Power! Bravo.
De guard in camouflagebroek en -shirt ontvangt me vriendelijk.
‘Meneer Brunswijk is pas om één uur ’s nachts thuisgekomen. Hij is nu nog niet wakker. Het is zijn verjaardag, weet je?’
Ik knik. In heb speciaal een fles rum meegebracht.
Op de rand van het hek bij de wachttoren ga ik zitten. Het is tien over zeven en de vogels fluiten in ochtenddrift. Ik stel me in op wachten, lang wachten. Want ik heb geen tijdstip gekregen voor een afspraak. Alleen de opmerking: ‘Meld je tussen zeven en acht bij de poort.’
Na een tijdje komen twee kinderen in schooluniform het huis uit gelopen. Dan is het weer een hele tijd stil.
De koelte van de ochtend verandert langzaam in de warmte van de dag; de vogels worden stil. Ik zoek een nieuw plekje om te wachten, in de schaduw van een muurtje. De guard komt met me praten. Hij vertelt blij te zijn met zijn baan bij Brunswijk. ‘Daarvoor was ik jaren werkloos. Tijdens de oorlog moest ik vluchten. Zo raakte ik mijn contract bij Suralco kwijt.’
Dan melden twee mannen in een witte auto zich bij de poort.
De guard geeft aanwijzingen zodat de auto netjes wordt geparkeerd.
Als de mannen uitstappen zie ik op hun t-shirt de naam van de lokale voetbalclub, eigendom van Brunswijk.
Even later komen drie anderen in een soortgelijke auto. Zij dragen gele t-shirts met als opdruk ABOP, de naam van Brunswijks politieke partij.
Een zesde man komt aanlopen; hij heeft een rode baret in de zak van zijn legerbroek.
Een zevende man herken ik nog van de vorige keer. Dit keer is hij gekleed in blauw-zwarte kleren en kogelvrij vest met de opdruk ‘security’. Ik vraag hem naar de betekenis van de rode baret.
Hij vertelt me over de jaren ’80, hoe hij vanuit Brokopondo naar Moengo kwam. ‘Als de soldaten van het leger naar hun wachtposten gingen, dan schoten ze in het wilde weg om zich heen. Om vijf uur moest je al het bos invluchten. De kogels daalden neer op de daken van de hutten.’
Hij sloot zich aan bij het Jungle Commando.
‘Wacht even,’ en hij loopt naar zijn scooter en rommelt in een tas die aan het stuur hangt. Hij komt terug met twee foto’s, één kleur en één zwart-wit. Hij wijst zichzelf aan, op beide foto’s met baret. Op de kleurenfoto is de baret inderdaad rood.
‘Ik draag hem niet meer. Toen kreeg je de baret vanwege moedig gedrag van Brunswijk zelf. Nu lopen ook zijn zoons er mee.’
Brunswijk heeft veel kinderen. Ik hoor later aantallen van tussen de zestig en honderd – bij een heleboel verschillende vrouwen.
Tegen een uur of tien gaat de voordeur van de villa open. Eerst verschijnt een vrouw. ‘Zijn eigen vrouw,’ zegt de guard met camouflagebroek en dito shirt. Vervolgens komen verschillende jongens naar buiten, waarvan één inderdaad met rode baret.
Om half 11 verschijnt Bunswijk, naakt op een handdoek om zijn onderlichaam na, op het balkon en word ik naar voren gebracht.
‘Kom vanavond maar naar het stadion.’ Hij geeft er een groot feest vanwege zijn verjaardag.
Ik zeg dat ik hem een aantal vragen wil stellen.
‘Dan moet je even wachten.’
Ik ga op een stenen rand zitten.
Andere mensen worden naar voren geroepen, hij praat vanaf zijn balkon naar beneden met hen. Iemand feliciteert hem en brengt een tas vol eten, iemand anders wil dat Brunswijk iets in zijn telefoon zegt, weer een ander vraagt om geld, maar krijgt niets.
Een man met geel shirt loopt de trap op en schudt Brunswijk hartelijk de hand: ‘Gefeliciteerd.’ Hij krijgt een brede lach als antwoord.
Op de trap kijken de jongen met rode baret en naar ik vermoed een dochter samen met enkele andere jongens toe op wat er gebeurt. Ze praten Sranantongo of Aukaans, ik kan het in elk geval niet verstaan. Alleen hoor ik een paar keer het woord ‘slijmbal’ voorbijkomen.
Brunswijk verdwijnt weer naar binnen.
Tien minuten later komt hij gekleed in kaki broek en groenig t-shirt met twee plastic kuipstoeltjes naar buiten. Hij wenkt me naar boven.
Ik neem plaats op de verste stoel. Voor me heb ik mooi zicht op de hoofdweg naar Moengo, langs de wachttoren bij de poort.
Daar zit ik dan, met een beurs van het Mondriaanfonds, naast de voormalig leider van het junglecommando. De nieuwsfeiten over de binnenlandse oorlog herrinner ik me nog uit de radiojournaals die mijn ouders luisterden tijdens het middageten thuis. Sinds kort is bekend dat Nederland samen met de Verenigde Staten aan plannen werkte om tijdens de Binnenlandse Oorlog de huidige president Bouterse gevangen te nemen middels een korte militaire interventie en Brunswijk te steunen.
Later zette Nederland Brunswijk op de internationale opsporingslijst van Interpol vanwege cocainesmokkel. Om die reden kan de huidige regeringsleider op het moment nauwelijks het land uit. Opeens denk ik terug aan wat een voormalig resident van de Rijksacademie me vertelde over de hoeveelheden coke die daar tijdens haar werkperiode werden gebruikt.
Alles heeft met alles te maken.
Ik feliciteer Brunswijk en geef hem de fles rum.
‘Ah, Borgoe.’
Hij geeft de fles aan een andere man, die hem opent en een scheut rum op de balkontegels giet – om de voorouders bij het gesprek te betrekken. Het volgende half uur heb ik de hele tijd de heerlijke zoete rumlucht in mijn neus.
In het gesprek valt het me op dat Brunswijk, als hij zijn ogen op me richt, me niet echt aankijkt. Hij kijkt voornamelijk langs me heen.
We praten over de toekomst van Moengo, over de angst voor het binnenland in Paramaribo, over de rol die Brunswijk voor zichzelf weggelegd ziet, over werkgelegenheid en onderwijs, over de amnestiewet en Moiwana. En tot slot over de rol van kunst in een samenleving: ‘De kunstenaar moet kijken hoe het morgen gaat zijn. Dus wij zitten gaarne te wachten op uw laatste werk wat u gaat presenteren aan de gemeenschap.’
Dan kijkt Brunswijk me aan, geeft me een hand en lacht zijn tanden bloot. ‘Power!’ En daarna zegt hij, alsof hij het gesprek ondertekent: ‘Bravo,’ met klemtoon op de a – het is de bijnaam die hij zichzelf ooit gaf.
Dan loopt hij weg en roept in Sranantongo iets naar binnen.
Later hoor ik dat hij zei: ‘Hé, waar is die fles rum gebleven?’
Op uitnodiging van Marcel Pinas en het Mondriaanfonds werkt beeldend kunstenaar Klaas Burger (1977) in Moengo (Suriname) aan een ingreep in de publieke ruimte. In zijn artistieke praktijk ligt de focus op context- en locatiegebonden ingrepen. Het hele spectrum van beeldvorming, zowel in artistieke als in sociaal-maatschappelijke zin, heeft daarbij zijn aandacht.