Alex de Vries

Schrijvend tekenen – De zelfoverwinning van Mariette Linders

Interview
26 november 2024

Alex de Vries sprak met Mariette Linders over haar loopbaan en kunstpraktijk, en hoe onverwachte gezondheidscomplicaties haar werk en benadering van kunst hebben beïnvloed. Mariette reflecteert op de ervaringen die ze op verschillende werkplekken en in samenwerking met anderen opdeed, en hoe deze haar ontwikkeling als maker hebben gevormd. ‘Ik wilde kunst maken die als luciferhoutjes tussen de oogleden zou staan. Wakker blijven, niet alles aannemen, maar zelf blijven kijken. En ik wilde het “intellect” gevoelig maken, een lichaam als bedding geven.’

“De kogellagertjes tussen mij en het leven worden gevormd door de kunst,” zegt Mariette Linders (Dordrecht, 1952). We hebben een persoonlijke band door de relatie die we hadden tussen 1979 en 1985 en hebben sindsdien een openhartige verstandhouding met elkaar gebaseerd op onze omgang met en de betekenis van kunst in ons dagelijkse leven. Samen kijken we terug op cruciale gebeurtenissen in haar kunstenaarsleven.

Alex de Vries

Tot ongeveer je 45ste kende je loopbaan een gestage ontwikkeling en groei. Eind jaren negentig had je met je werk rond de tien presentaties per jaar in solo- en groepstentoonstellingen. Je was aangesteld als docent aan de kunstacademie in ‘s-Hertogenbosch, maakte deel uit van spraakmakende kunstenaarsinitiatieven, schreef essays, maakte deel uit van commissies, werd uitgenodigd als artist-in-residence bij voorzieningen als het EKWC en werd als beeldend kunstenaar gewaardeerd in binnen- en buitenland. Door onvoorziene omstandigheden werd opeens alles anders en moest je het kunstenaarschap opnieuw uitvinden. Wat is er gebeurd?

Mariette Linders

Vanaf ongeveer 2000 kreeg ik allerlei lichamelijke klachten. Ik had vanaf het begin van mijn loopbaan in mijn atelier altijd veel lichamelijk werk verzet: het afslaan van etsplaten, het maken van metersgrote tekeningen met houtskool, ik werkte aan monumentale schilderijen met pure pigmenten die ik handmatig aanbracht, ik maakte grote sculpturen van keramiek, deed fysieke performances, maakte video’s en films en exposeerde veelvuldig op plekken waar ik alles zelf moest organiseren en inrichten. Ik voelde me altijd sterk en onverwoestbaar, maar ik ben een kleine vrouw en met al die lichamelijke inspanningen heb ik vijfentwintig jaar eigenlijk boven mijn macht gewerkt. Ik pleegde roofbouw op mezelf en dacht dat het zo hoorde uit plichtsbesef en een aan mezelf opgelegde discipline en arbeidsethos. Het was een vorm van overpresteren die noodzakelijk was om me als vrouw in de wereld van de eigentijdse beeldende kunst te handhaven en een naam te vestigen. De schade die ik mezelf had berokkend bleek in feite onherstelbaar. Ik kon in ieder geval niet op de manier doorgaan zoals ik gewend was. Ik ben in 2002 opnieuw begonnen toen ik een nieuwe jaaragenda kocht. Op die volstrekt lege pagina’s maakte ik elke dag een tekening om zo een nieuwe start als kunstenaar te maken met een andere manier van werken: kleiner, bescheidener, minder zichtbaar aanwezig in het veld, maar inhoudelijk misschien wel gefundeerder en in maatschappelijke zin gemotiveerder. Voor mij is het een vorm van schrijvend tekenen.

Na mijn burn-out en het beëindigen van mijn docentschappen aan de kunstacademies informeerde ik me over inhoudelijke begeleiding van kunstenaars. Via Kristien van de Oever, de latere directeur van het Amsterdam Grafisch Atelier die toen een eigen bedrijfje had voor coaching van kunstenaars, gaf ik een workshop beeldadvies aan een grote groep jongere collega’s. Een aantal vroeg of ze voor een vervolg bij me terecht konden. Dat was het begin van een praktijk waarin ik me als een vis in het water bleek te voelen. Ik had me niet gerealiseerd dat kunstenaars destijds vrijwel nergens terecht konden voor inhoudelijke gesprekken over hun werk. Ik ben in mijn atelier kunstenaars gaan begeleiden door met ze te praten over de noodzaak van hun werk, de vorm die ze daarvoor kiezen, de manier van presenteren, hun positie in het kunstenveld, de haalbaarheid van hun ambities. Ik stel altijd het beeld centraal en geef van daaruit persoonlijk advies aan de professionele kunstenaars die een beroep op mij doen. Het ging en gaat echt over – kort door de bocht – wat maak je, waarom en klopt het met wat je wil?

Mariette Linders - Meeting in the Fog, 1993. Olie op linnen, 180 x 250 cm.
Mariette Linders - Man of the World, 2017. gemengde techniek, collectie Sander Wiersma.

Voor jou is het kunstenaarschap iets vanzelfsprekend en dat is altijd zo geweest. Welke verklaring heb je daarvoor?

Heel veel familieleden waren cultureel of kunstzinnig actief of op zijn minst geïnteresseerd. Mijn vader, die een bekend warenhuis in Dordrecht leidde, was ook beeldhouwer die met hout werkte. Van hem heb ik leren timmeren en zagen. Mijn moeder, die nog jong was toen ze trouwde en zeven kinderen kreeg waarvan ik de oudste ben, had een weefgetouw. Vrijwel al mijn broers en zussen zijn in de kunst actief geworden. Je kunt wel zeggen dat de kunst van jongs af voor mij de manier is geweest om in het leven een plaats te veroveren. Als ik niet kan tekenen, ontstaat er een gemis, alsof er een zintuig ontbreekt.

Toch heb je je enige tijd aan die warme familieband onttrokken toen je van de middelbare school kwam. Je vertrok als au pair naar Londen.

Ik was rebels en werd daarom van de gemengde katholieke HBS in Dordrecht afgehaald en naar een katholieke door nonnen gerunde meisjesschool in Rotterdam gestuurd. Ik schreef en tekende voor de schoolkrant en twijfelde aan alles. Ik groeide natuurlijk beschermd op in een katholiek gezin, maar was op zoek naar vrijheid. We waren geabonneerd op de Katholieke Illustratie, een tijdschrift waarin ik afbeeldingen vond van kerken en de kathedralen met schilderijen en beelden die me fascineerden. Maar het was ook heel traditioneel. Mijn moeder kwam nooit aan zichzelf toe. “Ik heb niets voor mezelf,” hoorde ik haar vaak zeggen. Als oudste dochter hadden mijn ouders bepaalde verwachtingen van mij. Door naar Londen te gaan kon ik onafhankelijk en zelfstandig worden. Dat viel eerst nogal tegen want ik werd de verzorger van jonge kinderen in een upper class, orthodox joods gezin. Ze woonden nota bene naast de filmster Roger Moore. Ik keek daar weliswaar mijn ogen uit over de omgangsvormen en gebruiken, de koosjere keuken die strikt werd nageleefd, het Loofhuttenfeest en dergelijke, maar ik had er zoveel huishoudelijke taken dat ik helemaal geen tijd had voor iets anders. Na een half jaar had ik er genoeg van en ben ik bij vrienden in Londen ingetrokken waar ik heel armoedig onder een kleermakerstafel op een zolder sliep. Ik ging een etscursus doen en liep er de musea af. Een vriend stuurde me een punk blaadje met op de cover “You have to destroy to create”, een uitspraak van Marshall Mc Luhan. Dat werd mijn leidraad voor vele jaren.

Mariette Linders - Karnster, pastel op carbonpapier, 2020. 29 x 21 cm, collectie W. Hazewinkel.
Mariette Linders - After-Afte, pastel, potlood op papier, 29 x 21 cm. Collectie Leids Prentenkabinet (curator Jef Schaeps)
Mariette Linders - Female Figure, 2000, 280 x 150 cm. Gemengde techniek, NOG collectie Stedelijk Museum Schiedam (gemaakt in samenwerking met Chris Baaten).

Bij terugkomst ging je naar de Academie St. Joost in Breda. Was dat een voor de hand liggende keuze?

Met mijn achtergrond sprak dat vanzelf. Mijn ouders hadden geen moeite om me daarvoor in te schrijven. Zij vonden Amsterdam te gevaarlijk, maar hadden vertrouwen in een katholieke academie in Breda. Het was wel een verrassing dat ze me niet voor de vrije afdeling hadden opgegeven, maar voor de studie modevormgeving. Dat vonden ze blijkbaar toch de meest geschikte richting voor een meisje. Misschien kwam het ook wel omdat ik thuis kleren maakte van kranten, plakband en nietjes voor mijn broers en zussen. Ik legde de kranten op de grond. Daar gingen ze op liggen en ik tekende de omlijning van hun lichaam op de kranten die ik uitknipte, aan elkaar plakte en vastniette.

Uiteindelijk studeerde je aan de vrije afdeling schilderen, tekenen en grafiek en je schreef je in voor een tussenjaar aan de Rijksakademie in Amsterdam.

Ik had behoefte aan meer kunsthistorische en kunsttheoretische verdieping en was vooral getroffen door het werk van Giotto en Dürer waarin ik de behoefte herkende aan het maken van een menselijker beeld dat emoties uitdrukt. Bij Giotto zag ik hoe hij dat ook vertaalde naar de zelfstandigheid van vlakken en kleuren en bij Dürer dat de menselijke kant, lichamen van vlees en bloed, de etherische religieuze wezens verdrongen. Ik vond dat ik te cerebraal bezig was en wilde voeling krijgen met wat ik in het echte leven aan het doen was.

Ik zag de Rijksakademie als een avontuur, de academie in Breda was me te traditioneel – nieuwe ontwikkelingen als de performancekunst kwamen niet ter sprake. Overigens bleek dat het idee over een kunstenaarsbestaan op de Rijksacademie ook nog uit de achterhaalde opvatting bestond dat je armoede moest lijden op een zolderkamertje in Parijs. Daar werd ik dus ook niet veel wijzer van.

Na dat jaar Rijksacademie heb je wel eindexamen gedaan in Breda en in de eerste jaren van je beroepspraktijk heb je in tekeningen en schilderijen vooral gezocht naar een verstandhouding met de kunstbeschouwing. In die tijd leerden wij elkaar kennen en kregen een relatie die zes jaar zou duren totdat we in goede harmonie allebei onze eigen weg gingen. Je was in die jaren als medewerker verbonden aan het toen net opgerichte tijdschrift Metropolis M. waarvoor je tekeningen maakte en soms ook schreef. Je woonde in Utrecht en werd daar actief in allerlei kunstinitiatieven. Wat was je motivatie?

Eigenlijk was ik dodelijk verlegen. Mijn moeder is dat ook altijd geweest, maar ik zag dat ze als lid van het schoolbestuur die verlegenheid achter zich kon laten en opkwam voor haar standpunten. Door dat voorbeeld solliciteerde ik naar de functie van bestuurslid bij cultureel centrum ’t Hoogt in Utrecht; een filmhuis, theater en tentoonstellingsruimte, waar Ruud Backx directeur was. Ik kende hem nog uit Breda waar hij Theater de Trapkes had geleid en waar ik begin jaren zeventig Marina Abramovic solo zag optreden. Bij ’t Hoogt had ik als bestuurslid de functie om te adviseren over artistiek-inhoudelijke kwesties en daar leerde ik mijn mond open te trekken. Ruud Backx programmeerde daar het experimentele avant-garde theater, presenteerde er jonge Utrechtse kunstenaars zoals Titus Nolte en CWM Dolk, hij haalde Anne Teresa de Keersmaeker en Michèle Anne De Mey met hun dansprogramma op muziek van Steve Reich naar het theater, maar ook kunstenaars als Diamanda Galás en Laurie Anderson. Het was spannend om met al die mensen die ik bewonderde persoonlijk kennis te maken.

Met een groep jonge Utrechtse kunstenaars begonnen we begin jaren tachtig kunstenaarsinitiatief Het Pitter Voort Paleis dat twee jaar bestond en waaruit kunstruimte Casco is voortgekomen. Ik maakte kennis met conservator Libuse Brozek van het Centraal Museum, was bevriend met Sjarel Ex die daar directeur werd, en werd lid van de Adviesraad Cultuur van de gemeente Utrecht. In mijn atelier had ik als buurman hoogleraar Carel Blotkamp bij wie jij nog hebt gestudeerd. Als kunstenaar kwam ik met mijn werk terecht bij de nieuwe galerie Flatland van Claar Griffioen en Martin Rogge. Al die ontwikkelingen verliepen in mijn beleving volstrekt natuurlijk. Ik dacht niet in man-vrouw verhoudingen en ging ervanuit dat er geen verschil bestond tussen wat je als man of vrouw kunt doen.

Mariette Linders - Artworks Can Consist of..., 1997. Aquarel, 20 x 28 cm.

Toch liep je er in het kunstonderwijs wel tegenaan dat je in docententeams vaak de eerste en langere tijd ook de enige vrouw was. Hoe ging je daarmee om?

Ik begon met een docentschap op de academie in Utrecht. Toen ik de lerarenkamer binnenkwam zaten daar die mannen sigaren rokend met hun schoenen op tafel die ze schielijk terugtrokken. “Oh, nu we een vrouw als collega hebben, moeten we wel meer op onze woorden gaan passen,” zeiden ze. Daarna deed ik een vervangend docentschap in Rotterdam op uitnodiging van Jeroen Chabot. Ook daar was ik binnen de afdeling de enige vrouwelijke docent. Ik ben vervolgens, op uitnodiging van Marten Hendriks, jaardocent geweest op de afdeling Vrije Kunst in Arnhem, weer met vrijwel alleen mannelijke collega’s. In ’s-Hertogenbosch waar ik een vaste aanstelling kreeg werkte ik wel met vrouwen: de geweldige coördinator Cato Cramer en de intelligente Margriet Kemper. Maar daar werkte ik vooral op de afdeling keramiek met mijn fantastische collega Norman Trapman, totdat ik ziek werd.

Hoe zou je zelf het karakter van je werk uit die tijd omschrijven?

Ik haalde aannames als een puzzel uit elkaar met behulp van de encyclopedie, etymologische en filosofische woordenboeken. Ik wilde kunst maken die als luciferhoutjes tussen de oogleden zou staan. Wakker blijven, niet alles aannemen, maar zelf blijven kijken. En ik wilde het “intellect” gevoelig maken, een lichaam als bedding geven. Tekeningen en schilderijen kregen bijvoorbeeld een huid van pigment en zelfgemaakte verf, inkt mengde ik met houtskool. Grafiet is zwart, maar glanst in het licht als wit.

Door wie werd je geïnspireerd?

Toch wel door vrouwelijke kunstenaars als Kiki Smith die zogenaamd onfatsoenlijke kunst maakte, Jenny Holzer met haar tekstwerken, Judy Chigago met haar Dinner Party en Rosemarie Trockel die in haar prachtige werk zoveel wendingen laat zien. Ik heb enorme bewondering en respect voor Marlene Dumas, niet alleen voor haar meesterwerken maar ook voor de zorgvuldigheid waarmee ze begrip voor haar werk genereert.

Als het over maatschappelijk engagement gaat, ben ik ook onder de indruk van mannen als Goya, Hogarth en Daumier.

Inmiddels was je verhuisd naar Amsterdam. Je betrok er een prachtig atelier in een voormalig gymlokaal en je kwam in contact met gelijkgestemde geesten om diepgaand over elkaars werk te praten. Dat was nadrukkelijk een groep van enkel vrouwen.

Daar had ik na die mannenbolwerken op de academies wel behoefte aan. Een keer in de maand kwamen Willy Looyen, Monica Aerden, Marian Theunissen, Petra Morenzi, Judith Fleishman en ik bij elkaar om vanuit een positieve benadering over elkaars werk te praten. Met die groep bedachten we een expositieplan voor het Hilton Hotel in Amsterdam: “What am I doing here”, naar de titel van het boek van Bruce Chatwin. Petra kende Hilton-directeur en kunstliefhebber Umberto Bayer. Op een te renoveren lege etage werden alle kamers ingericht door kunstenaars die we hadden uitgenodigd. Daarna maakten we onder die titel nog twee exposities; een in een zogenaamd kunsthotel in Keulen en de tweede in het Hilton Hotel in Praag. Daaruit kwam weer een expo voort ‘ML and friends’ met Amsterdamse en Keulse kunstenaars.

Mariette Linders - Dressing Up to Go Outside, 1996, tekening.
Mariette Linders - Vaalserberg 1996: Getting Dressed to Go Outside (onder) en Citoyen (boven)

Je had al eerder tentoonstellingen gemaakt met andere kunstenaars, maar nu lijkt het alsof je vooral als organisator actief was en dat is niet zo. Je eigen werk ontwikkelde zich van een kunsthistorisch commentaar en een herneming van belangrijke thema’s in de kunst naar een veel persoonlijker benadering van de ruimte die je als mens inneemt. Het tekenen en schilderen verving je deels door een sculpturale en performatieve praktijk met beelden en installaties op tijdelijke locaties. Hoe kijk je daar nu naar?

Ik probeerde en probeer abstracte begrippen een lichaam te geven, ze voelbaar te maken. Daarna kwam het inzicht dat het lichaam als het ware is beschreven met herinneringen en werd dat het uitgangspunt vanaf 1996 met kleiwerken, kledingstukken, de video “Getting Dressed to Go Outside” en de serie grote tekeningen. Even belangrijk voor mij is “The Perpetual Appearances of I am and I was”, de titel van de tweede serie kleiwerken gemaakt in het EKWC, waarbij de verschillende personages – met open mond, want alles heeft te maken met adem – in een halve boog langs de Dieze in ‘s-Hertogenbosch hingen en in het water werden weerspiegeld tijdens een openlucht tentoonstelling van het Stedelijk Museum ’s-Hertogenbosch.

Ik weet nog dat je in gesprek raakte over je installatie in de Vaalserberg met Catherine David die in 1997 de Documenta ging samenstellen, dat je een presentatie maakte met Chris Baaten in TENT in Rotterdam, dat je naar New York ging waar serieuze belangstelling voor je werk was, dat je video “Getting Dressed to go Outside” werd aangekocht door Deborah Wolf voor de ABN AMRO Collectie, dat Ritsaert ten Cate je tekening “De man die de woorden zoekt” op de cover van zijn memoires zette, dat je bij Lumen Travo met Yvonne Dröge Wendel een tentoonstelling maakte waar je monumentale tekeningen over gender en huidskleur liet zien lang voordat die thema’s een issue waren in de beeldende kunst… En opeens viel het allemaal weg.

Ja, dat was een grote overgang. Maar ik ben dankbaar voor mijn kunstenaarschap en alles wat het mij laat zien. Ik werk vanuit mijn atelier en daar nodig ik mensen uit om naar mijn werk te komen kijken, hoewel ik daarbuiten zeker ook niet onzichtbaar ben. Laatst heb ik nog negen werken verkocht aan het Leids Prentenkabinet. Ik heb in mijn herziene bestaan als kunstenaar met veel plezier tentoonstellingen gehad en gemaakt bij “With Tsjalling” in Groningen; Thom Puckey liet me participeren in zijn projecten “Fire from the North” en “Songs of Innocence and Agression” die in Prato en Skopje werden getoond; mijn tekeningen werden opgenomen in de manifestatie “All About Drawing” samengesteld door Arno Kramer en Diana Wind in het Stedelijk Museum Schiedam – mijn werk is nog regelmatig te zien in binnen- of buitenland. Ik kan alleen niet meer zoveel produceren en zeker geen werk dat grote fysieke inspanning vereist. Dat doe ik alleen als ik het kan laten uitvoeren door collega-kunstenaars die ik vertrouw, zoals Chris Baaten. Er ontstaat dan ook een inhoudelijke wisselwerking. Mijn beperkingen zijn mijn mogelijkheden geworden, nieuwe mogelijkheden. Ik ga in de kunst nog altijd uit van de spelende mens, de homo ludens zoals beschreven door Johan Huizinga.

Door mijn beeldadviespraktijk ben ik in contact gekomen met jongere kunstenaars zoals Marisa Rappard met wie ik ideeën ontwikkelde waaruit de Drawing Inventions Academy onder leiding van Arno Kramer is ontstaan. Met Marisa en haar vrienden Geert Bartelink en Tabitha Brouwer participeerde ik in een presentatie tijdens de Kunstvlaai op uitnodiging van Pim Trooster.

 

Je tekeningen zijn nu vaak een neerslag van wat er in de wereld gaande is. Toch hebben ze iets tijdloos. Alles wat je de laatste twintig jaar hebt gemaakt, zou je gisteren getekend kunnen hebben. Zo is er een klein werk dat me bijzonder aangrijpt, van een meisje met een schooltas op haar rug die elk moment als een bom kan ontploffen. Welke intentie heb je met dat werk?

 

Ooit in Dordrecht kwam ik in een boekwinkel de trap af. Onderaan stond een vrouw die ervan overtuigd was dat ik Bernadette Devlin, de Noord-Ierse activiste, was. Ik ontkende, maar ze geloofde me niet. Devlin was wel een voorbeeld voor mij, maar dat kon die vrouw niet weten.

Dus jouw fascinatie voor die tekening van het meisje met detonator en zakdoek op het hoofd is een schot in de roos: het gaat over verzet tegen een overheersing die je niet langer wil accepteren. Ik ben als kunstenaar een dader. Kunst is altijd waar, al wordt dat lastiger als kunst zich ondergeschikt maakt aan een politiek doel.

Mijn tekeningen zijn sinds 2021 gebaseerd op tast en aanraking. Door de maatschappelijke, psychologische en economische ontwrichting door de COVID epidemie, de oorlogen in Oekraïne en Gaza is mijn lijfspreuk nu “You have to heal to create”.

Zelfs een klein kunstwerk kan een mens onverwachts op een ongekende manier treffen, dwars door culturele verschillen en tijden heen.

Mariette Linders - Blow Up, 2008. Houtskool, sprayverf, inkt op papier, 108 x 82 cm
Mariette Linders - Unfold, 2024. Balpen op papier, 15 x 20 cm.
Advertenties

Ook adverteren op mistermotley.nl ? Stuur dan een mail naar advertenties@mistermotley.nl

#mc_embed_signup{ font:14px Riposte, sans-serif; font-weight: 200; } #mc_embed_signup h2 { font-size: 3.6rem; font-weight: 500 } #mc_embed_signup .button { border-radius: 15px; background: #000;} #mc_embed_signup /* Add your own Mailchimp form style overrides in your site stylesheet or in this style block. We recommend moving this block and the preceding CSS link to the HEAD of your HTML file. */

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

* verplicht
Email formaat
(function($) {window.fnames = new Array(); window.ftypes = new Array();fnames[0]='EMAIL';ftypes[0]='email';fnames[1]='FNAME';ftypes[1]='text';fnames[2]='LNAME';ftypes[2]='text'; /* * Translated default messages for the $ validation plugin. * Locale: NL */ $.extend($.validator.messages, { required: "Dit is een verplicht veld.", remote: "Controleer dit veld.", email: "Vul hier een geldig e-mailadres in.", url: "Vul hier een geldige URL in.", date: "Vul hier een geldige datum in.", dateISO: "Vul hier een geldige datum in (ISO-formaat).", number: "Vul hier een geldig getal in.", digits: "Vul hier alleen getallen in.", creditcard: "Vul hier een geldig creditcardnummer in.", equalTo: "Vul hier dezelfde waarde in.", accept: "Vul hier een waarde in met een geldige extensie.", maxlength: $.validator.format("Vul hier maximaal {0} tekens in."), minlength: $.validator.format("Vul hier minimaal {0} tekens in."), rangelength: $.validator.format("Vul hier een waarde in van minimaal {0} en maximaal {1} tekens."), range: $.validator.format("Vul hier een waarde in van minimaal {0} en maximaal {1}."), max: $.validator.format("Vul hier een waarde in kleiner dan of gelijk aan {0}."), min: $.validator.format("Vul hier een waarde in groter dan of gelijk aan {0}.") });}(jQuery));var $mcj = jQuery.noConflict(true);

Meer Mister Motley?

Draag bij aan onze toekomstige verhalen en laat ons hedendaagse kunst van haar sokkel stoten

Nu niet, maar wellicht later