Rubens voor de lever, Warhol en Rothko tegen stress
Stress verlagend, inzicht verlenend, ademhaling vertragend, angst remmend, intelligentie verhogend, pijn minderend; kunst moet van alles zijn. Ze wordt in cursussen, therapiesessies, anekdotes en tentoonstellingen ingezet als psychologisch wondermiddel, een pillendoos die op ieder lichamelijke en geestelijke kwaal een antwoord heeft.
Ben je overprikkeld? Staar naar Monet’s waterlelies, zeggen talloze websites. Gestrest? In Houston, Texas kun je je in de Rothko-kapel overgeven aan de contemplatieve werken van de naamgever van het spirituele huis. Wanneer John F. Kennedy zijn lage rugpijn niet langer kon verdragen, laafde hij zich aan de kalmerende schoonheid van Velazquez’ Waterdragers van Sevilla. In het ziekenhuis van Queens opende kunstenaar Alexander Melamid de Art Healing Ministry waar hij beelden van Jasper Johns en Vincent van Gogh op de gezichten van psychiatrische patiënten projecteert zodat ze hun interne gedachten kunnen loslaten. Melamid bekladde ook een kaart van het MOMA waarop hij aangaf welke ziektes genezen kunnen worden door welke kunstenaars. De alvleesklier schijnt bijzonder goed te reageren op Caravaggio.
De kliniek in Queens doet denken aan Art as Therapy, de tentoonstelling uit 2014 in het Rijksmuseum waarin Alain de Botton en John Armstrong lieten zien wat kunst voor de bezoeker kon betekenen. Het therapeutische effect van de werken werd belicht op enorme post-its die op de museumwanden hingen. ‘Je leidt aan een fragiele geest, aan schuldgevoel, een gespleten persoonlijkheid,’ las het gele bord naast Jan Steens Het Sint-Nicolaasfeest uit 1660. ‘Je lijkt waarschijnlijk op dit schilderij. Je hebt ontuchtige kanten.’ Op een ander helder geel papier stond een zin die als huiveringwekkende ondertitel van de expositie kan worden gezien: ‘Kunst is niet goed van zichzelf. De vraag is of kunst jou goed doet.’
Ieder marketingteam en iedere salesvertegenwoordiger, ieder bedrijf dat ons iets wil verkopen, poogt hun product of dienst aan te bieden als een oplossing. Een oplossing die het leven vergemakkelijkt, tijd of geld bespaart, ons een imago verschaft, van een schuldgevoel afhelpt, ons dichterbij ons gedroomde lichaam brengt of onze geest de broodnodige rust geeft. Ook kunst is in dit narratief verzeilt geraakt, wordt als product aan de man gebracht en moet dus een oplossing bieden voor welk probleem dan ook. Componist Merlijn Twaalfhoven sprak tijdens een lezing in 2010 over deze ontwikkeling: ‘Ik moet concurreren met de hele muziekgeschiedenis. Ik sta op de Uitpagina naast nog tientallen muziekprogramma’s. Het publiek is overvoerd, ik probeer een plekje te vinden tussen die brij van informatie die mensen elke dag via hun e-mail, via de krant en internet moeten absorberen. En eigenlijk is dat heel tragisch. Want kunst is op deze manier geworden als alle andere dingen die je in de winkel uit kan zoeken. Het is als het ware een product, ik moet met behulp van informatie en recensies aangeven wat voor muziek ik aanprijs, zoals een pak havermout ook wordt verkocht met ‘dit zit erin, leuk voor het ontbijt.’’
Twaalfhoven illustreert met deze woorden niet alleen de vercommercialisering en de entertainmentificering van kunst. De kern van het probleem zit in die knullige havermoutslogan: dit zit erin zouden we kunnen bestempelen als hetgeen musea en curators altijd hebben gedaan. Deze kunst komt uit die en die periode, komt voort uit die en die stromingen, is gemaakt onder deze politieke omstandigheden, in dit land en hoort bij deze maker, bij deze maker hoort deze biografie, we kunnen deze kunst bekijken door de lens van deze en deze thematiek. Inmiddels gaan curatoren en denkers veel verder en wordt kunst steeds vaker aan de man gebracht met iets als leuk voor het ontbijt.Er wordt een gebruiksmoment, een functie, een doel aan het werk geplakt. Kunst moet in de markt worden gezet, worden gebrand.
En kunst kan in de markt worden gezet zodra de functie helder is. Zodra de bezoeker weet wat hij of zij ermee kan. Wat gebeurt er met kunst waar men niks mee kan? En wat verliezen we wanneer we ons focussen op de instrumentele waarde van kunstwerken? We hebben onze levens laten volstromen met werk, verplichtingen, we hebben onszelf ontwikkeld tot hyperefficiënte wezens die nog meer uren kunnen werken en nog minder tijd kwijt zijn aan slaap, forenzen of het bereiden van een maaltijd. Binnen dat overvolle en onmenselijke schema is kunst gedwongen te fungeren als pleister op de wonden, als psychologiserend orakel, als baken van rust, terwijl kunst tussen al die dingen met een functie nou juist zou moeten zijn wat het is.
Wat gebeurt er met kunst waar men niks mee kan? En wat verliezen we wanneer we ons focussen op de instrumentele waarde van kunstwerken?
De ruimte waarbinnen kunst mag zijn wat het is, krimpt in. De doeken en sculpturen moeten plaatsmaken voor yogamatjes. Tijdens de tentoonstelling Het leven van Boeddha, de weg naar nu (2018) in de Nieuwe Kerk werden tussen de werken van Ai Wei Wei en Carolee Schneemann meditatiesessie georganiseerd. Het Maritiem Museum organiseerde yogalessen op het water, te midden van drijvende kunstwerken, ook het Centraal Museum liet mensen hun yogamatje uitrollen in één van de museumzalen, het Van Abbemuseum plande Kunst en Yoga-workshops. Het Boijmans van Beuningen zag in hun Bauhaus-tentoonstelling aanleiding een yogaklasje te organiseren. ‘Stay grounded’ stond er op een velletje geschreven. in Villa Mondriaan werden naast de schilderijen van de meester yogalessen gegeven. Nu is er een heuse Mondriaan Escape Room.
Tijdens en binnen tentoonstellingen worden talloze cursussen gegeven die het weldadige karakter van de kunst ter plaatse onderstreept. Een greep uit het overweldigende aanbod: Een cursus Stil zitten, Mindful in het museum, kunst zien en jezelf ontdekken, een Distillatieweekend, Neem de tijd, Zen in het museum.
Zodra we kunst omvormen tot instrument voor ontspanning, kunnen we haar optimaal benutten, lijkt de heersende gedachte. Het past naadloos in ons heden, waarin vrije tijd niet langer een onderbreking van werk is maar een manier om het werkende lichaam en onze werkende geest, ons economische gereedschap optimaal te laten blijven functioneren. We hebben apps voor meditatie en mindfulness, we sleuren onze lichamen op zondagochtend naar de yoga-studio. Schrijver Bregje Hofstede schreef het volgende over deze neiging, in De Herontdekking van het lichaam: ‘Ik ontdekte dat ik, als ik me heel moe voelde, opknapte van bepaalde yogaposes. Dan ging ik even tien minuten op de grond liggen in zogenaamde lijkhouding (savasana) en kon ik weer even vooruit. En dat ik me inschreef voor een cursus zenmeditatie was toch vooral omdat de lerares me tijdens de introductieavond verzekerde dat zij dankzij meditatie toe kon met slechts vijf uur slaap. Ik verprutste er wel acht!’ In een interview in het NRC (16 december 2016) zei ze: ‘Ik wil naar yoga. Waarom wil ik dat? Omdat ik gestresst ben. Als ik yoga doe, heb ik minder stress. Met minder stress, slaap ik beter. Als ik niet goed slaap, heb ik morgen geen goede werkdag. Als ik niet goed werk…. Zo wordt ontspannen presteren.’
In plaats van onze kunstgeschiedenis tot gereedschapskist of pillenkabinet te degraderen zou kunst de vrijhaven van improductiviteit moeten zijn.
Door deze hedendaagse plicht van het moeten ontspannen te koppelen aan kunst, slaan we twee vliegen in één klap; zorgen we voor onszelf én zijn we cultureel verantwoord bezig, kunnen we maandagochtend weer fris op kantoor verschijnen én meepraten over die grote tentoonstelling in het centrum van de stad. Zo verworden tentoonstellingen en de kunst die ze ons tonen tot een voedingssupplement, vitamine A voor de groei, C voor de weerstand.
Wat we missen wanneer we kunst reduceren tot haar instrumentele waarde is al het nutteloze dat een kunstwerk kan ontsluiten. In plaats van onze kunstgeschiedenis tot gereedschapskist of pillenkabinet te degraderen zou kunst de vrijhaven van improductiviteit moeten zijn, de ruimte waar dingen mogen verwelken, waar zaken mysterieus en onbegrijpelijk mogen zijn, alles mag mislukken, waar boodschappen niet per se voor iedereen van waarde hoeven te zijn, niet worden geduid of van therapeutische uitwerking worden voorzien. Kunst zou vrij moeten zijn van onze prestatiedrang, onze onhebbelijke wens altijd maar het goede te doen.
Als kunst de toeschouwer al iets kan leren, is dat het misschien. Dat wij mensen nutteloos mogen zijn, niet op zoek hoeven naar bestaansrecht of een functie maar gewoon mogen zijn, de plank mogen misslaan, voor helemaal niemand van waarde hoeven te zijn.