Souvenirs van een wandeling door de nevel
De titel van de reeks verhalen die hier de afgelopen weken verschenen droeg ‘De Wandelaar’ en is een verwijzing naar het bekende schilderij van de 19e-eeuwse schilder Caspar David Friedrich. In ‘Wanderer über dem Nebelmeer’ (‘Wandelaar boven het nevelmeer’) kijken we over de schouder van een alleenstaande mannelijke figuur mee over een mistige vallei. Afgezien van een hier en daar omhoogstekende rotspunt is er weinig van het landschap te zien, want het dal gaat gehuld onder witte, baardachtige slierten nevel. Door de eeuwen heen is het schilderij van Friedrich gaan gelden als misschien wel hét boegbeeld van de Romantiek, een periode in de schilderkunst waarin voorstelling en gevoelswereld nauw met elkaar samenhingen. Het werk staat in de kunstgeschiedenis dan ook te boek als metafoor voor het zoekende individu, de ‘dwaler’ die op zoek is naar een veilige haven voor zijn onrustige ziel.
In die zin staat het werk symbool voor het verlangen naar elders, naar een andere wereld wellicht. Dat is waar het verband met de in deze reeks beschreven kunstenaarsplekken vandaan komt. In veel van de plekken die ik tijdens mijn reis door Nederland aandeed schemert een zekere ontevredenheid met de wereld zoals ‘ie is, of een verlangen naar een betere wereld door. Sommige plekken markeren persoonlijke pogingen om het ultieme geluk te vinden, andere staan voor een gezamenlijke onderneming om een alternatief systeem te stichten dat op sociaalmaatschappelijk vlak meer heil moet brengen. Maar stuk voor stuk zijn de personages en kunstenaars die in deze verhalen de hoofdrol spelen op zoek naar de sleutel die toegang biedt naar een andere, betere wereld –naar een ‘kosmisch lek’, om de woorden van één van de dichters van Ruigoord aan te halen. Soms was de bezochte plek verbonden aan een toekomstdroom, zoals de Friese visionair Louis le Roy die een herziening van het sociaalmaatschappelijk systeem voorstelt. In andere gevallen werd het heil niet zozeer van de toekomst, als wel van het bovennatuurlijke verwacht: denk bijvoorbeeld aan het verhaal over de boom van Meerveldhoven die een stukje paradijs op aarde brengt.
Tijdens het optekenen van al deze verhalen moest ik meerdere keren aan de romantische filosoof Jean-Jacques Rousseau denken. Wat namelijk opvalt is dat aan veel van de plekken die beschreven worden in deze ‘kunstreisgids’ een bepaald ‘oorsprong-denken’ ten grondslag ligt: het idee of het gevoel dat er een soort oorspronkelijke toestand bestaat waarin alles natuurlijk en goed is of was, maar waarvan we als mensen vervreemd zijn geraakt. Rousseau was zelf overigens een fervent wandelaar. Hij geloofde in de zuiverende werking van de wandeling: als hij maar lang genoeg bleef lopen keerde hij terug tot zijn innerlijke zelf en werden zijn gedachten helder. De mijmeringen die hem tijdens zijn lange tochten door stad en land bezighielden pende hij neer in een aantal bevlogen geschriften waarin hij mens en maatschappij aan een kritisch licht onderwerpt. In het verhaal over kunstenaar Izaak Zwartjes werd Rousseau al eens aangehaald als protagonist van het idee dat op de meest geïsoleerde plekken van de aarde nog een pure mens, een ‘edele wilde’, gevonden zou kunnen worden – onbezoedeld door de normen en waarden en de decadentie van de maatschappij.
Misschien kunnen de plekken die in deze reeks werden beschreven in die zin worden gezien als hedendaagse herinterpretaties van het eeuwenoude arcadische thema. Van tevoren waren ze daar niet op uitgezocht, maar blijkbaar zit de kunst er vol mee. Om het geluk te vinden moeten we op de één of andere manier naar een zo ‘natuurlijk’ mogelijke toestand zien terug te keren, klinkt telkens het devies. Het duidelijkst komt dat wellicht naar voren in het stuk over Zwartjes, die met betrekking tot zijn tocht naar Ameland letterlijk over een ‘terugkeer naar de oorsprong’ sprak. De kunstenaar was ervan overtuigd dat hij door ‘de oersoep in te duiken’ een zuiverende wedergeboorte zou ondergaan waaruit hij vrij en schoongewassen van al het aangeleerd sociaal-wenselijk gedrag zou opstaan. Maar denk ook aan de hippies die in de jaren ‘70 in het natuurgebied Ruigoord de uitgelezen plek vonden om een alternatieve samenleving te stichten; aan Bas Jan Ader die hoopte het Sublieme te vinden door zich over te leveren aan de wetten der natuur; of aan het feit dat Charley Toorop’s meest geliefde plek van Nederland een plek was waar de elementen elkaar ontmoeten en waar de brute kracht van de natuur misschien wel zichtbaarder is dan waar dan ook in ons land. De woorden die kunstenaar Gijs Assmann sprak, staande op diezelfde plek op de zeedijk van het Zeeuwse Westkapelle, zijn veelzeggend. “Ik voelde me maar zó klein,” zei hij terwijl hij met duim en wijsvinger een gebaar maakte – het had zomaar het onderschrift bij Friedrich’s wandelaar kunnen zijn.
Terug naar het schilderij. Vaak wordt met betrekking tot dit werk vooral de nietigheid en machteloosheid van de ‘Rückenfigur’ ten overstaan van de indrukwekkende natuur benadrukt. Het personage wordt geïnterpreteerd als een speelbal van het lot, blootgesteld en uitgeleverd aan de meedogenloze krachten van Moeder Aarde. Dat is echter niet hoe ik het schilderij in het licht van deze reeks zou willen lezen. Het is tijd voor een herinterpretatie. Ik zou ervoor willen pleiten dat, met een beetje goede wil, in de houding van de alleenstaande figuur ook iets van een wereldveroveraar valt te zien. De man staat daar dan misschien in al zijn kwetsbaarheid, juist daardoor lijkt hij de elementen uit te dagen voor een confrontatie (inderdaad, een beetje zoals Ader die in zijn zeilbootje aan een oversteek van de oceaan begon). De sfeer mag dan grimmig zijn, de situatie is niet hopeloos en zonder kracht. Iets in de houding van de man – zijn ene voet iets hoger dan de andere, de punt van zijn wandelstok stevig in de grond – zegt me dat hij zich ieder moment kan omdraaien en het beeld uit kan stappen om zijn weg te vervolgen. Als je goed kijkt, gloort vaag licht aan de horizon. Het is alsof de wandelaar slechts even heeft stilgehouden om zijn weg ernaartoe, die onder het wolkendek verborgen ligt, te bepalen.
Ook de beschreven individuen in deze reeks zien het licht aan de horizon dagen. Net zoals de wandelaar lijken ze – vaak door een moment ‘stil te houden’ en afstand te doen van dagelijkse prikkels – een innerlijke stem te horen die als kompas fungeert. Door zich daarop te richten en hun verbeelding te gebruiken – Rousseau heeft het in zijn ‘Overpeinzingen van een eenzame wandelaar’ interessant genoeg ook over de ‘vleugels der verbeelding’ –zijn de figuren in deze verhalen in staat om onder het nevelmeer een pad te ontdekken. Ze bieden ons geen recepten voor gegarandeerd succes, geen kant-en-klare utopieën, geen ‘one size fits all’-oplossingen – de één zijn zoetste droom is immers een ander zijn grootste nachtmerrie. Ik ken maar weinig mensen die graag in de met mest besmeurde hut van Zwartjes zouden slapen en toen ik bij mijn bezoek aan de Ecokathedraal van Louis le Roy met mijn auto vast zat in de modder, refereerde een behulpzame buur die me uit het drek sleepte aan het Le Roy’s heiligdom met de woorden “oh, dat rattenklooster.” Maar misschien kunnen we de beschreven plekken in deze kunstreisgids lezen als ‘tokens’ van een mogelijke route naar geluk, als de sporen die kunstenaars tijdens hun zoektocht naar het sprankje licht aan de horizon achterlieten. Het zijn persoonlijke ‘souvenirs’ van zoekende zielen op pelgrimage naar een verloren paradijs.
Begrijpen we de plek, dan begrijpen we de droom die zich in het hoofd van de maker(s) bevond. Droom en werkelijkheid komen er samen in een rond, compleet geheel waarin tastbare realiteit en innerlijke belevingswereld harmonisch samengaan. Het zijn zodoende geen plekken die escapisme symboliseren, maar markeringen van zoektochten die het leven haar betekenis geven. Het zijn mogelijke wegwijzers, plekken waarin we onszelf of de ander kunnen herkennen. En net zoals souvenirs of vakantiefoto’s bieden ze een referentiepunt dat uitnodigt tot het delen van ervaringen en het uitwisselen van ideeën. Zo worden het mogelijke ontmoetingsplaatsen. Misschien maakt kunst de wandeling minder eenzaam.