RELATIEF AFGELEGEN
Tussen 20 juli en 31 augustus 2020 werkt Mister Motley met een alternatieve zomerplanning binnen het thema ‘buiten’. Dit artikel werd in juni 2018 voor het eerst gepubliceerd en vandaag delen wij het opnieuw.
Ik sta op het puntje van een steiger. Vooruit kijkend, lijk ik midden boven het meer te zweven. Om mij heen staan palen in het water die samen een grote zeshoek vormen. Het voelt alsof ik iets speciaals ontdekt heb, als een onderzoeker in de wildernis die een ongerept stukje natuur ziet dat nog nooit door een mens aanschouwd is. Tegelijkertijd bevind ik mij op amper een halfuur rijden van Zwolle en sta ik in het meest artificiële stukje landschap van Nederland: Flevoland.
Het aantal kunstwerken in Nederland dat het label ‘Land art’ draagt groeit, daarmee neemt de populariteit van dit specifiek soort kunst ook toe. Maar waar kijk je eigenlijk naar als je een Land Art-werk tegenkomt? Waarom zetten we de natuur in naam van de kunst zo graag naar onze hand en hoe kan het dat de lappendeken van ons kleine onder de waterspiegel liggende land zo vol staat met Land-art kunstwerken?
Maar waar kijk je eigenlijk naar als je een Land Art-werk tegenkomt?
Paul de Kort heeft in de Noordoostpolder bij Kraggenburg een landschapskunstwerk gemaakt dat gebaseerd is op een serie composities van Piet Mondriaan getiteld Pier en Oceaan (1914-1917). Pier + Horizon (2016), zoals het werk heet, bestaat uit een smalle steiger in het water met daaromheen in een zeshoek houten palen waaraan vierkante ‘kraggen’ (een soort drijvende plantenbakken) met touwen zijn bevestigd. Op deze manier kunnen ze met de wind en de stroming meedraaien en wijzen ze altijd één kant op. Zo ontstaat een levensgroot Mondriaan doek in het landschap.
Het werk van Paul de Kort is een recent voorbeeld van werk dat geïnspireerd is door de Land art beweging. In Amerika en Europa kwamen eind jaren ‘60 min of meer gelijktijdig eigen versies van Land Art op.* Deze nieuwe kunstenaars presenteerde zichzelf grotendeels als anti-establishment. Tegen de traditionele kunstinstituten in probeerden zij letterlijk een nieuwe plek voor hun kunstpraktijk te vinden, deze plek werd de natuur. In desolate landschappen vonden zij hun atelier en in de modder en de keien hun gereedschap.
Deze nieuwe kunstenaars presenteerde zichzelf grotendeels als anti-establishment.
Bij Land art vormt het fysieke werk zelf maar een klein onderdeel van het gehele kunstwerk. De specifieke locatie en de reis die je moet maken om er te komen zijn misschien nog wel belangrijker dan de daadwerkelijke ingreep van de kunstenaar. De werken zelf dienen enkel ter ondersteuning van het reeds aanwezige landschap. De tocht die je moet afleggen om er te komen fungeert als een soort pelgrimsroute waarbij je steeds verder weg van de bewoonde wereld gaat om een landschap zo veel mogelijk op zichzelf te kunnen ervaren.
De beroemdste Land art kunstwerken ooit gemaakt liggen dan ook vaak op de meest afgelegen plekken. Er zijn maar weinig mensen die Robert Smithsons Spiral Jetty (1970), Walter de Maria’s Lightening Field of Nancy Holts Sun Tunnels (1973–76) daadwerkelijk hebben bezocht. De eerste bevindt zich in een afgelegen zoutmeer en de andere twee liggen midden in een woestijn, honderden kilometer van de bewoonde wereld af. Allen spelen ze met verschillende onderdelen van de natuur, Smithson met het water, De Maria met bliksem en Holt met de zon. Ze zochten het wijde landschap op om met deze elementen zelf te kunnen werken, zonder inmenging.
Bij Land art vormt het fysieke werk zelf maar een klein onderdeel van het gehele kunstwerk.
De Britse land art kunstenaars gingen vaak nog verder dan hun Amerikaanse collega’s in hun gekozen afzondering. Neem bijvoorbeeld het werk A Line Made By Walking (1967) van Richard Long. Deze ingreep in het landschap is waarschijnlijk door niemand anders dan de kunstenaar zelf bekeken. Longs werken bestaan uit wandelingen door landschappen waarin hij soms kleine aanpassingen maakt, hij verlegt een steen of loopt een paar keer op en neer door een grasveld. Vervolgens waait de wind zijn aanwezigheid weer weg.
Als toeschouwer leg je dezelfde weg af als de kunstenaar om bij een werk te komen.
Via foto’s en sculpturen (die als onderdeel van de kunstwerken worden gezien en niet als enkel documentatie) hebben de werken van deze kunstenaars het grote publiek bereikt en zijn uitgegroeid tot iconische werken die het gezicht van de internationale Land art vormen. De onbereikbaarheid van de locaties zorgt ervoor dat bij land art de persoonlijke ervaring benadrukt wordt. Als toeschouwer leg je dezelfde weg af als de kunstenaar om bij een werk te komen.
In Nederland is het vrij lastig om een afgelegen plek te vinden. Elk desolaat stukje wildernis ligt uiteindelijk nooit echt ver weg van de bewoonde wereld. Des te bijzonder is het dat in ons artificiële landschap ontzettend veel land art te vinden is. Dit heeft meerdere redenen. De eerste is de openluchttentoonstelling Sonsbeek buiten de perken uit 1971 gecureerd door Wim Beeren. Deze tentoonstelling trok bekende buitenlandse kunstenaars aan die in het kunstmatige Nederlands landschap een interessant werkterrein zagen. Door deze ene, inmiddels legendarische, tentoonstelling hebben we nu nog het Observatorium (1971) van Robert Morris en het enige werk van Robert Smithson dat hij in Europa gemaakt heeft: Broken Circle/Spiral Hill (1971) in Emmen.
Een andere belangrijke aanjager voor Land art projecten in Nederland was de ontwikkeling van de Flevopolder. Toen de Flevopolder net opgeleverd was, werd duidelijk dat men niet graag wilde wonen op een stuk land zonder geschiedenis. Een reden om vanuit de overheid om nieuwe kunst in de openbare ruimte van de Flevopolder aan te moedigen. Land art kon helpen bij het creëren van een nieuwe identiteit voor de provincie.
Als ik na twintig minuten rijden vanaf Almere aankom bij een weiland moet ik eerst nog een korte wandeling door de modder maken voordat ik het inmiddels monumentale bouwwerk zie. Vanaf een afstand doemen hoge bomen op en niet veel later zijn ze te herkennen als de beroemde Groene Kathedraal van Marinus Boezem, het groen vormt onmiskenbaar een Gotisch bouwwerk. In amper dertig jaar tijd heeft de Flevopolder zijn eigen middeleeuws centrum gekregen.
De kathedraal staat schuin op een bloemkoolveld en de 178 populieren zijn inmiddels gegroeid tot de daadwerkelijke hoogte van de kathedraal waarop de Groene Kathedraal is gebaseerd, de Notre-Dame van Reims (1211-1290). Naast het bloemkoolveld bevindt zich een, inmiddels volgroeid, stuk bos waarop een negatief van de kathedraal opengelaten is. Deze open plek is een groot grasveld in dezelfde vorm als Groene Kathedraal en vormt daarmee een contrakathedraal.
Land art kon helpen bij het creëren van een nieuwe identiteit voor de provincie.
De kathedraal van Boezem vormt inmiddels een soortgelijke functie voor Flevoland als de Notre-Dame in Reims waarop hij gebaseerd is. Een groen monument als geconstrueerde cultuurgeschiedenis. Het werk benadrukt niet zozeer de natuur op de plek zelf maar speelt als conceptueel kunstwerk met kunstmatige historie. Op een dag vallen de bomen om en wordt de kathedraal een ruïne. Op deze manier wordt de Groene Kathedraal letterlijk onderdeel van de geschiedenis van de Flevopolder.
Een groen monument als geconstrueerde cultuurgeschiedenis.
Hoewel de Nederlandse landschapskunst veel eenvoudiger te bereiken is dan de Land art-traditie waarop zij voortbouwt, weten kunstwerken als de Groene Kathedraal en Pier + Horizon toch de suggestie van ‘afgelegenheid’ te bewaren. De laatste meters die je moet afleggen door de modder of over de steiger, zorgen ervoor dat de kunst in het weidse landschap afgezonderd lijkt van de rest van de wereld. Dubbelzinnig genoeg wordt zo een stuk artificieel landschap omgetoverd tot een ogenschijnlijk stukje woestenij. Waar de Land art van de jaren ’60 en ‘70 de afgelegen natuur nodig had om tot zijn recht te komen, gebruikt de daarop geïnspireerde landschapskunst van nu diezelfde beeldtaal om een relatief afgelegen plek te creëren. Een kunstwerk als Pier + Horizon dwingt ons om een stuk door de polder te lopen, midden in het landschap te gaan staan en wildernis te zien.
* Er zijn ook duidelijke verschillen aan te wijzen binnen de Land Art. Grofweg kun je twee stromingen onderscheiden die zich gelijktijdig aan de verschillende kanten van de Atlantische oceaan hebben ontwikkeld. Aan de ene kant heb je de Amerikaanse Land art en aan de andere kant de Europese (en met name Britse) Land Art. De Amerikaanse Land Art verschilt van de Europese Land Art onder andere in termen van schaal en aanpak. Werken van Robert Smithson en Michael Heizer zijn grote, bijna industriële, bouwwerken vaak gemaakt met gebruik van zware machines om stukken in het landschap te snijden. De oorsprong van de letterlijke grootsheid van de Amerikaanse land art kan gevonden worden in de Minimal Art, waarin schaal ook een grote rol speelde
De Britse Land Art, met kunstenaars als Richard Long, heeft minder gemeen met de Minimal Art en meer met stromingen als de Arte Povera of de Eco Art. De benadering van het landschap is subtieler dan de Amerikaanse aanpak. Waar de Amerikanen met grote graafmachines hun voetsporen uitkerfden, gingen de Britten meer richting de natuurvriendelijke Eco Art om hun wandelingen in kunst om te toveren. De Britten gebruikten vaak het landschap zelf om aanpassingen in het landschap te maken, zonder de hulp van grote werktuigen.