Post-blackness in Kranenburgh — een tentoonstelling van Iris Kensmil
Iris Kensmil is een Nederlandse beeldende kunstenaar van Surinaamse afkomst, haar werk bestaat uit olieverfschilderijen, tekeningen en installaties. De rode lijn door al haar werk is de emancipatie van de zwarte mens, zowel in het buitenland, met name de Verenigde Staten, als in Nederland. Haar oeuvre kenmerkt zich vooral door de portretten van activisten uit de burgerrechtenbeweging als Marcus Garvey en Betty Shabbazz. In 2019 vertegenwoordigde Kensmil met Remy Jungerman Nederland tijdens de Biënnale van Venetië met de presentatie Measurement of Presence.
Als ik de ruimte binnenloop, zie ik een serie portretten van zwarte vrouwen. Ik lijk er vooraanstaande vrouwen in te herkennen: Oprah Winfrey, Etta James, Rosa Parks. Niets is minder waar, de serie heet ‘Dutch Nurses’, portretten van verpleegkundigen uit Suriname die door de Nederlandse Staat in de Jaren ’50 en ’60 opgeroepen waren om het tekort alhier op te vullen. De serie wordt omlijnd door de strepen Daniel Buren, de Franse kunstenaar die bekend stond om zijn strepen en maatschappijkritiek. Ernaast staan de woorden van Kensmil: ‘De vrouwen die hier kwamen, merkten dat zij buiten de werkplek niet echt welkom waren, mijn moeder was één van hen.’
Kensmil laat ons kennis maken met grote zwarte, en vooral vrouwelijke denkers, filosofen en auteurs. Haar schilderijen vertellen verhalen over zwarte mensen, en bijna de gehele expositie is dan ook passend uitgevoerd en vormgegeven in zwart-wit. Ze schildert van witte ondergrond naar zwart, als het ware van binnen naar buiten, waardoor de schilderijen licht lijken te geven. De beschrijvingen van de schilderijen zijn in de ik-vorm geschreven, waarin Kensmil zelf vertelt over de filosofie, of de gebeurtenis achter het schilderij. Want er gaat veel schuil achter haar schilderijen, de compositie, de werkwijze; alles komt samen om een verhaal te vertellen.
Ze schildert van witte ondergrond naar zwart, als het ware van binnen naar buiten, waardoor de schilderijen licht lijken te geven.
Eén van mijn favorieten van de expositie is ‘February 21, 1965‘ , het is een drieluik van de partner van Malcolm X en mede-activiste Betty Shabbazz. Zij is omringd door de pers, die haar na zijn dood willen interviewen. Shabbazz kijkt verdrietig, met een waas van vermoeidheid over haar ogen, maar verraadt ook frustratie, een lichte boosheid. Het is het gezicht van waarschijnlijk menig zwarte vrouw die haar partner heeft verloren aan het wijdverspreide geweld dat is gericht tegen de vooral mannelijke zwarte bevolking. Dit beeld wordt omringd door twee panelen, een foto van de crime scene, de ‘Audubon Ballroom’, met een omgevallen stoel en gaten in de muur van geloste schoten. De compositie vertelt het verhaal zo goed, dat ik er nog even voor blijf zitten. Getransporteerd naar dat moment, op die plek.
De zin in de beschrijving die mij het meeste fascineert is ‘Malcolm plaatste de strijd voor self-empowerment voor de strijd van gelijke burgerrechten’. Als ik me afvraag wat dat precies betekent herinner ik me de definitie van ‘Post-Blackness’, en zijn gebruik in de kunst. Het oppert dat enkele zwarte personen niet voor de hele groep kunnen spreken. Malcolm X vocht niet alleen voor dezelfde rechten voor zwarte mensen als voor witte mensen, hij vocht zodat ieder zwart mens zichzelf zou kunnen zijn.
Malcolm X vocht niet alleen voor dezelfde rechten voor zwarte mensen als voor witte mensen, hij vocht zodat ieder zwart mens zichzelf zou kunnen zijn.
In het midden van de ruimte staat een glazen kast met verschillende tekeningen en memorabilia. Er ligt een krantenartikel geschreven door Gloria Wekker ‘We moeten af van het idee dat wit slimmer is,’ een boek van bell hooks en vele tekeningen van de anti-Zwarte Piet demonstraties. Herkenbaar zijn Mitchell Esajas en Jessy de Abreu, oprichters van The Black Archives in Amsterdam, het enige archief van zwarte geschiedenis in Nederland. De tekeningen van de anti-zwarte piet bewegingen zijn gemaakt met snelle, zwarte, bijna bewegende stroken. De tekeningen lijken door de werkwijze onstuimig te bewegen. In sterk contrast met bijvoorbeeld het statische schilderij van Betty Shabazz, dat aan de muur hangt. Het lijkt alsof Kensmil iets ons wil vertellen; het contrast tussen historische gebeurtenissen en nog bewegende movements. Tussen de oudere Civil Rights movement in Amerika en zijn jongere, snellere, zusje in Nederland. Tussen dood en tussen leven.
Kensmil lijkt met deze link ook andere zwarte makers te inspireren, de recente muziekvideo ‘Extase’ van hiphop artiest Akwasi lijkt een duidelijke verwijzing. De video is geregisseerd door Jean Paul Paula, volledig gefilmd in zwart-wit en focust zich op historische momenten en ideeën uit vooral het zwarte Nederlandse geheugen. Een deel van een bewegend canon, zwart op witte ondergrond, de beelden die Kensmil maakt van blues-muzikanten als John Lee Hooker, maken plaats voor hiphopmuziek.
Kensmil is niet alleen welbespraakt in historische gebeurtenissen, de politieke bewegingen, en portretten van grootheden in de zwarte geschiedenis. Ze gaat ook terug daar het kleine, het herkenbare en persoonlijke. Een schilderij genaamd ‘Drietabbetje aan de rivier Taparahoni’ laat een meisje zien dat op de grond zit, tussen de benen van een vrouw die waarschijnlijk haar moeder is, ze laat haar haren vlechten. Een iconisch beeld van de zwarte vrouw, herkenbaar voor elk zwart meisje. Kensmil geeft aan dat het gaat om een Marron-meisje, de bewoners van het binnenland van Suriname en afstammelingen van de weggelopen tot slaaf gemaakten. ‘Als het over de Marrons gaat, gaat het vaak over de mannen’ beschrijft Kensmil, ‘ik ben op zoek naar het vrouwelijk perspectief.’
Dit is goed te zien, Kensmil kiest er bewust voor om vooral zwarte vrouwen in verschillende vormen te schilderen. Het schilderij ‘Post-Blackness’ heeft een directe referentie naar Picasso en toont een zwarte vrouw met een Afrikaans masker voor haar borst. Kensmil beschrijft dat Picasso vaak van culturele toe-eigening wordt beschuldigd, maar dat zij dat niet zo ziet. ‘Ik zie dat juist omgekeerd, juist omdat hij het de schilderkunst inhaalde, kan ik het zelf gebruiken.’ Los van of je het eens bent met Kensmil, Picasso is immers wereldberoemd geworden door het gebruik van culturele artefacten van een cultuur die nog steeds onderdrukt wordt, is dit precies de filosofie achter Post-Blackness. Het oppert dat deze Afrikaanse maskers niet gezien kunnen worden als ‘Black Culture’. En gelijk heeft ze; er is niet één beeld van zwartheid, Kensmil geeft ons de vele gezichten die het kan aannemen. Als ik de zaal uitloop geef ik aan mezelf toe dat ik niet weet of we in een ‘Post Blackness’ tijd leven, en of dat überhaupt kan. Kensmil poneert vragen over zwart-zijn waar zelfs ik, een zwarte vrouw, nog op moet broeden. Dat is moedig in een land waar de discussie over ras, identiteit en uitsluiting vaak niet verder gaat dan de vraag ‘of racisme wel bestaat’.
De discussie over ras, identiteit en uitsluiting gaat vaak niet verder dan de vraag ‘of racisme wel bestaat’.
Kensmil schildert zwarte vrouwen als zelfverzekerde pioniers, of ze nou hun haren vlechten, of literaire hoogstandjes produceren. Tijdens het zien van de eerste serie portretten, Dutch Nurses, dacht ik grotere namen te herkennen dan die Kensmil daadwerkelijk schilderde. Het is waarschijnlijk geen toeval dat ik met een omgekeerde gedachte het museum verlaat: in die portretten van die grote namen van activisten vind ik opeens iets dat veel kleiner is. Mezelf, mijn moeder, mijn zusje, en alle zwarte mensen die dagelijkse emancipatie mogelijk maken.
Iris Kensmil – Blues Before Sunrise
1 dec 2019 – 13 april 2020
Museum Kranenburgh, Bergen NH