Seth Siegelaub in kimono op zijn Amsterdamse dakterras
Ik ontmoet Marja Bloem op de plek waar ze tientallen foto’s van haar geliefde Seth Siegelaub maakte. Hij gehuld in kleding uit verre landen; kimono’s, tooien en lappen stof, zij al lachend met een camera in de hand omdat niemand anders behalve Siegelaub zich zo comfortabel kon voelen in deze exotische gewaden.
Alle foto’s zijn genomen vanaf het dakterras van een oud herenhuis in hartje Amsterdam, het appartement van voormalig curator van het Stedelijk Museum Marja Bloem. Voorheen woonde ze hier samen met Seth; de beroemde curator, kunstverzamelaar, textielverzamelaar, galeriehouder, oprichter van het Center for Social Research on Old Textiles, onderzoeker, uitgever, bibliograaf en haar partner. De persoon Seth Siegelaub is niet te definiëren: ‘Hij was te veel en hij heeft te veel gedaan’.
In 2013 overlijdt Seth Siegelaub, naast het verdriet en de dierbare herinneringen blijft Marja Bloem achter met een ongelooflijke uitgebreide verzameling van handgeweven niet-westers textiel en textielboeken. Waar kwam die interesse naar het verzamelen van exotische stoffen vandaan en in hoeverre is er een connectie tussen conceptuele kunst en deze verzameling?
Ik hoef niet lang te praten met Marja Bloem om erachter te komen dat zij en Siegelaub een constante invloed hebben gehad op elkaars werk en leven. Terugkijkend op je leven, lijkt het altijd alsof de ene gebeurtenis de andere direct opvolgde; logisch, als een vooropgezet plan. De realiteit leert echter dat de geschiedenis zich nooit op deze manier ontwikkelt, het is altijd fluïde en er is niet één specifieke reden waarom gebeurtenissen zich voltrekken. Het is dan ook niet zo geweest dat Siegelaub van de een op de andere dag textiel ging verzamelen en genoeg had van de beeldende kunst. Altijd al had hij interesse in textiel gehad, maar toen hij naar Europa emigreerde vanuit New York en er een grotere textielhistorie voor handen lag, wekte dat zijn interesse. Daarnaast vond hij dat hij alles wat hij te zeggen had over de beeldende kunst, had verteld.
Toch was er nog een andere reden voor het verzamelen van de ongelooflijke hoeveelheid textielboeken. In de jaren ‘80, toen hij naar Europa vertrok, leerde Siegelaub en Bloem elkaar kennen. Zij bekleedde de functie van curator in het Stedelijk Museum. In die tijd gold de regel dat als je bij het Stedelijk werkte, je nooit privékunst mocht aankopen zonder het vragen van toestemming. Bloem begreep deze regel wel, alleen zorgde dit ervoor dat ze geen zin meer had om kunst te kopen. In plaats daarvan kocht ze kunstenaarsboeken, hiervoor was immers geen toestemming nodig.
‘Op een beurs zag ik eens een petje met allemaal punten erop. Ik kocht nooit petjes en het paste helemaal niet in de verzameling van Seth, maar ik vond het zo grappig dat ik besloot het te kopen. Op de fiets naar huis grapte Seth met een serieuze ondertoon; ‘De afspraak is dat ik de textielverzamelaar ben van ons twee, dus eigenlijk is dat petje van mij’. Ik vond dat prima als het maar wel in ons huis mocht staan. Ik had het petje nog niet in onze woonkamer gezet of Seth ging er direct een beschrijving over maken. Hij dacht na over dat petje, zocht informatie op en maakte daar iets van. Nu is er een hele hoofddeksel verzameling aanwezig. Die manier van nadenken heb ik niet, die constante nieuwsgierigheid en drang naar archiveren maakte hem uniek’.
Het distribueren van kennis heeft Siegelaub altijd gedaan. Ook daarin blijkt dat keuzes voor bepaalde onderwerpen waar Siegelaub zich in zijn leven mee bezig hield en die in eerste instantie nogal willekeurig lijken, zoals de overgang van conceptuele kunst, naar linkse/communistische literatuur naar textiel, zeker wel verbinding hebben met elkaar. De toen nog totaal onbekende conceptuele kunst van verschillende nu wereldberoemde kunstenaars die hij toonde en in zijn collectie had wilde hij laten communiceren. Dit deed hij middels het maken van boeken en keek daarbij wat de betekenis was van deze kunstenaars en wat ze met elkaar gemeen hadden. Ook hield hij zich bezig met de politieke en sociale rol van deze makers. Zo stelde hij in 1971 een contract op dat kunstenaars de mogelijkheid bood de rechten op hun werk te behouden en te delen in de winst na verkoop.
Toen hij vertrok naar Europa hield hij zich minder bezig met de beeldende kunst en begon onderzoek te doen naar kritische linkse theorieën over communicatie. Siegelaub had al heel snel door welke invloedrijke rol de media spelen in de moderne samenleving. Dat gegeven wilde hij documenteren en hij begon met het uitgeven van belangrijke linkse communicatie onderzoeken, zoals het boek How to read Donald Duck, Imperialist Ideology in the Disney Comic (van Armand Mattelart en Ariel Dorfmann). Distributie en archivering blijven dus een grote rol spelen. Eind jaren 80 verschuift zijn interesse weer naar een ander onderwerp, namelijk de textiel. In die jaren richt hij in Amsterdam het Center for Social Research on Old Textiles op, dat zowel een verzameling van handgeweven textiel (inclusief hoofdtooien) als boeken en ordonnanties over (oude, pre-industriële) textiel uit alle werelddelen omvat. De sprong van linkse massamedia naar handgeweven en niet-westerse textiel is ook weer minder groot dan men zou denken. Het ging hem namelijk niet alleen om de schoonheid van textiel, maar nog veel meer om haar sociale geschiedenis en politieke achtergronden.
Textiel was voor Siegelaub een voorbeeld van hoe je ideeën kunt laten reizen. Een bepaald motief kan terugkomen in verschillende tijden en verschillende landen en op die manier weergeven hoe een beschaving zich verplaatst. Ieder jaar maakt hij samen met Bloem een verre reis, meestal naar Azië omdat daar het textiel zo bijzonder is. ‘Hij maakte dan van tevoren een lijst met plekken waar hij bepaalde textielboeken wilde kopen. En zo gebeurde het altijd dat hij van die extravagante kleding meenam die hij met plezier in Nederland kon dragen en die ik dan fotografeerde op ons dakterras’.
De sociale geschiedenis van textiel vond Siegelaub dus zeer de moeite waard. Hij had interesse in de productie van textiel, welke principes uit de middeleeuwse textielgildes nog steeds aanwezig zijn in niet-westerse landen en hoe bij textielproductie in veel landen sociale aspecten meespelen. Het uiterlijk van textiel kwam op de tweede plek, maar was zeker niet onbelangrijk. Naast dat hij vond dat textiel mooi is, vond hij de individuele geschiedenis van een specifieke stof interessant. ‘Seth was het er niet mee eens als een kledingstuk versleten was dat mensen er dan kussentjes van maakten. Een versleten kledingstuk vertelt juist het verhaal van een stof. Hij repareerde dan ook nooit de stof of kleding die hij kocht, dan moest er maar iets ontbreken.’
Daar op het dakterras met uitzicht over Amsterdam, het vroegere anarchistische Amsterdam, wordt duidelijk wat hem charmant maakte en waarom hij geliefd is; Siegelaub had niets met het individu. Daarom was hij ook zo geïnteresseerd in textiel uit niet-westerse landen en vervlogen tijden. Landen en tijden waar de mechanisatie nog geen rol speelde en textiel alleen geproduceerd kon worden door het collectief. In de (kunst)wereld waarin wij leven, vol met individuele successprookjes, is het fris om verhalen te horen over een groot kunstpionier die afknapte op het ego van de hedendaagse kunstenaar en zelfs het liefst fungeerde op de achtergrond. Of zoals Jan Dibbets het zegt: ‘Hij was de man op de achtergrond die eigenlijk op de achtergrond veel belangrijker was dan alles wat er op de voorgrond gebeurde.’