Produceren van betekenis – met landschapsarchitect Arnoud Garrelts naar Drawing Centre Diepenheim
In de loop van ruim dertig jaar is er bij het Drawing Centre een buitencollectie gevormd die bestaat uit negen kunstenaarstuinen (12.000 vierkante meter) en verschillende omgevingskunstwerken. Hoe zorg te dragen voor deze kunstwerken? Is een tuin een kunstwerk dat niet veranderd mag worden, of is het een levend organisme? Deze vragen liggen ten grondslag aan de groepstentoonstelling THE SKETCH, ITS REALISATION & HER LOVERS die werd gecureerd door Caz Egelie. Linde Keja bespreekt de werken met landschapsarchitect Arnoud Garrelts.
‘De schets als beginpunt van iets dat gevolgen zal hebben die zich uitstrekken tot in een onbekende toekomst’, lees ik op de site van Drawing Centre Diepenheim. En: ‘Elk kunstwerk doorloopt drie fasen: het idee, de uitvoering en het onderhoud’. Het zijn beschrijvingen van de tentoonstelling THE SKETCH, ITS REALISATION & HER LOVERS, die weinig prijsgeven. Het Drawing Centre heeft kunstenaar Caz Egelie (1994) als gastcurator gevraagd voor deze presentatie. Egelie, zelfverklaarde ‘institutional jester’, brengt werk van 12 kunstenaars bij elkaar. De deelnemende kunstenaars zijn Bart Lunenburg (1995), Eleni Kamma (1973), Eloy Cruz del Prado (1992), G.C. Heemskerk, Hannah Konings, Hee Sub Han (1991), Martina Laruffa (1999), Maya Berkhof, Nina Glockner (1982), Smári Róbertsson (1992), Tao G. Vrhovec Sambolec (1972) en Tenant of Culture (1990). Ik bezoek de tentoonstelling met landschapsarchitect Arnoud Garrelts.
Vanaf de bushalte lopen Arnoud en ik naar de tentoonstellingsruimte aan de Grotestraat. We passeren een plein met drie oude platanen, waar we bij een informatiebord proberen te reconstrueren hoe het hier was. Op de foto’s herkennen we sommige gebouwen, zoals Janna’s Hoeve. De platanen zijn zo’n 150 jaar oud en de weg is verlegd, waardoor het plein is ontstaan. Het is duidelijk dat ik op pad ben met een vormgever, met ogen op steeltjes en gedachten en ideeën paraat over waarom voor een bepaalde oplossing zou zijn gekozen en hoe het beter kan. Hij vertelt over vanzelfsprekende eenvoud in vormgeving, pragmatisme, gebruiks- en toekomstwaarde.
Arnoud Garrelts studeerde in 2002 af bij Wageningen Universiteit en Researchcentrum, werkte voor Stichting Libau en de Provincie Groningen aan tal van ruimtelijke vraagstukken en is nu werkzaam als zelfstandig landschapsarchitect. Zijn analyserende blik is er voortdurend: Waarom zijn er hier twee grote schermen geplaatst, waarvan één met bewegende informatie, recht voor een huis aan de doorgaande weg? Haagbeuken gesnoeid in de vorm van kaarsen? Drie bosjes richtingaanwijzers naast elkaar, voor auto’s, fietsers en bezienswaardigheden? ‘Mag het iets eenvoudiger, eenduidiger? Wat is het verhaal dat hier verteld wordt?’ vraagt Arnoud zich af. Hij beschrijft hoe onderliggende waarden in een ontwerp tot uiting komen, zoals natuurwaarden en sociale waarden. Bovenal is er altijd sprake van een beginsituatie, het ontwerp verhoudt zich tot wat er is – het verleden.
Welke verhalen zijn er en hoe kan een bestaand verhaal herverteld worden? Egelie, kunstenaar, curator en kunstdocent vertelt verhalen door citaten uit de kunstgeschiedenis te nemen en deze in een nieuwe context te plaatsen. Die onderzoekt hoe de kunstgeschiedenis fungeert als referentiekader, in diens rol als nar, houdt Egelie een spiegel voor. Noa Zuidervaart, artistiek leider, vertelt in een telefoongesprek dat dit aansluit bij de reflectie van het Drawing Centre over de tuinen, de aanleiding voor deze tentoonstelling. In de loop van ruim dertig jaar is er bij het Drawing Centre en haar voorganger Kunstvereniging Diepenheim, een buitencollectie gevormd die bestaat uit negen kunstenaarstuinen (12.000 vierkante meter) en verschillende omgevingskunstwerken. Hoe zorg te dragen voor deze kunstwerken? Is een tuin een kunstwerk dat niet veranderd mag worden, of is het een levend organisme? Hoe verhoudt dit erfgoed zich tot de activiteiten waar Drawing Centre zich sinds 2021 op richt, de tekenkunst in al haar verschijningsvormen?
Ik bezocht het Drawing Centre al eerder en houd van de architectuur van de tentoonstellingsruimte. De ruimte heeft een gewelfde muur aan de straatkant op de begane grond en een vide die een groot deel van de eerste verdieping beslaat. De ruimten zijn met elkaar verbonden en hebben tegelijk een eigen kwaliteit, lichtval, mate van beslotenheid. De plaatsing van de werken volgt de logica van de ruimte.
We lopen na de entree naar rechts, waar drie sculpturen van Maya Berkhof staan. Het zijn ranke figuren van ongeveer twee meter hoog, die lijken te zijn gemaakt van gekleurde stroken. Arnoud is onder de indruk van Weefwerk #14. De stroken zijn oranje, bruin, wit, donkergeel. Hij vermoedt dat het metalen stroken zijn, bekleed met gekleurde kunststof. Het zijn drie verticale stroken, beneden breder, in het midden smaller, boven breder uitlopend. In het midden is een aantal stroken om de vorm heen gewonden. Beweeglijkheid, is een woord dat in me opkomt. Alsof de sculptuur is stilgezet tijdens een dans.
De schildering Vleugel op de hoge wand erachter, communiceert met de sculpturen. Het is een geabstraheerde vleugelvorm gemaakt van lijnen met twee kleuren geel. Bart Lunenburg vindt zijn inspiratie in architectuur, architectuurgeschiedenis en cultureel erfgoed. Lunenburg is de archieven van het Drawing Centre ingedoken en ontdekte op bouwtekeningen dat er ramen hebben gezeten aan weerszijden van het podium. Hij probeert het geheugen van het gebouw ‘op te graven’ door archiefmateriaal en gebruikte bouwmaterialen te onderzoeken en combineert deze met eigen observaties. Hij bouwt schaalmodellen, waaruit sculpturen, foto’s, tekeningen en textielwerken ontstaan. In installaties en boeken brengt hij de nieuwe narratieven samen. Door de verborgen ideeën, ideologieën, angsten en verlangens te onderzoeken, zet hij het levende gebouw in een ander licht.
Een interessante benadering volgens Arnoud, om als kunstenaar te verbinden met deze onderwerpen en ze in een kunstcontext te onderzoeken. Wat betreft werkproces zijn er volgens hem veel parallellen tussen het thema van de tentoonstelling en de manier waarop hij als landschapsarchitect werkt. ‘Ieder planvoornemen, idee of schets is contextafhankelijk en daarmee van invloed op de realisatie en degene die er gebruik van maken of naar kijken. Zoals een landschapsarchitect maken deze kunstenaars gebruik van de ruimte en zoeken naar een manier om zich daartoe te verhouden en deze in te richten’.
How do you spell ‘together’? is de titel van het werk van Nina Glockner. Als we ervoor staan, zegt Arnoud meteen ‘bouwpakket’. We speculeren een tijdje volop over manieren waarop het in elkaar zou kunnen passen. Er hangen een stuk of tien langwerpige, platte houten vormen aan de muur, met twee verschillende breedtes. In sommige delen zit een smalle sleuf, in andere een bredere. We zien uitgezaagde gaten, in twee formaten en grotere, halve uitsparingen. Een aantal delen leunt tegen de muur, klaar om op te pakken. Het nodigt uit een eindeloze variatie aan samenstellingen uit te proberen. Tijdens een performance bij de opening werd het publiek uitgenodigd om zich via de delen te verbinden tot een geheel.
Langs de gewelfde muur is een reeks aquareltekeningen van G.C. Heemskerk te zien, Critical Plant Drawings. Ze gelooft niet in het begrip autonome kunstenaar, lees ik op haar site. Volgens haar doe je alles wat je doet, samen met iemand of iets. Arnoud waardeert de losheid waarmee het getekend is. Onder elke tekening staat een opmerking, zoals ‘How can a plant readily know us when we are hardly aware of the plantness within ourselves?’ en ‘We must get to know plants intimately and on their own terms. We must learn to ,vegatative’ our all to human sensorium. We are not alone’.
De installatie van Eleni Kamma wordt gepresenteerd in de ruimte die ook als podium dienstdoet. Kamma was resident bij het Drawing Centre van september t/m november 2023 en verkende de tuin als sociale verbinder. Diepenheim Garden Notes: onze gemeenschappelijke grond? brengt negen perspectieven op de tuin in beeld, waaronder die van de wandelaar, de plant en de hond. Een reeks tekeningen kwam tot stand bij een workshop met verschillende groepen deelnemers. Ook voerde ze gesprekken om opvattingen in kaart brengen.
Volgens Egelie is de kunstgeschiedenis ook te zien als één groot gemeenschappelijk project van alle kunstenaars, zelfs van alle mensen die iets willen maken. In diens werk mogen feit en fictie door elkaar lopen, echt en nep, reproductie en wat de handtekening van de kunstenaar wordt genoemd. Aspecten van diens benadering komen onvermijdelijk in botsing met heersende opvattingen en dat maakt het interessant als institutionele kritiek. Met het bevragen van algemeen geaccepteerde verhoudingen, kom je op het terrein van macht. Hiermee bedoel ik niet direct de soort macht die we associëren met staatshoofden of CEO’s. Het is in een subtielere arena, waarin iedereen op dagelijkse manier bijdraagt aan normering. Welke stemmen klinken er, wat zijn de (ongeschreven) regels en wie bepaalt wie gehoord wordt?
Op de eerste verdieping staan Arnoud en ik wat langer stil bij het schilderij My boss and landlord paint my portrait van Smári Róbertsson. Het spreekt boekdelen over deze machtsverhouding, de gedeformeerde figuur op de twee portretten komt er niet goed van af. Tegelijk is Róbertsson zelf de schilder.
De sculptuur van Eloy Cruz del Prado, Good Job, Good Boy, waar een performance bij hoort, snijdt dit onderwerp ook aan. We zien drie mokers die op de grond zijn geplaatst, rondom een in elkaar gelaste taps toelopende hoekige vorm, die verzwaard is met kleine zwarte zandzakken. De sculptuur heeft duidelijk al wat klappen opgevangen, als materialisatie van de bewegingen van invloed uitoefenen, verzet plegen.
Van Tenant of culture worden er drie werken getoond, gemaakt van gerecyclede kledingstukken. Bij het wandkleed uit de serie Dry Fit probeert Arnoud te reconstrueren uit hoeveel stuks buitensportkleding het is gemaakt. Ik vind de vele rijgkoortjes opvallend, alsof er nog van alles aan af te stellen is. Restmateriaal uit de mode-industrie is de basis van de sculpturen van Hendrickje Schimmel (1990). Ze spreekt de taal van mode en bevraagt dat domein. Wat betekenen stoffen nog, in een context van voortdurende overproductie voor een kapitalistische markt? Hoe bepalen we wat moet worden hersteld, beschermd en bewaard?
Om tot nieuwe vormen te komen, worden bestaande uitgedaagd en bevraagd. Een citaat krijgt een andere betekenis wanneer deze in een nieuwe context wordt geplaatst. Gerecyclede opvattingen. Ik denk dat het werk van Hee Sub Han op dit punt het meest radicaal is, het toont zijn twijfel over rationele logica bij het tot stand komen van betekenis. Je zou kunnen zeggen, dat betekenis geven een menselijke noodzaak is. Kunst laat zien dat betekenis nooit vaststaat en dat is misschien een ongemakkelijke realiteit. Tegelijk bevindt zich juist daarin de vrijheid om vorm te geven aan een onbekende toekomst.
THE SKETCH, ITS REALISATION & HER LOVERS is te zien tot en met 1 september 2024