Simpelweg onderdeel van eenzelfde wereld of netwerk zijn, is geen samenwerking – met Asha Karami naar Double Plus Good in Nest
De tentoonstelling Double Plus Good in Nest toont kunstwerken die het resultaat zijn van bijzondere, eenmalige samenwerkingen tussen kunstenaars. Naar aanleiding van hun bezoek aan Double Plus Good reflecteren Fiep van Bodegom en dichter Asha Karami op hoe zij samenwerking zouden definiëren en komen ze te spreken over die ene keer dat ze zelf samen zouden werken.
We beginnen in de trein op weg naar Den Haag al met ons gesprek. Asha Karami is dichter, ze publiceerde in 2019 de bundel Godface die lovend werd ontvangen en voor verschillende prijzen werd genomineerd. Het werk is meerstemmig, observerend en droog, en Karami wil haar eigen ‘gevoel van ontwrichting, onthechting en vervreemding’ weergeven in haar poëzie. Ik ben benieuwd hoe Karami denkt over samenwerkingen. Aan de ene kant is ze een solitaire, observerende figuur met een eigen stem die direct te herkennen valt. Aan de ander kant heeft ze als schrijver geresideerd bij de Jan van Eyck Academie, is ze redacteur bij DIG, programmamaker bij centrum voor poëzie en experiment Perdu, jurylid bij de maandelijkse poetry slam in Festina Lente en informeel begeleider van beginnende schrijvers. Ze is, kortom, ook diep ingebed in het literaire veld.
De tentoonstelling Double Plus Good bij Nest waarnaar we op weg zijn draait om samenwerking tussen kunstenaars, maar ook curatoren en instellingen. De titel van de inleiding van mede-curator en directeur van Nest, Heske ten Cate, is ‘Collaboration Creates Community’. Ten Cate definieert de doelstelling van de tentoonstelling als volgt: ‘Wat drijft kunstenaars om een incidentele of juist langdurige samenwerking aan te gaan met andere makers of denkers? De tentoonstelling vormt het sluitstuk van een jaar onderzoek naar artistieke samenwerking bij Nest, waarin verschillende manieren van samenkomst en het bouwen van en uitwisselen van gemeenschappen het vertrekpunt vormen.’ Mede-curator Laurie Cluitmans schreef een langer begeleidend essay over samenwerking in de kunst, onder de titel ‘Niets maakt zichzelf’. In haar essay hekelt ze het idee van het eenzame genie dat alleen in zijn studio uit het niets werk maakt. Zij vindt in haar eigen werk als curator meer aansluiting bij het idee van symbiose in plaats van competitie en individualiteit. Ze haalt voorbeelden aan uit het werk van Donna Haraway, Merlyn Sheldrake en Robin Wall Kimmerer die juist de nadruk leggen op samenleven binnen de ecologie maar ook als visie op de wereld. Kimmerer gebruikt het voorbeeld van korstmossen die niet simpelweg parasitair leven van een host, maar in een dynamisch verband van wederkerigheid.
Ik vraag Asha naar haar mening over het essay. ‘In de tekst van Cluitmans wordt het begrip samenwerking nogal ruim opgevat. Alsof cureren en bezoeker zijn van een tentoonstelling, al vormen van samenwerking zijn. Dan wordt het begrip wel heel ruim, bijna onbruikbaar.’
‘Wat zie jij dan als samenwerken?’ vraag ik haar. ‘Misschien als het werk de sporen van de samenwerking bevat, als er een heen en weer gaan is tussen kunstenaars en het werk daadwerkelijk is beïnvloed door de samenwerking; dat het zonder die samenwerking niet tot stand was gekomen of een ander werk zou zijn geworden. Nu ik er zo over praat weet ik het eigenlijk ook niet zo goed, maar het moet wel een bewust proces zijn denk ik. Simpelweg onderdeel van eenzelfde wereld of netwerk zijn is geen samenwerking voor mij.’
Wandelend door de winkelstraten van Den Haag richting Nest vertelt Asha over verschillende samenwerkingsprojecten waar ze onderdeel van is geweest. Een van die vormen was als redacteur bij Perdu, dat een podium, boekhandel en uitgeverij is. Wekelijks zijn daar literaire programma’s met een thematische insteek waar dichters, maar ook andere podiumkunstenaars, geregeld werk opvoeren dat speciaal voor de avond is gemaakt. Asha vertelt dat ze een keer een avond heeft georganiseerd rondom neurodiversiteit en neurodivergentie. Ze vroeg Hamja Ahsan, schrijver van Shy Radicals (2017, Book Works) – een radicaal manifest voor de utopie ‘Aspergistan’ waar verlegen en timide mensen de scepter zwaaien – samen te werken met dichter Jonathan Griffioen wiens dichtwerk cirkelt rondom de (collectieve) ervaring van de stad, neurodivergentie en jeugdherinneringen. Karami: ‘Samenwerken is niet simpelweg op dezelfde plek zijn. Ik was als schrijver een poosje resident op de Jan van Eyck Academie en daar deed iedereen vooral eigen werk in hun eigen ruimte, er was niet automatisch sprake van samenwerking. We hadden wel een evenement waarbij iedereen op de vloer op een groot vel kon tekenen. Dat was een prettige manier om samen te zijn zonder te hoeven praten. Maar het resultaat was niet echt iets om op te hangen. Met dat programma in Perdu vroeg ik kunstenaars om echt samen te werken en dan zie je dat het niet alleen gaat om de gelegenheid, maar ook om karakter. Is iemand introvert of extravert? Zijn ze dominant of juist niet? Je kunt bijvoorbeeld introvert en dominant zijn, zoals Ahsan van Shy Radicals. In een samenwerking moeten mensen extravert genoeg zijn om een connectie aan te gaan en tegelijkertijd niet te dominant, zodat het echt een samenwerking kan worden en niet één persoon die dicteert aan de ander wat het project moet worden.’
In de loop van de jaren heeft Asha verschillende poëziefilms gemaakt in samenwerking met Johan van Dijke. Hij maakt audiovisueel werk bij haar gedichten die ze of in de films zelf voordraagt – waarbij ze aanwezig is als foto, vervormd beeld of alleen met een voice-over – of op het podium bij de vertoning van de films. De films tonen vaak vervreemdende ruimtes, er wordt veel gebruik gemaakt van herhaling en het digitale effect wordt niet weggewerkt, wat die vervreemding versterkt. Zowel in ‘God is geen seksist’ als in een film gemaakt voor literair tijdschrift De Gids en opgevoerd in het Eye Filmmuseum, komt de zaal waar het optreden plaatsvindt herkenbaar terug in de film, wat duidelijk laat zien dat het hier niet gaat om een illustratie bij de gedichten van Karami, maar een installatie, een gezamenlijk werk dat gecreëerd wordt voor een specifieke gelegenheid en moment. ‘Bij onze eerste samenwerkingen lag er al een gedicht waar hij beelden voor maakte. Of ik gaf hem wat losse suggesties. Voor een werk wilde ik bijvoorbeeld mechanische bloemen en dat zijn een soort blikkerige bloemen geworden die open en dichtgaan. Bij een andere opdracht wilde ik iets met een eivorm en daarvoor maakte Johan een soort uitgerekte, pulserende wereldbol. Dat vult hij zelf in en dat vind ik prima. Ik weet dat hij in samenwerking met andere dichters veel meer precieze instructies krijgt: een dichter met wie hij werkte wilde niet gewoon een vis en een vogel, maar een bepaald soort vliegende vis en een specifieke vogel. Ik weet dat Johan die specifieke instructies prettig vindt, ook omdat het heel arbeidsintensief en tijdrovend werk is. Voor een paar minuten film moet hij soms dagen renderen en dan zie je pas daarna of het goed heeft uitgepakt. Pas kregen we een opdracht, bijna een half jaar van tevoren, en hij wilde meteen aan de slag, maar ik had nog geen duidelijk idee. Voor mijn dichtwerk volg ik juist lijnen, zinnen en ideeën die niet duidelijk zijn, waarvan ik van tevoren niet kan zeggen wat het betekent of waar het heen zal gaan. Hij wil wandelen terwijl we praten, ik wil aan tafel zitten en aantekeningen maken. We moesten een werk maken rond het thema ‘grondstof’ als de basis van een kunstwerk, maar ook als materiële term, de basis van onze wereld. Ik was begonnen met een lijst van hele technische termen uit de bouw en houtbewerking, maar ook scheikundige begrippen. Hij was juist begonnen met beeldmateriaal uit mijn jeugd in de Bijlmer. Toen ik dat zag vond ik die technische termen daar niet meer bij passen en ben ik met iets anders begonnen. Uiteindelijk hebben we een werk gemaakt dat bestond uit drie delen waar verschillende van de onderdelen samenkwamen, maar ik was niet met alle afdelingen even tevreden. De samenwerking was wel echt een strijd om duidelijkheid, omdat we zo anders werken.’
De tentoonstelling in Nest begint met Do Not Abondon Me (2009-10), een collaboratie tussen Louise Bourgeois en Tracey Emin. Waterverfschilderijen van Bourgeois vormen de basis, het is een serie afbeeldingen van torso’s in stemmige kleuren. Sommige zijn liggend afgebeeld, er zijn zwangere torso’s en torso’s met een fallus. Het zijn organische vormen, maar duidelijk gecentreerd rondom menselijke seksualiteit en reproductie, hoewel de torso’s eenzaam ogen: ieder in het midden van een uitgestrekt wit vel. Tracey Emin mocht met de tekeningen doen wat ze wilde en sleepte ze twee jaar lang vertwijfeld met zich mee. Vervolgens tekende ze in één dag op de zestien tekeningen met inkt kleine poppetjes rondom de torso’s en vulde ze aan met teksten. Karami: ‘Ik weet niet of ik dit nu echt een samenwerking vind. Er hebben twee kunstenaars aan gewerkt, maar het is geen dialoog. Eigenlijk heeft Emin alleen iets toegevoegd aan het werk van Bourgeois: haar associaties bij de lichamen. Is dat genoeg voor een echte samenwerking?’
In de centrale hal van de ruimte is in zestien werken de beeldende dialoog te zien tussen docent John Baldessari en student Matt Mullican onder de titel Pong (2008). Eerst is er een willekeurige verzameling foto’s, het antwoord is een foto van een groepsportret uit die verzameling uitgelicht, vervolgens een werk met gezichten van diezelfde foto uitgeknipt en onder elkaar geplakt en tot slot de portretten monochroom uitvergroot en individueel ingelijst, ieder in een netwerk van lijnen. Het antwoord daarop is een foto van een badkuip met alleen de lijnen die rondom de portretten waren getrokken. Steeds zie je hoe de kunstenaar een element uit een eerder werk heeft uitgelicht en opgenomen in iets nieuws. Na een poosje zie je ook al aan de stijl welk werk van wie is. Baldessari’s werk is modernistisch kaal, strak en elegant, Mullican maakt duidelijk bewust rommelig werk met een karakteristiek kinderlijk gekruld handschrift. Zoals het balletje in het oude computerspelletje Pong doen de kunstenaars een actie en reactie spel, maar dan één zonder duidelijke regels. Er is een vermoeden dat de reacties meer zeggen dan we als kijker direct kunnen zien. Zijn er referenties in verstopt naar eerder werk? Zijn er grappen die wij als buitenstaanders niet begrijpen? Karami ziet in dit werk wel een duidelijke vorm van samenwerking. ‘Deze werken hadden echt niet kunnen bestaan zonder het werk van de andere kunstenaar en elk volgend werk is daadwerkelijk beïnvloed, zichtbaar anders dan de voorgaande reactie.’
Wat als de relatie tussen partijen noodzakelijk is voor een werk, maar fundamenteel ongelijk? Zoals bijvoorbeeld tussen een documentairemaker en de mensen die hij volgt. Is dat een vorm van samenwerken? Karami: ‘Dat is ingewikkeld. Als je geld krijgt om een documentaire te maken, mag je daar de mensen die je volgt niet van betalen, hoe precair hun situatie ook is. De documentairemaker heeft geen film zonder de mensen die hij volgt en in sommige gevallen is de relatie zelfs vijandig of neigt het naar exploitatie. Uiteindelijk heeft de documentairemaker het laatste woord in hoe zijn ‘onderwerp’ in beeld wordt gebracht.’
Ik vraag haar naar het werk van de in Maleisië geboren en in Taiwan werkzame regisseur Tsai Ming-liang, een filmmaker die we beiden bewonderen. Tsai Ming-liang werkt sinds zijn debuut, Rebels of the Neon God (1992), in al zijn speelfilms met de enigmatische acteur Lee Kang-sheng. De regisseur heeft zelfs verklaard dat hij waarschijnlijk geen feature films zonder de acteur zal maken. ‘Die acteur is zo bijzonder en vreemd’, vertelt Karami. ‘De regisseur ontmoette hem toen hij jong was in een speelhal en hij bewoog zo traag, toen vroeg hij hem voor zijn eerste film. Hij was geen acteur en had ook geen ambities daarin. De reden waarom ik dit wel als een samenwerking zie is dat Lee de film beïnvloedt, door hoe hij een rol of scène interpreteert en door zijn natuurlijke staat van zijn. Dat hij langzaam beweegt heeft invloed op het tempo van de films in plaats van dat de regisseur de traagheid dicteert. Ze waren totaal anders geweest met een andere acteur. Ook de chronische nekpijn van Lee wordt in de verhaallijn van twee films van Tsai Ming-liang gebruikt. Zowel in het echte leven als in de twee films is er een zoektocht naar een remedie die uitblijft.’ Asha heeft medicijnen gestudeerd en is momenteel werkzaam als jeugdarts bij de ggz. Zoals elke arts is ze ook een eerste vraagbaken voor vrienden en familie. Ze zegt het niet, maar in haar antwoord hoor ik ook een ander aspect van samenwerking; dat het doel van de samenwerking niet per se het resultaat is, maar de weergave van een relatie. Als redacteur voor De Internet Gids en bij Perdu is haar inbreng is vaak op de achtergrond, als iemand die andere schrijvers de kans geeft hun werk te ontwikkelen of onderwerpen te laten belichten die ze belangrijk vindt.
Asha stelt mij ook een vraag: ‘Wij hebben ook geprobeerd samen te werken. Waarom is dat toen niet gelukt?’ Ik antwoord: ‘Omdat we geen duidelijk doel hadden met de tekst die we samen zijn begonnen, geen opdrachtgever, format, of thema.’ Achteraf ben ik niet tevreden met dit antwoord. Misschien hebben we het simpelweg nog niet genoeg tijd gegeven. In het interview achterin in het programmaboekje stelt Aveline de Bruin, curator en dochter van de verzamelaars uit wiens collectie werd geput voor de tentoonstelling: ‘Samenwerken gaat ook over tijd creëren om iets nieuws te maken met een ander.’ En dit sluit mooi aan bij de openingstekst van Heske ten Cate over haar ervaringen met verschillende samenwerkingen vanuit Nest: ‘Toch zijn er steeds wetmatigheden, van ogenschijnlijk vanzelfsprekend en schrikbarend simpel, tot diepzinnig en complex in de praktijk.’ Ik ging op reis met Asha Karami om een tentoonstelling te bezoeken, maar ook om met haar te praten en te horen hoe ze denkt over haar eigen werk en dat van anderen. Dat is denk voor mij ook het ideaal, in kunst en daarbuiten, namelijk dat het samenwerken niet een middel is voor iets anders, maar doel op zichzelf. Daar kan vervolgens van alles uit volgen: een gedicht, een documentaire, een schilderij, een nieuwe kijk op de wereld, vriendschap, een interview.
De groepstentoonstelling Double Plus Good is nog tot 23 juli te zien in Nest.