Phantom Limb – Tussen waarnemen en wantrouwen
Als je in een kleine stad woont en de kermis is gearriveerd, dan is er geen ontkomen aan. De geluidseffecten reizen met de wind mee en weten je overal te vinden, en de skyline wordt tijdelijk bepaald door grote apparaten waar mensen zich in ruil voor een muntje heen en weer laten schudden tot hun suikerspin weer omhoog komt. De kermis is voor veel mensen bij uitstek een plek om hun zintuigen te prikkelen om zo aan de dagelijkse realiteit te ontsnappen. De sleur van het bestaan, zo je wil.
De tentoonstelling Phantom Limb in het Fries Museum speelt ook met de zintuiglijke waarneming van de toeschouwer, maar daagt deze uit door een variatie te presenteren van verschillende manieren waarop de werkelijkheid zich kan aandienen. Dat wat onomstotelijk ‘waar’ is wordt niet ontvlucht, maar ter discussie gesteld in de vorm van kunstwerken die de bezoeker op een soepele manier dwingen om hun eigen waarheid te herzien.
Toch begint de tentoonstelling met een werk dat met zijn visuele taal duidelijk leunt op wat iedereen herkent van de kermis, een spektakel van knipperende lasers, neonlicht, kleur en muziek. De drie glazen kijkkasten, een installatie van Funda Gül Özcan, zijn overweldigend om te zien. Net als je denkt dat je een focuspunt te pakken hebt, word je door een ander detail gegrepen en raakt je aandacht versplinterd. Pogingen om een eenheid te smeden uit de taferelen in de kijkkasten lopen op niks uit. De werkelijkheid zoals hij hier wordt weergegeven, is invasief, verwarrend en een beetje manisch.
Er is een kijkkast die door het relatieve gebrek aan spektakel op het eerste gezicht minder de aandacht trekt. Aan deFusie vertelde Özcan in 2016 dat ze met haar werk probeert visuele gedichten te maken, en met die gedachte in het achterhoofd is deze kijkkast de strofe met de meeste onderhuidse spanning; je ziet hoe twee rijen botsautootjes tegenover elkaar staan opgesteld als bij een slagveld, verstild, net voor het moment dat de strijd begint. Er is niks dat beweegt; het enige dat oplicht zijn enkele van de kabels die achter aan de botsautootjes zijn aangesloten. De knipperende kabels in de verder verduisterde kijkkast roepen associaties op met verval en onheil en brengen de toeschouwer in een staat van anticipatie. Het is de tijd dat het donker begint te worden, de lucht van suikerspin zich vermengt met Axe bodyspray en kant- en klare mixdrankjes uit blik, en het recht van de sterkste begint te gelden. De kijkkasten zijn als façades waarin de werkelijkheid niet zo opgewekt en kleurrijk is als het kan lijken.
Dominique Teufen maakte een ruimte waarin kleur ontbreekt: een getrashte woonkamer na een verjaardagsfeestje waar alles, maar dan ook alles zwart- wit- of grijstinten heeft, tot op de borrelnoten, slingers en overgebleven restjes drank in plastic bekertjes toe. Je brein reageert nogal onwennig op een omgeving zonder kleur, en door de associatie met zwart-witfoto’s bekruipt je het gevoel dat je rondloopt in de herinnering van iemand anders. De vervreemding is compleet, maar niet zoals bij het kabaal van Özcan’s kijkkasten; door omringd te zijn door kleurloosheid kom je in een mild gesedeerde toestand, waardoor je rustig twee minuten een schaal met grijs geverfde amandelen wilt bestuderen omdat je waarnemingsvermogen tot op het laatste moment wantrouwig blijft en vermoedt dat er sprake is van trucage of van een speling met het licht.
Als waarnemer ben je de vertolker van je eigen realiteit. Bij Phantom Limb ligt de werkelijkheid ergens tussen de kunstwerken, de toeschouwer en de interpretatie. Vaak begeef je jezelf in het werk en raak je erdoor omgeven, waardoor de toeschouwer een figuurtje in een kijkkast wordt dat een tafereel van een bepaalde werkelijkheid uitbeeldt. In het werk van Patrick Corillon neem je deels deze rol aan, als je binnenin een afgesloten constructie in de voetsporen van twee fictieve personages treedt. De ruimtes zien er kaal en afstandelijk uit, wat niet strookt met de inhoud van de teksten; twee korte stukken proza die op een plechtige manier op twee plakkaten per kamer te lezen zijn en waarin je de angsten en de verlangens van de personages te weten komt. Er zit iets poëtisch in de geïsoleerde objecten die in de verder lege ruimtes getoond worden, een trapleuning om houvast te bieden, een telefoonsnoer om in verstrikt te raken. Ze krijgen lading doordat ze omringd zijn met niks, je brein maakt er metaforen in een visueel gedicht van. Bij Luminal, een installatie van Matthijs Munnik, is het juist het lichaam van de toeschouwer dat omringd wordt met niks, door een van kleur veranderend licht en een ogenschijnlijke oneindigheid.
In Phantom Limb ben je je als waarnemer steeds op andere manieren tot de zichtbare werkelijkheid aan het verhouden, door kunstwerken waarbij je optreedt als een intermediair die bepaalt wat ‘echt’ is.
Phantom Limb is tot en met 6 januari 2019 te zien in het Fries Museum