Raoul de Jong over ‘Slavernij’ in het Rijksmuseum: ‘Om mensen te veranderen in slaven, moesten ze vergeten waar ze vandaan kwamen’
De zomer is het uitgelezen moment voor reflectie. En dus kijken we terug op het afgelopen half jaar, en selecteren we de stukken die het (her)lezen waard zijn. Mister Motley-redacteur Maurits de Bruijn bezocht de tentoonstelling Slavernij in het Rijksmuseum in gezelschap van schrijver Raoul de Jong, die met Jaguarman een boek schreef over de levenskracht van zijn Surinaamse voorouders die zich tegen de slavernij verzetten.
‘Veel plezier’, zegt de museummedewerker als hij Raoul de Jong en mij afzet voor de trap die naar de tentoonstelling leidt. ‘Of misschien is plezier niet het juiste woord,’ voegt hij daar verontschuldigend toe.
Zowel Raoul als ik kijken naar boven, waar de klokken hangen die nog niet zo lang geleden voor tot slaaf gemaakten aangaven wanneer hun dag vol dwangarbeid begon, en wanneer die werd beëindigd.
Vorig jaar verscheen Jaguarman, Een zoektocht naar de verborgen krachten van Suriname, waarin Raoul eerst op zoek gaat naar zijn Surinaamse vader die hij op achtentwintigjarige leeftijd voor de tweede maal ontmoet, en dan naar zijn voorouders. Het boek is een avontuurlijke queeste die Raoul doet kennismaken met de verschrikkingen van de slavernij maar hem boven alles confronteert met de levenskracht van de mensen die er het slachtoffer werden, met zijn helden, met de Surinaamse schrijvers die hem zijn voorgegaan, én met de traditionele Afro-Surinaamse religie winti.
De klokken bovenaan de trap luiden de tentoonstelling in, maar Raoul en ik bestijgen de trap nog niet. Hij draagt een blauw-wit t-shirt en een witte spijkerbroek. Het zijn de kleuren die binnen winti symbool staan voor de voorouders, en het is dus ook geen toeval dat hij vandaag voor dit palet heeft gekozen.
Ik vraag hem of hij het gevoel heeft dat deze tentoonstelling voor hem bedoeld is, voor mensen wiens voorgeschiedenis in de slavernij is verankerd, of juist niet. Daar heeft hij veel over nagedacht de laatste dagen: ‘Het voelt een beetje alsof ik naar de tempel van mijn voorouders ga, want het gaat over hen. Maar ik zag de tentoonstellingsposters al eerder door Nederland hangen, en daar staat dus Slavernij op, en slavernij is een woord van de Nederlanders. Dat was een Europeaanse uitvinding, dus in die zin gaat deze tentoonstelling over iets dat Nederlanders hebben gedaan en waar mijn voorouders mee te maken kregen. Maar het is geen uitvinding van mijn voorouders.’
Maurits de Bruijn: Wat had een andere benaming van deze tentoonstelling kunnen zijn als die vanuit het perspectief van je voorouders een titel zou krijgen?
Raoul de Jong: In het kader van mijn boek heb ik daar over nagedacht, en zo ben ik op het idee van Jaguarman uitgekomen, omdat dat dat iets zegt over de krachten waarmee zij de slavernij hebben overleefd. Als je op zoek gaat naar de verhalen die mensen als mijn voorouders zelf vertelden over hun geschiedenis, kom je uit bij verhalen over mensen die van de plantages vluchtten en die met de kracht van de jaguar hun weg naar de vrijheid vonden door het regenwoud. Of bij inheemse medicijnmannen die met de kracht van de jaguar een oorlog voerden tegen het koloniale bewind. Letterlijk door zichzelf te veranderen in jaguars. De Nederlanders noemden mijn voorouders ‘wilden’, ‘barbaren’, ‘het n-woord’, ‘slaven’, maar ‘jaguars’ zou volgens mij een veel betere benaming zijn. Dat zegt iets over de strijd die deze mensen hebben geleverd, mét succes. Want kijk maar: hier sta ik, ik leef.
Maar je denkt dus dat het frame waar we nu binnenstappen dat van de Nederlanders, de kolonisten, de onderdrukkers is?
Ik weet wel dat ze bij deze tentoonstelling hebben nagedacht over hoe ze juist het verhaal van de tot slaaf gemaakten kunnen vertellen, dus ik denk eerder dat ze voor deze titel hebben gekozen omdat die weinig uitleg nodig heeft. Ik geloof niet dat de tentoonstelling alleen over het werk van de Nederlanders gaat. In een museum over de Surinaamse geschiedenis dat ik in Paramaribo bezocht was dat vreemd genoeg wel zo. Alles ging over de slavernij, compleet met martelwerktuigen. Na een tijdje dacht ik: het gaat nu wel telkens over het verschrikkelijke werk van de Nederlanders en daarmee is het toch weer een soort tempel voor de onderdrukkers, niet voor mijn voorouders.
Er is één museum in Paramaribo, het Koto Museum, dat is gewijd aan klederdracht van vrouwen tijdens de slavernij, dus dat gaat over de tot slaaf gemaakten zelf. In die klederdracht zitten hun verhalen, hun geschiedenis en de geheime boodschappen die ze via die kleding doorgaven. Het verschil is ook dat je vrolijk bent als je dat museum uitloopt. Want de boodschap is: ‘Wow, als mens kan al je vrijheid worden afgepakt, en alsnog kun je manieren vinden om vrij te zijn. In alle lelijkheid kun je manieren vinden om iets nieuws en moois te maken. Als je je focust op hoe mensen de slavernij hebben overleefd, kom je uit bij het licht.
Dus bij die tentoonstelling zou ‘Veel plezier’ helemaal niet zo’n gekke opmerking zijn geweest?
Nee, precies. Al moet er ook over de duisternis en de onderdrukking worden verteld, als je wilt begrijpen hoe licht het licht was. Hopelijk doen ze het in deze tentoonstelling allebei.
We zetten onze koptelefoons op. Want audio maakt een groot onderdeel uit van deze tentoonstelling, die aan de hand van de persoonlijke verhalen van tien individuen wordt verteld. Ingesproken door mensen die een link hebben met deze figuren uit het verleden. Het dwingt ons ons gesprek te staken en de eerste zalen in te lopen.
Bij een hedendaagse installatie van de uit Benin afkomstige kunstenaar Romuald Hazoumè praten we verder. Voor ons liggen tientallen plastic jerrycans en glazen flessen, die samen de plattegrond van een schip vormen.
Via onze headsets hoorden we dat de flessen en tonnen de mensen symboliseren die gestript van hun kleding en eigendommen werden gedwongen de oceaan over te steken. Om te voorkomen dat de tot slaaf gemaakten met elkaar konden communiceren werden mensen van verschillende afkomsten en talen bij elkaar geplaatst.
Romuald Hazoumè, La Bouche du Roi (De mond van de koning), 1997–2005 British Museum, Londen. Aangekocht van de October Gallery met steun van het Art Fund en de British Museum Friends
De quote die hier op de muur staat ‘Ze wisten niet waar ze heengingen, maar wel waar ze vandaan kwamen,’ vat het mooi samen. In jouw boek zoek je juist uit waar je vandaan komt. Eerst de zoektocht naar je vader en dan de zoektocht naar je voorouders. Kun je vertellen wat de overlap is tussen die twee zoektochten?
Om mensen te veranderen in slaven, moesten ze vergeten waar ze vandaan kwamen.
De band met hun voorouders, hun eigen geschiedenis, hun rituelen en gebruiken, moest worden gebroken. Ze moesten bang worden voor hun eigen kracht en zelf gaan geloven dat ze gemaakt waren om slaaf te zijn. Er werden allerlei middeltjes gebruikt om dit voor elkaar te krijgen, niet alleen de zweep. Het had een enorme zelfhaat tot gevolg, die van generatie op generatie werd doorgegeven.
Ik denk dat het deels met die zelfhaat te maken had dat mijn vader er niet was tijdens mijn jeugd: hij geloofde niet dat hij iets waard was, dat hij zijn kinderen iets te bieden had. Toen ik na onze eerst ontmoeting op zoek wilde naar de krachten van onze Afrikaanse en inheemse voorouders, waarschuwde hij me dat ik die krachten met rust moest laten. In het verleden van onze familie zou volgens mijn vader niets te vinden zijn behalve duisternis, totdat we ons bekeerden tot de christelijke God.
En jij bent in je boek juist op zoek gegaan naar de waardevolle dingen uit die geschiedenis.
Ja, ook omdat ik aan mijn vader wilde laten zien dat hij wel de moeite waard was. En ik wilde bewijzen dat die christelijke God en alle westerse waarden die hij vertegenwoordigt het probleem zijn en dat er in de wijsheid van onze voorouders juist een oplossing schuil gaat.
Heeft dat eigenlijk gewerkt?
Mijn vader heeft het boek in één nacht uitgelezen. En de volgende ochtend belde hij me en zei hij dat het zo goed was dat ik dit had gedaan, en dat ik hem had laten zien dat hij zich niet hoefde te schamen voor waar hij vandaan kwam, dat hij het mocht omarmen.
Ergens deed ik het ook als wraak naar mijn vader, omdat hij het me allemaal niet had gegeven. Daarom dacht ik dan zoek ik het zelf wel uit.
Als je stamboom is gekleurd door slavernij, hoe pak je dan zo’n zoektocht naar je verleden aan?
Ik ben in het diepe gesprongen, omdat ik niet echt wist waar ik moest beginnen. Het eerste waar je mee te maken krijgt als je op zoek gaat naar de krachten van je voorouders, is dat mensen zeggen dat die krachten niet bestaan. Dat krijg je vanuit Nederland te horen. Vanuit de Surinaamse kant zeggen ze dat die krachten een vloek zijn die je met rust moet laten.
Naar die bezwaren moet je dus niet luisteren, en dat is al heel moeilijk. Dit had een jaar vol zelftwijfel tot gevolg, maar uiteindelijk wist ik dat ik moest luisteren naar het deel van me dat dacht wel iets moois te vinden als ik dit niet met rust zou laten.
Wat vind je van deze installatie die hier voor ons staat?
Ik moet zeggen dat ik er wel een beetje emotioneel van word. Het is zo’n wonder dat er ooit mensen zijn geweest die deze tocht hebben meegemaakt en onderweg een beetje zijn gestorven, alsof ze werden opgesloten in een grafkist. Maar ze hebben het overleefd en daaraan heb ik te danken dat ik leef. Ik ben die mensen daar heel dankbaar voor. Het is goed om te onthouden dat dit is gebeurd en dat ik afstam van deze mensen. Alles wat ik meemaak en waar ik mee worstel in het dagelijks leven wordt daar zoveel kleiner door.
Halsband van messing, 1689 Deze band werd aanvankelijk gecategoriseerd als hondenband, maar is mogelijk door een mens gedragen
De audiotour voert ons verder, langs de persoonlijke verhalen van mensen die het systeem van slavernij bevochten en zij die ervan profiteerden. Er wordt verteld over rijst die vanuit Afrika werd meegesmokkeld door de korrels in het haar te vlechten, over halsbanden uit de collectie van het museum waarvan eerder werd gedacht dat die voor huisdieren dienden, maar zo nu blijkt om de halzen van tot slaaf gemaakten werden geklemd. Ook wordt mij voor het eerst duidelijk dat er wel degelijk tot slaaf gemaakten in Nederland leefden, als bedienden van rijke families.
De stemmen die door de koptelefoons klinken lijken een correctie op de geschiedschrijving. Ze vertellen over een alternatieve, eerder nauwelijks vertelde geschiedenis.
Hier loop ik, in de stad waar ik woon, door een gebouw dat ik ken. Ik kijk naar het type schilderijen dat ik zoveel vaker heb gezien, zie op de naambordjes meer dan eens mijn eigen voornaam prijken, maar ik hoor stemmen die nieuw voor me zijn, zoals het boek van Raoul me voorstelde aan Surinaamse schrijvers die me onbekend waren, aan helden die ik nooit eerder op een voetstuk had zien staan.
Jouw boek is vorig jaar verschenen, en er komen steeds meer verhalen over deze specifieke geschiedenis naar buiten. En nu is er deze tentoonstelling. Wat denk je dat maakt dat dit verhaal nu wel door een instituut als het Rijksmuseum verteld kan worden?
Het is een samenloop van omstandigheden, denk ik. Zeven jaar geleden was ik op de Kabra Neti, de traditionele Surinaamse voorouderverering, in de nacht voor de viering van de afschaffing van de slavernij. Er waren een paar honderd mensen, voornamelijk oudere mensen. Wintipriesteres Marian Markelo hield een speech en zei: ‘Het wordt tijd dat we onze voorouders tot helden gaan verklaren want als wij het niet doen dan doet niemand het.’ Dat bleef ze herhalen. Iedereen stond op, begon te klappen en elkaar te omhelzen. Op dat moment wist ik: de tijd is hier rijp voor. Ik voelde een soort golf, een bepaalde energie die niet langer onderdrukt kon worden en naar buiten moest. Het is zo’n enorm verhaal dat zo lang is doodgezwegen. Je voelde daar die avond dat dat niet langer kon. Dit was vóór George Floyd, vóór Beyonce’s ‘Formation’, voordat Astrid Roemer de P.C. Hooft-prijs won. Het hing al in de lucht.
Maar natuurlijk is het ook zo dat dit verhaal nu gehoord kan worden, doordat dezelfde instanties die dit verhaal zo lang hebben doodzwegen, nu om de een of andere reden hebben besloten om dit verhaal aandacht te geven. En het heeft ook tot gevolg dat ik ineens een ‘zwarte man’ ben. Ik kan me herinneren dat dat gebeurde. Vanaf dat moment ging ik me meer identificeren met deze pijn. Witte mensen voelden in dat narratief ineens als de ander. Alles wat mensen tegen elkaar uit kan spelen, krijgt de laatste jaren veel aandacht. Daar lijkt dit verhaal door de grote media soms voor te worden misbruikt.
Wat ik daarin belangrijk vind is: hoe komen witte mensen en witte instituten op het punt dat deze verhalen gehoord kunnen worden? Wat is dat omslagpunt? Wat maakte dat dat eerder niet kon en hoe functioneerde zo’n instituut voorheen? Het is niet alsof mensen van kleur hier niet eerder vochten om gehoord te worden.
Dat zie je ook met George Flloyd. De strijd daaromheen woedde ook veel langer en krijgt nu ineens aandacht.
Organisaties worden nu diverser, daar heeft het ook mee te maken. En die mensen stellen ook andere vragen, dat leidt weer tot andere keuzes. Maar dan kun je weer vragen: hoe komt het dat het zo lang heeft geduurd voordat dat soort mensen werden aangenomen? En waarom werden ze eerst niet aangenomen en nu wel?
Misschien maakt het uiteindelijk niet zo veel uit hoe het komt. Het is sowieso goed dat dit verhaal er nu mag zijn. Als we het op de juiste manier vertellen, schuilen er een hoop lessen in die we kunnen gebruiken om de toekomst een beetje leuker te maken.
Nadat we het museum uitwandelen gaan we aan een picknicktafel op de zonverlichte stoep van de Vijzelgracht zitten. Ik vraag Raoul wat hij van de tentoonstelling vond.
Van tevoren hadden we het over het perspectief van de tentoonstelling. En dat wisselt eigenlijk, zowel nazaten van tot slaaf gemaakten als nazaten van slavenhouders komen aan het woord. Wat vond je daarvan?
De nadruk lag op mensen die verzet hebben gepleegd tegen de slavernij en op de manier waarop ze dat hebben gedaan. Dat vond ik mooi. Het was ook emotioneel, soms werd ik een beetje boos zoals dat gaat met dit verhaal.
Anoniem, De tot slaaf gemaakte Augustus van Bengalen houdt de pijp van Hendrik Cloete vast, ca. 1788. Grafiet, Sint Maarten (NH), Archief Swellengrebel-Boekee
Zou jij het niet raar vinden als deze tentoonstelling straks weer verdwijnt? Dat het museum weer terug zou gaan naar hoe het was?
De bijschriften zijn in elk geval veranderd, die hadden nu de namen van de tot slaaf gemaakten gekregen. Het zou mooi zijn als dat zo blijft.
Het zou inderdaad raar vinden als het weggaat, omdat het er geen slavernijmuseum in Nederland is.
Denk je dat deze tentoonstelling bezocht zal worden door mensen die een achtergrond hebben die is verankerd in de slavernij?
Ik vroeg aan de vrouw van kleur die achter de balie bij de ingang zat of ze de tentoonstelling al had gezien. Ze zei van niet, maar dat ze wel heel benieuwd was. Toen vroeg ik me af of ze echt benieuwd was. Misschien denkt ze wel dat het verhaal niet voor haar is omdat ze het al kent.
Wat ik zelf tijdens de tentoonstelling voelde, is dat ik niet zo’n zin heb om elke keer die boosheid, walging en verdriet te voelen. Want daar kan ik me niet keer op keer voor openstellen. Daar zit een grens aan. En ik leef ook gewoon nu. Ik wil dat leven leuk maken en de vrijheid gebruiken die de mensen voor mij niet hadden. Dus ik was ook blij toen we klaar waren en naar buiten liepen, naar de zon.
Maar ik denk sowieso dat de meeste mensen van kleur weten dat deze expositie er is. En dat iedereen dat fijn vindt, of ze de tentoonstelling nou bezoeken of niet. De tentoonstelling vertelt een deel van ons verhaal, zodat we dat zelf niet meer de hele tijd hoeven uit te leggen. Dat is een groot cadeau.
Aan het einde van de tentoonstelling staat bij een foto van zwarte vrouwen die als bezienswaardigheid werden tentoongesteld op het Museumplein, dat de slavernij wel werd afgeschaft, maar dat de mechanismen erachter nog steeds van kracht waren. Wat vond je van die formulering?
Er worden in de tentoonstelling veel vragen gesteld over vrijheid en wat het betekent. Maar het verhaal van de afschaffing van de slavernij wordt niet echt verteld. Dat is iets wat ik tijdens het schrijven van mijn boek heb onderzocht.
De slavernij werd niet afgeschaft omdat slavenhouders wijzer werden, of tot inkeer kwamen, maar omdat het goedkoper werd om mensen voor hun werk te betalen, omdat afschaffing de enige manier was om het systeem dat van slavernij profiteerde voort te zetten.
Dat legt ook een hele directe link tussen toen en nu. De eigenaar – zo stond het in het slavenregister – van mijn familie was de directeur van De Nederlandse bank. De slavernij is afgeschaft, maar de Nederlandse bank bestaat nog steeds.
Die koppeling met het nu had wel wat explicieter gemaakt mogen worden in de tentoonstelling, toch?
Inderdaad, maar dat is een hele enge koppeling om te maken, want dan keer je je dus tegen de macht. In de laatste zaal klonk een mooi lied over vrijheid, maar ik dacht ook: het mag wel wat sterker. Je wilt wel dat mensen begrijpen dat dit deel van de geschiedenis met ons te maken heeft, met iedereen, welke kleur je ook hebt, en met het nu. En je wilt dat mensen begrijpen dat ook zij als die verzetshelden kunnen zijn. Dat is wat mij betreft de boodschap: wees zoals die mensen.
Wat ik irritant vind wanneer het over de slavernij gaat, is dat witte mensen vaak denken dat het niets met hen te maken heeft. Maar het heeft met iedereen te maken. Iedereen is slachtoffer van datzelfde systeem. Niet omdat de voorouders van witte mensen slechte dingen hebben gedaan, maar omdat we allemaal deel uitmaken van een systeem dat mensen, dieren en de natuur, in ‘ons’ en ‘de ander’, in winnaars en verliezers verdeelt, een systeem dat winst en rijkdom betekent voor de een, en bloed en gruwel voor de rest. We denken misschien dat we vrij zijn, maar zijn we dat wel helemaal? Wie heeft bedacht waar je van droomt? En wat je wil doen met je leven? Ben je dat werkelijk zelf?
De mensen die van de slavernij profiteerden, waren maar een heel klein groepje. En dat geldt nog steeds, ook de machthebbers van nu vormen een selecte groep. Het is goed om je daar bewust van te zijn. Het is niet dat omdat je wit bent, je automatisch tot de machthebbers behoort. En het is in je eigen voordeel om dat te zien. Je kunt dingen leren van die verzetshelden, wie je ook bent. Niet omdat het moet, maar omdat dat je leven leuker maakt.
——————–
In de serie Sporen van de Diaspora gaat Maurits de Bruijn op zoek naar kunst die de verhalen vertelt van op drift geraakte volken om te onderzoeken op welke manier deze werken in staat zijn om gemarginaliseerde geschiedenissen te belichten. Dit interview was de tweede tekst uit de serie. Lees hier zijn eerste stuk over de Palestijnse kunstenaar Samah Shihad.
- Klik hier voor meer informatie over het boek Jaguarman van Raoul de Jong.
- Filmmaker Ida Does volgde de makers van de Slavernij tentoonstelling twee jaar. Bekijk hier de documentaire Nieuw Licht
- Klik hier voor meer informatie over de Slavernij tentoonstelling in het Rijksmuseum, nog te zien tot en met 29 augustus.