“Soms begint mijn schilderij ineens tegen me te schreeuwen” – in gesprek met Anders Dickson
Als puberjongen stond Anders Dickson iedere ochtend om vijf uur op om hout te hakken, vuur te maken en te jagen. Tijdens zijn jeugd in de ongerepte bossen van Minnesota, zo’n anderhalf uur rijden van de stad, kende hij niet veel leeftijdsgenoten. ‘De dieren waren de wezens waar ik een hechte band mee had. Ik kon hen veel beter lezen dan mensen.’ Dickson’s liefde voor het natuurlijke en fascinatie voor het bóvennatuurlijke is terug te zien in zijn sferische, soms obscure werken.
Je maakt schilderijen, sculpturen en installaties. Is er een medium of materiaal dat je het meest bekoort?
‘Aquarel is toch wel de bron van mijn artistieke praktijk. Deze techniek heb ik geleerd van mijn oma, bij wie ik als kind af en toe een tijd heb gewoond. Mijn grootouders zijn hoogopgeleide, vermogende mensen, die hun zondagen vulden met kunstlessen waar ze konijnen, vlinders en boeketten leerden schilderen. Ik deed mee en leerde op die manier als vier-, vijfjarig jongetje te aquarelleren.’
Heb je het realistisch naschilderen van lieflijke taferelen volledig losgelaten?
‘Grotendeels. Toen ik twintig was, verliet ik Amerika om in Europa filosofie te gaan studeren. Tijdens die periode heb ik nog wel veel schilderijen gemaakt van foto’s van mezelf met mijn hond. Ik denk dat het een manier was om mijn heimwee te verwerken. Pas toen ik de kunstwereld in rolde, ben ik afgestapt van het heel realistisch naschilderen van alledaagse objecten en taferelen. Mijn schilderijen noem ik nu “atmosferisch”. Ik probeer niet per sé een voor de mens herkenbaar figuur of object te schilderen, maar ik verbeeld de temperatuur van een situatie.’
Hoe doe je dat?
‘Met het gebruik van kleuren probeer ik een omgeving te dicteren die een bepaalde emotie oproept bij de beschouwer. Ik wijs in een bepaalde richting, maar zeg niet expliciet wat de bestemming is… Tóch heb ik me laatst weer laten verleiden om iets na te schilderen.’
Dickson toont me een aquarel waarop Donald Trump staat afgebeeld aan het bureau in zijn Oval Office in het Witte Huis. Het werk is nagemaakt van de foto waarop Trump op 27 maart 2020 de wet tekent die 2000 miljard dollar beschikbaar stelt voor het redden van de economie ten gevolge van de coronacrisis. De krullen in de versiering van de tafelpoten en de weerspiegeling van het blad heeft Dickson zorgvuldig uitgewerkt. De acht witte mannen in pak hebben, net als op de originele nieuwsfoto, een tevreden glimlach op het gezicht.
Toch is Trump wel iets anders dan een vlinder, bloem of ander alledaags tafereel zoals je vroeger maakte. Waarom wilde je juist dit vastleggen?
‘Trump’s presidentschap is een regelrechte ramp. Iedere dag ontkent hij zijn uitspraken van de dag ervoor en vertelt hij de grootste onzin. De cijfers over geld, besmettingen en doden vlogen me wekenlang om de oren. Ik moest dit iconische beeld en daarmee deze periode gewoon vereeuwigen. Ik heb er twee gemaakt. De één zoals de originele nieuwsfoto, de ander met een grauwe, donkergrijze waas over de gezichten, alsof er een schaduw over het gezelschap valt.’
Een werk met een duidelijk politiek standpunt.
‘Gek genoeg niet. Ik heb gemerkt dat iedereen hier toch op een andere manier naar kan kijken. Ik kom uit een erg conservatieve familie. Iedereen heeft op Trump gestemd, zijn beloftes over geld werkten immers aanlokkelijk. Inmiddels hebben mijn ouders zich tegen hem gekeerd en spreken zich openlijk uit tegen zijn beleid. Zij, en veel van mijn vrienden, zagen mijn aquarel als een aanklacht. Mijn grootouders zijn nog vóór Trump, en vonden het werk juist een prachtige vertaling van hun geweldige president.’
Is het innemen van een neutraal standpunt, of eigenlijk het ontbreken van een standpunt, iets dat als een rode draad door je praktijk loopt?
‘Zeker, in mijn werk doe ik geen keiharde uitspraken. Mijn kunst beschouw ik als een leeg glas waar de beschouwer zijn of haar eigen emoties in kan gieten. Misschien voeg ik nog een subtiel smaakje toe aan de drank, maar niet meer dan dat. Tijdens mijn studie aan De Ateliers in Amsterdam kreeg ik daar weleens kritiek op. “Waar zijn de slaven? Waar zijn de prostituees? Moord? Ik mis grote gebaren!”, zei de docent. Na zo’n bespreking moet ik wel even een week bijkomen. Maar, ik denk niet dat ik heftige kreten nodig heb om mijn verhaal te vertellen. Dat doe ik liever op een subtiele, onderbewuste manier. Ik schilder magische, obscure taferelen waarop men op een eigen manier kan reflecteren.’
Je maakt ook sculpturaal werk. Je sculpturen lijken qua karakter ver van je tweedimensionaal werk te staan. Waar je schilderijen spiritueel en obscuur ogen, komt je driedimensionaal werk heel speels, spontaan en DIY-achtig over. Hoe zie jij dat?
‘Ik snap wat je zegt, toch zijn er wel degelijk verbanden te vinden. Mijn sculpturen voelen als een soort relieken. Het zijn objecten die ooit, hypothetisch, gebruikt zijn door figuren en die je als beschouwer achtergelaten aantreft. Wat dat betreft is er een overeenkomst met mijn schilderijen, daar heerst ook een soort verlatenheid. “Wie was hier? Wat is er gebeurd?” Mijn werk, 2D en 3D, voelt als de sfeer in de sciencefictionfilm Stalker (1979) van regisseur Tarkovski, waarin drie mannen een door de overheid afgesloten gebied bezoeken. Typische sciencefiction gebeurtenissen blijven uit, maar juist de stilte van de vreemde wereld en het gevoel van complete verlatenheid wordt in beeld gebracht.’
Je hebt in Minnesota, Amsterdam, Karlsruhe, Parijs, Frankfurt, New York en Rotterdam gewoond. Voel je jezelf soms als de protagonist in Stalker, continu omgeven door een vreemde wereld?
‘Ik ben in mijn leven ontelbaren keren verhuisd. Om me een houding te kunnen bieden in een vreemde omgeving, heb ik mezelf een karakter gegeven. Ik noem mijzelf “de alien”. Ik hield van Duitsland, ik hield van Nederland, maar ik had geen burgerlijke verantwoordelijkheid. Ik was altijd als een soort alien die niet in zijn volledigheid aanwezig is op een plek. Lijflijk mag ik aanwezig zijn en observeren, maar een stem heb ik niet. Ik ben ergens wel en niet tegelijkertijd.’
Komt dat spanningsveld terug in je werk?
‘Zeker. Zo heb ik een installatie gemaakt geïnspireerd op de spiralen publieke urinoirs in Amsterdam. Dat zijn toch zulke gekke dingen: je bent afgesloten van de buitenwereld, maar door de gaten in het metaal tegelijkertijd zo open en bloot. De grens tussen privé en publiek is voor mijn gevoel in Amsterdam heel vaag. Zo gebeurt het ook vaak dat mensen de gordijnen niet sluiten en ik bij het voorbijgaan kan toekijken hoe zij hun cornflakes eten. Ik ben niet opgegroeid in de stad en ben eigenlijk nog steeds aan het leren hoe ik om moet gaan met die verhouding. Dan begluur ik de mensen vanuit mijn alien-bubbel. En daar maak dan werk over.’
Ben ik dan ook een voyeur als ik naar jouw werk kijk?
‘Ja, je bent een voyeur als je de blik van iets of iemand steelt. Maar ik denk dat een kunstwerk altijd terugkijkt. In de vorige eeuw schreef filosoof Merleau-Ponty een boek over de rol van waarneming in het begrijpen van de wereld om ons heen. Hij stelt dat de mens niet superieur is aan levenloze objecten in de directe omgeving, maar dat er altijd een gelijkwaardige relatie is. Daar geloof ik ook in; een realisatie die best freaky is op het moment dat ik een werk maak. Het voelt namelijk nogal intimiderend als mijn schilderij ineens tegen me begint te schreeuwen. “Je kan er niks van! Je bent een slechte kunstenaar! Wanneer ga je me nou eens afmaken?”, zegt ‘ie dan. Het is een ruzie die we samen moeten oplossen, als maker en doek. Het klinkt misschien eng, maar ik kan het iedere kunstenaar aanraden: luister naar je kunstwerk, ga ermee in gesprek; daar wordt het echt beter van.’
—-
Dit interview is geschreven in opdracht van de Buning Brongers Prijzen, zonder redactionele inspraak. De Buning Brongers Prijs is een tweejaarlijkse Nederlandse kunstprijs voor jonge beeldend kunstenaars. De prijzen worden uitgereikt door de Buning Brongers Stichting uit de nalatenschap van Johan Buning, zijn vrouw Titia Brongers en zijn schoonzus Jeanette Brongers. De Buning Brongers Prijs is de grootste particuliere kunstprijs van Nederland en is sinds 1966 uitgereikt aan 150 kunstenaars. De kandidaten voor de prijs worden door kunstopleidingen uit het hele land voorgedragen. Aan de prijs is een geldbedrag verbonden van € 4.500.
Voor de winnaars wordt van 2 tm 18 oktober een tentoonstelling georganiseerd in Arti et Amicitiae en een catalogus uitgegeven in samenwerking met ontwerper Sido Dekkers en Mister Motley. De prijzen worden op 2 oktober uitgereikt in Arti et Amicitiae. U bent van harte welkom! U kunt zich hier aanmelden.
De prijswinnaars van 2020 zijn Cas van Deurssen, Anders Dickson, Clémence de La Tour du Pin, Gabriele Adomaityte, Leo Arnold en Vera Gulikers. Tot de prijsuitreiking zal Mister Motley elke week een interview met een winnaar publiceren.