dank je. Schrijf ik in mijn boekje. En ik denk, zie ik er ongelukkig uit?
Gijs, met oranjerode kleren aan, maakt mini-skateboards: voor onder elke voet één. Ook maakt hij een mijter met een sluier van rood en oranje crêpepapier. Hij is een soort superheld in zijn eigen (toneel)spel. Hij tovert bij iedereen een glimlach op het gezicht.
Om 15:55 uur praten we in een kring na over de speelsessie. Om in samen spelen te vervallen, zou ik veel meer tijd nodig hebben. En meer beperkingen. En daar zijn de andere aanwezigen het mee eens. Spel implementeren voor volwassenen is inderdaad nog niet zo gemakkelijk.
‘Dit leek op lekker aan het werk zijn, als kunstenaar,’ zegt iemand en een ander merkt op dat we in deze speelsessie erg talig blijven. Dat we nog niet afgedaald zijn in het lijf. Niet louter lichaam zijn geworden.
Laura Bolscher
En lichamelijkheid in dat samen spelen, is waar ik in essentie naar zoek.
VI.
Als de eerste versie van dit interview al is ingeleverd gaat het gesprek tussen Laura en mij door. Het is alsof we, in de berichten die we met elkaar delen nog steeds op zoek zijn naar de kern. Eén vraag blijft bij me: Hoe de speelsessie waar ik bij was, zou kunnen leiden tot samenspel bij volwassenen?
Laura Bolscher
Nou dat was bij de kinderen dus heel anders. Die gingen de challenge tijdens Spraak Loos aan door juist constant met elkaar te communiceren. In de praatboeken, maar juist ook door andere vormen te bedenken.
Dus alle volwassenen bij Spraak Loos concludeerden méér beperkingen nodig te hebben om in samen spelen te belanden. Volwassenen zijn heel moeilijk tot spel te verleiden. Want die stellen allerlei vragen. En ze stellen doelen voor ze iets gaan doen.
Ik beleefde de allereerste test Spraak Loos voor volwassenen. In dat opzicht heeft Bolscher zich volledig als een spelende kunstenaar opgesteld. Kwetsbaar, zonder doel.
Ze appt: Dus dit (de residentie red.) was deel 2, nu op naar deel 3. Daarom moet ik weer verder met mijn onderzoek! Want die volwassenen aan het samenspelen krijgen, is een belangrijk doel in mijn onderzoek of zoektocht.
She makes it up as she goes along, zo zou ik het zoekende van Bolscher beschrijven. Zoekend in wat de speelregels zijn waaraan haar werk voldoen moet, in relatie tot de systemen waarin zij kunstenaar wil zijn en wil werken. Zoekend naar de ultieme ervaring van spelen en naar een manier om volwassenen daartoe te brengen.
Noten
[1] In kindcentrum De Vindplaats. Een kindcentrum is een plek waar basisschool en verschillende instellingen die met kinderen te maken hebben onderdak hebben in één gebouw, om gemakkelijk beschikbaar en inzetbaar te zijn.