Sorry voor het afsterven
Mijn grootmoeder vertrouwde mij niet met planten, zeker niet met de hare, dus gaf ze het stekje aan hem. Hij had zijn schouders opgehaald en beloofde er goed voor te zorgen. Een stekje uit het bruidsboeket van mijn overgrootmoeder. Twee maanden later ging hij bij me weg en nam alles mee, de plant liet hij staan. Vlak na zijn vertrek ging de plan dood. Althans, zo leek het. Ik sms’te hem eens in de drie dagen, een reactie bleef uit.
In een Franse campingwinkel kocht ik eens een voordeelverpakking zwangerschaptesten. Ik deed er één na elke sms die ik hem stuurde. Een week later ontdekte ik een miniscuul groen knopje, ik gaf de plant een flinke scheut water en zette hem in de vensterbank. Zo, dacht ik en pakte mijn spullen in.
Ik schreef een briefje voor mijn buurman. ‘Een keer per week een flinke scheut water, laat hem maar in de vensterbank staan.’ Na vier weken kwam ik terug. De plant was dood, deze keer echt. Onder mijn instructies stond nog iets geschreven.
‘Sorry.’
De buurman heb ik nooit meer gezien, zijn vrouw wel. Ze werkte elke middag in de tuin. Als Eva in het paradijs, maar dan met kleren aan. Als ik mijn fiets uit het schuurtje haalde hoorde ik haar wel eens neuriën.
Ik dacht af en toe aan verhuizen, ook zo nu en dan nog aan mijn vakantie in Frankrijk. Hoe ik elke nacht naar zijn nek staarde en me afvroeg of hij het zou merken als ik hem in zijn nek zou knijpen. In plaats daarvan blies ik in zijn asblonde haar en legde een stukje van zijn hoofdhuid bloot.
Hij werd niet wakker van de regen, ik wel. Ik stond op om te gaan kijken of de tent bleef staan.
Een maand later zag ik een uitdrukking op zijn gezicht die ik nog niet eerder had gezien. Hij had met iemand staan zoenen op het station.
‘Ja, sorry’ had hij gezegd. Onzalige. We woonden nog twee weken samen. In de ochtend smeerden we zwijgend onze boterhammen en sliepen omstebeurt op de bank. ’s Nachts had ik nog een tijdje naar hem staan kijken en had hem nog een keer willen aanraken, wetende dat dat de laatste keer zou zijn. Ik heb het niet gedaan, maar ben naast hem neergeknield en heb zijn gezicht van dichtbij bekeken. Een kleine wereld waar ik geen deel meer van mocht zijn, met een neus die de geur van een ander had geroken en een tong die de mond van een ander had verkend. Ik zuchtte en stond op. Voordat ik de trap op liep drukte ik mijn vingers in de plantenbak en rook de vochtige aarde. Wij, de plant en ik, we wisten beiden wat we vanaf dat moment konden verwachten. Ik keek nog even naar hem om, het was net alsof hij zijn bladeren een stukje had laten zakken. Opgelucht, omdat hij wist dat het bijna voorbij was. Ik ging liggen, met de lakens over mijn borst getrokken. Ik glimlachte, al had ik geen flauw idee waarom.
Deze tekst is geschreven na aanleiding van de illustratie van Max Grünfeld, kunstenaar en illustrator, woont en werkt in Hamburg. Ze exposeerde haar werk in Kopenhagen, Barcelona, Hamburg en Amsterdam. In opdracht werkte ze voor onder andere NRC.Next, Tokyo Metropolitan Art Museum, EIGHT Magazine en Red Bull. Neem de tijd om haar website te bekijken.
Annemiek Smit is beeldend kunstenaar en schrijver en schrijft voor mister Motley levendige autobiograische herinneringen op die zijn verweven met de beeldende kunst.