Sachertortes in een achtbaan
De art experience: menig kunstliefhebber haalt er de neus voor op, uiteraard zonder er ooit een voet binnen gezet te hebben. Daar brengt Ko van ’t Hek verandering in. Op een druilerige dinsdagochtend bezoekt hij Fabrique des Lumières. ‘De werken van Klimt (en tijdgenoten) schieten in achtbaantempo voorbij. Het gaat zo snel dat er geen tijd is om stil te staan bij wat je ziet. De werken verschijnen, niet zoals ze ooit op het doek verschenen, maar in vloeiende bewegingen en met andere powerpointesque effecten.’
In alles voel ik: de art experience is er niet voor mij. Het zijn vallen voor toeristen en andere sukkels, het heeft niets met kunst te maken. Toch begon mij langzaam maar zeker iets te storen aan die houding. Niet het snobisme, ik omarm mijn snobisme volledig, maar wel dat ik iets bij voorbaat haat, zonder goed te weten wat, zonder het een eerlijke kans te geven, omdat ik het nooit met eigen ogen gezien heb.
De snob moet niets van deze kunstervaring hebben. Het begint het met dat art. Hoe een onnodige vertaling uitholling verraadt. Maar vooruit, misschien richten deze plekken zich op een internationaal publiek. En misschien kan het sowieso geen kwaad om het woord kunst te mijden als je mensen wil trekken. Mensen willen nou eenmaal geen kunst en de snob weet ook wel hoe marketing werkt. En was het niet zo: hoe meer mensen naar (een vorm van) kunst gaan kijken, hoe beter?
Zo trok deze snob op een regenachtige herfstdinsdag naar Fabrique des Lumières, in het Amsterdamse Westerpark, om te kijken naar een lichtshow vol tot beweging gebrachte kunst van Gustav Klimt.
(Wat voorafging: het viezige marketinggevoel werd bevestigd bij het aanvragen van een perskaart. De autoreply meldde dat men voor pr-vragen over product één terecht kon bij collega A, over een ander product bij collega B en bij collega C voor Fabrique des Lumières of waterflesjesfabrikant Dopper. Doorklikken leert dat Fabrique des Lumières onderdeel is van een netwerk aan kunstspektakelhallen over de hele wereld, van Parijs tot New York, Seoul en Dubai.)
Daar: cynisme parkeren met de fiets, perskaartje ophalen en naar binnen. De enorme hal is gevuld met honderden onzichtbare beamers die in volle vaart de gouden en kleurrijke periodes van Klimt zwierend tot leven blazen. De beroemde afbeeldingen krullen voorbij en zijn reusachtig. Het werkt, natuurlijk, zou de snob bijna willen zeggen. Spektakel werkt altijd. Ook de snob kan niet anders dan vallen voor het immersieve. Er is niet aan te ontkomen, als een kathedraal of uitzicht op zee. En alles is perfect uitgelijnd, er zit veel en precies werk in, het is gelikt in elke zin van het woord. Bovendien is het druk, drukker dan in een gemiddeld museum. De toeristen, gezinnen en grijze koppen met of zonder kleinkinderen kijken hun ogen uit. Maar.
De werken van Klimt (en tijdgenoten) schieten in achtbaantempo voorbij. Het gaat zo snel dat er geen tijd is om stil te staan bij wat je ziet. De werken verschijnen, niet zoals ze ooit op het doek verschenen, maar in vloeiende bewegingen en met andere powerpointesque effecten. Op een afstand is het overweldigend, van dichterbij zijn de pixels te zien. Ondertussen staat de muziek hard: een combinatie van opzwepende Hollywood-beats en dik aangezet Weens klassiek. Twee pubermeisjes dansen een alsof-wals. Het is niet gebeamd, ze walsen echt, behalve dat het ironisch is.
De snob probeert zijn oordeel uit te stellen, zoals men pleegt te doen bij kunst, maar het geweld aan beeld en geluid lijkt in niks op een museale ervaring. Nu was dat de verwachting ook niet, maar de snob wordt liever uitgedaagd zelf met concentratie te kijken, zich zo te laten raken, dan dat de kunst met hagel op hem afgevuurd wordt. De spreekwoordelijke sachertortes worden hier mierzoet in je gezicht gesmeten. Je eet het wel, maar iedereen weet dat dat niet de methode is waar je het best van gaat proeven. De meeste mensen smullen, bij de snob begint zich gestaag een hoofdpijn binnen te glinsteren.
Dat het werk van Gustav Klimt is uitverkoren voor zo’n lichtshow mag je niet verbazen. Het goud, de liefde, de nostalgie: het zijn de perfecte ingrediënten die zijn De kus en andere werken allang tot het domein van de broodtrommeltjeskunst hebben gebracht. Het heeft absoluut een sentimentele kwaliteit. Maar omdat snobs niet van sentiment horen te houden, dacht deze snob ook altijd dat Klimt oninteressant was. Tot ik een paar jaar geleden in Wenen zijn werk voor het eerst in het echt zag. Deze snob was geraakt en om. Klimts doeken hebben een enorme tactiliteit, iets gevoeligs, iets diepers dan het laagje glim. Misschien was het omdat de gouden doeken standhielden naast de bibberige gevoeligheid van zijn tijdgenoot Egon Schiele. Misschien simpelweg omdat de vorm van de verf was te zien. Wat zeker hielp: een kennismaking met Klimts grimmigere doeken, als Dood en leven (1910-15). Prachtig duister werk dat de broodtrommels en lichtshows nooit zal halen.
Natuurlijk snapt de snob wel dat hier vooral de gouden periode van Klimt is te zien. Het is ook schitterend. En eerlijk is eerlijk: er is ruimte voor de knokige, anorectische lichamen van Schiele, zelfs naakten, zelfs met schaamhaar. Dat maakt de snob blij verrast, maar over het algemeen worden hier rode rozen rood geverfd. Ondertussen is in het Van Gogh Museum, een kwartier hier vandaan, een grote tentoonstelling met echt werk van Klimt te zien. Waarom zou je naar deze lichtshow gaan, als je ook oog in oog kunt staan met het origineel? De ondervraagden wisten niet van die andere tentoonstelling. Een vrouw zegt dat ze er ook geen interesse in heeft. Wel in musea, maar niet in Klimt.
Niet dat we medelijden hoeven te hebben met het Van Gogh. Er zijn voor de komende weken geen kaarten meer te krijgen en bovendien: het Van Gogh Museum heeft ook zo’n rondreizende experience. Wat het museum daar zelf over zegt, wil de snob graag citeren: 1) ‘Deze bekroonde blockbuster is de enige officiële reizende tentoonstelling gecreëerd door het Van Gogh Museum, de meest toonaangevende autoriteit op het gebied van Vincent van Gogh’; 2) ‘Gebaseerd op het internationaal erkende merk van het Van Gogh Museum’; 3) ‘De grootte van de tentoonstelling is flexibel en aanpasbaar aan uw locatie en doelmarkt’; 4) ‘Uitgebreid Van Gogh Museum Amsterdam retailprogramma.’ Zo gaat het nog even door. De snob laat het oordeel bij de lezer, maar wil er toch nog één woord uit die tekst citeren: ‘edutainment’. Educatie-entertainment. Om vervolgens zijn best te doen om er niet ‘alles wat er mis is met de wereld’ aan toe te voegen.
Ook het leerzame moet leuk blijven. Zo is de decoratieve kracht van Klimt uitgekiend teruggebracht tot alleen nog maar decoratie. In volle vaart. Dit is de entertainisering van de kunst. De show is ontegenzeggelijk geslaagd in de toegankelijkheid: het is een uitstekende kindervoorstelling.
Wat de snob zag? De laatmoderne mens die niet zoekt naar wat schuurt, naar overpeinzingen over wat het betekent om te leven, om te sterven, om lief te hebben, niet naar sublieme schoonheid. Wie zit er ook te wachten op een afgehakt hoofd van Holofernes? Wie heeft er zin in verheffing als je het gewoon leuk kunt hebben? De bezoekers hier willen vermaakt worden, verpozen. De gedachten niet aanzetten, maar juist uit. Zich vergapen en dan buiten weer verder met wat er van je verwacht wordt: werken en consumeren. Sorry geen sorry, het cynisme heeft zich opgedrongen. Hier wordt de kunst niet toegankelijk gemaakt, het wordt hier vervormd tot iets anders: marketing, show, hap-slik-weg. Met de uitgang verplicht door de winkel, vol Klimtservies, -sjaaltjes en -posters.
Zo staat de snob weer buiten, rond lunchtijd, want vanaf 15:00 uur worden er in de hal de exotistische portretten van fotograaf Jimmy Nelson gebeamd. Kan niet missen, tussen het voorprogramma Hundertwasser en hoofdshow Klimt krijgt de bezoeker daar een commercial voor opgediend.
De snob erkent dat kunstmusea niet voor iedereen toegankelijk zijn en dat dat een groot probleem is. Maar moet de kunst dan door de knieën en het publiek geven wat ze wil, als een kind zijn patat voor ontbijt? Of missen we als samenleving iets als alles altijd maar makkelijk moet zijn? Antwoord: als alles altijd voorgekauwd wordt, hebben we niet leren kauwen voor de momenten die ertoe doen. Het leven is namelijk niet makkelijk, daar zegt de snobs niks schokkends mee. Bovendien wordt de bezoeker zo de kans ontnomen dieper geraakt worden, en nog erger: te leren hoe dat moet. Leren stilstaan, leren geraakt worden op een dieper niveau dan ‘wow’, leren ergens je best voor te doen.
De magie oog in oog te staan met authentiek kunstwerk is hier ver weg, maar het lijkt niet te deren. De bezoekers die de snob hier spreekt zijn unaniem enthousiast. Twee vrouwen met rode monturen, ingeschat als medesnobs, zijn inderdaad museumbezoekers, maar hier ook erg opgetogen over. Het is totaal iets anders dan naar een museum gaan, en misschien kijken ze ook liever een half uur naar een klein werkje van Gerard Dou, toch ze waren bedwelmd door de show. Net als andere bezoekers loven ze het toegankelijke en het spectaculaire. Prima, de snob haalt ook weleens een patatje. De andere mensen die de snob spreekt, komen niet of zelden in een museum. Wat blijft hangen is de vraag wat ze zouden vinden van een échte Klimt in een écht museum. Of is het een snobistische gedachte dat een origineel beter is dan een echo? Is een nepwals ook een dans?