Pioniersplanten, steenvruchten – over IN THE MIST OF IT ALL, ABOVE FRONT TEARS van Laure Prouvost
Laure Prouvost geeft haar universum vol vogels, keien en plasjes water gestalte in De Pont. IN THE MIST OF IT ALL, ABOVE FRONT TEARS laat de bezoeker ronddolen in zalen die zijn aangetast door de klimaatramp en daaruit voortvloeiende migratiebewegingen. Maar Laure van den Hout zoomt in op een heel klein, nauwelijks te ontwaren deel van deze allesomvattende tentoonstelling.
Als ik door de door Laure Prouvost tot landschap omgevormde museumzalen van De Pont loop, valt mijn oog op een framboos. De vrucht staat op een grote kei. Links en rechts ervan wat sporen op het steen: diep rozerood, denkend aan geronnen bloed. Op de plek waar de frambozen eerder stonden.
Hoe klein de vruchten ook zijn, door hun licht driehoekige vorm en intense kleur registreer ik ze al snel op de overige keien in de ruimte, ook al zijn die best ver weg.
Het is vreemd. Er is veel te zien: vogels van glas, een gespannen tentdoek dat de beleving van de ruimte verandert, tunnels van tapijt, associatieve video’s, fonteinen. Maar deze frambozen ontroeren me.
Een suppoost komt naar me toe. ‘U mag er ook een opeten, als u wilt.’
Elke dag worden er nieuwe frambozen op de keien gelegd. Ik houd van dit soort subtiele participatie. Als ik de vrucht opeet, internaliseer ik letterlijk een deel van de tentoonstelling.
Misschien ontroert het contrast me. De harde materie van de kei versus de intens kwetsbare en zachte bolletjes waaruit een framboos bestaat. De ‘droge’ steen en het sappige van de vrucht, dat nota bene sporen nalaat op de kei. Maar dat is het niet. Of althans, niet alleen.
Op delen van de museumvloer is een donkere vloeistof gegoten. Daarin kleven verpakkingen, onderdelen van mobiele telefoons, boombladeren. Op een tot sculptuur omgevormde uitlaat staat in spiegelbeeld ‘I am exhausted’. Prouvost speelt met taal. Dat is ook terug te zien in de titel IN THE MIST OF IT ALL, ABOVE FRONT TEARS. Iets betekent meerdere dingen, klank is niet minder belangrijk dan het woordbeeld. ‘This sign is ready to migrate’, lees ik als ik mijn hoofd buig en door een van de stalen buizen kijk die door de ruimte lopen. ‘Together we migrate’, zingt een kinderkoor vanaf een groot videoscherm. ‘Migrate’, een woord dat ook in symbolische vorm opduikt in de tentoonstelling, bijvoorbeeld in de vele vogels.
In een van de ruimtes hangen restmaterialen als nieuwe hybrides van het plafond naar beneden. Pillenstrip-klimop, dopjes van pistachenootjes met kleine spiegels. Het is makkelijk om dit net als de drab op de vloer en de vele plastic resten die erin te vinden zijn te interpreteren als commentaar op onze omgang met de natuur.
Toch lijkt me dat een te eenzijdige benadering van Prouvost’s tentoonstelling. Veranderlijkheid, daar gaat het over, eerder dan wanhoop. Veerkracht.
Daarin ligt wellicht ook de sleutel tot waarom de frambozen me raken. Ze vertegenwoordigen vergankelijkheid én verleiding. Nu nog in topvorm – ze blozen –, morgen of anders toch zeker overmorgen vergane glorie. De verandering ligt er al in besloten.
Frambozen blijken pioniersplanten te zijn. Dat zijn soorten die meestal als eerste opkomen op opgespoten grond, drooggevallen rivieroevers of afgebrand land. Als ik google lees ik meerdere malen ‘lege gebieden’. Oei, denk ik, want wanneer is iets ooit leeg? Ook hier, taal doet ertoe. Iets ‘leeg’ noemen kan kwalijke gevolgen hebben. Immers, iets bevond zich al lang in de bodem. En daarmee legt de soortnaam ‘pioniersplant’ ook iets groters bloot: oorsprong is niet altijd zichtbaar in de enge zin. Alles heeft een stam. Together we migrate.