Verzamelde herinneringen en aandoenlijke draadjes – naar het werk van Kees Wijker met Digna Sinke
Met filmmaker Digna Sinke gaat teja van hoften naar twee tentoonstellingen van Kees Wijker in Middelburg. Kees Wijker speelt met treintjes bestaat uit een verzameling gemaakte en gevonden voorwerpen, die samen een nieuwe werkelijkheid vormen. Beweging in het museum laat allerlei technische ontwikkelingen zien van grote stoommachines tot de eerste verbrandingsmotor. ‘Moeiteloos weet Kees Digna zijn wereld in te trekken. In herkenning wordt het pingpongen met herinneringen en ben ik de notulist.’
De kunstenaar Kees Wijker speelt met de werkelijkheid en dan bedoel ik niet een gespeelde werkelijkheid zoals in de nepwereld van namaak, alsof en maar-niet-heus, maar die van dromen en verwondering, waarin van alles zomaar kan gebeuren. Tegelijkertijd is zijn werk een serieus, doch zeker ook humoristisch onderzoek naar de betrekkelijkheid der dingen, een relativering van ons denkgewicht. Bij een monoprint van een gedroogd takje blijken de stengelribbels telkens twee parallelle lijnen te vormen, een treinherbarium, de schematische voorstelling van een spoorwegnetwerk.
Buiten op het plein van het Middelburgse ateliergebouw GHL (Geloof, Hoop en Liefde) staat een kiepkar op een stukje rails. De reis kan beginnen. Het gebouw is een oude school, dat sinds 1993 dienstdoet als atelierruimte voor negen kunstenaars en waar vanaf het begin regelmatig tentoonstellingen worden georganiseerd. De tentoonstelling Kees Wijker speelt met treintjes bestaat uit een verzameling gemaakte en gevonden voorwerpen, die samen een nieuwe werkelijkheid vormen.
Een overeenkomstige verzamellust, maar ook dezelfde terloopse schoonheid van het alledaagse zag ik in de film Bewaren of hoe te leven van Digna Sinke, filmproducent en filmmaker. Dat was voor mij de reden haar als metgezel uit te nodigen. In haar film herken ik het gevoel van geborgenheid vinden in dingen en daarmee een eigen territorium maken waarin alleen jij de baas bent. Ieder ding heeft zijn tijd, zijn verhaal. Dat geeft houvast. De materialiteit, het zintuiglijke, het aanraken is zowel in deze film als voor Kees heel belangrijk. Hoe spullen het geheugen voeden, de aandacht vasthouden, letterlijk en figuurlijk.
Moeiteloos weet Kees Digna zijn wereld in te trekken. In herkenning wordt het pingpongen met herinneringen en ben ik de notulist. Digna vraagt of Kees nog iets met oude treinkaartjes zou kunnen. Oh ja, wat waren die van dat lekkere dikke karton, je wist onmiddellijk in welke zak het zat.
En wat had Digna graag een echte stoommachine met Sinterklaas gehad, maar ja een meisje hè… een pop met vlechten in het haar, een snoezig jurkje kant en klaar… Maar het poppenfornuisje met zo’n blokje Esbit waarop je echt kon koken, was natuurlijk wel fantastisch.
Kees maakt dingen tot iets anders en geeft ze zo een nieuw bestaansrecht. Het is niet alleen uit verzamelbehoefte dat Kees gevonden voorwerpen in zijn beeldende kunst gebruikt. Digna vermoedt dat het vooral voortkomt uit respect voor alle energie die er ooit ingestoken is en uit een grote fascinatie voor het technisch vernuft van de mens.
Ondanks de bijna maniakale veelheid aan voorwerpen oogt de tentoonstelling helder en overzichtelijk. Als je binnenkomt hangen links in de gang hoog tegen de wand een rij logo’s van allerlei spoorwegmaatschappijen in de originele kleuren en typografie geschilderd op papier. Alle schilderingen hebben dezelfde afmetingen waardoor een ritme ontstaat in de cadans van een vertrekkende trein.
Aan treinen kleeft de romantiek van het onverwachte. Het is een vervoermiddel dat je niet zelf bestuurt, je moet je eraan overgeven. Het wachten, het gaan, je hebt het niet helemaal in de hand. Treinreizen is verlangen, zegt Digna.
Kees’ liefde voor treinen en mooie mechanica komt niet voort uit sentimentele nostalgie. Wel geeft het een tijdsbeeld weer en speur ik ook een beetje heimwee naar Kees de jongen. De tram is verkleind tot de maat van een lagereschoolkind, de leeftijd dat je nog in absolute waarheden gelooft en alles heel sterk binnenkomt, soms zelfs zo dat het je verdere leven bijblijft.
Daarnaast is het vaak ook zo dat als dingen eenmaal hun directe doel hebben verloren en het verval toeslaat, nut onmiddellijk vervangen wordt door dat wat de afgedankte dingen oproepen. Juist nutteloze dingen spreken tot de verbeelding. Daar zijn mensen heel goed in, altijd op zoek naar nieuwe betekenissen om dingen zo een volgend leven te gunnen. Met de hendel van een koffiemolen bestuurt de conducteur de tram. De voorruit komt van een vitrinekastje. De bankjes zijn van gevonden houten latjes gemaakt. Als er één kapotgaat, hoeft je niet meteen de hele bank te vervangen.
De tekening van een 2,5 jarige Kees waarop zijn moeder schreef Onze tief Kees 7 mei 1960. Je ziet onmiddellijk dat het een locomotief is, de tot zijn verbeelding sprekende gevaartes die Kees over de Rijnbrug hoorde aankomen. Net zoals het tellen tussen donder en flits de afstand tot onweer weergeeft, gaat dat ook zo met de tijdsduur tussen zien en horen waardoor hij de afstand tussen hemzelf en de brug kon inschatten, omdat hij de trein eerder zag dan hoorde. Het prachtige verhaal over het geruzie met zijn twee jaar oudere broer van wie de trein nu eigenlijk was. Tot zijn moeder tussenbeide kwam; de locomotief is niet van jou en niet van hem, hij is van ons en zo ontstonden de onze-tieven. Ik zie een verbleekte kleurenfoto van een jong volwassen Kees met zijn kop tussen twee stootblokken terwijl hij staart naar een plankje met daarop een ongebruikte kassarol, waarop een eindeloos lange tekening van het spoor, de essentie van zijn treinenmanie.
Omdat de tentoonstelling van Kees Wijker in GHL alleen op afspraak te bezoeken is, krijg je Kees er automatisch bij. En iedere keer zijn de verhalen net weer een beetje anders, met nieuwe plotwendingen, variaties op een voorwerp en zijn onuitputtelijke stroom van associaties.
Als Digna aan Kees vraagt of dit hele treinenuniversum dat hij om zich heen heeft opgebouwd een soort ideale wereld voor hem is, wijst hij op een kartonnen titelbordje ‘mijn hemel’, wat natuurlijk ook een wanhoopskreet is.
We gaan nog even zijn atelier in. Daar bewaart Kees prachtige borduurwerkjes van ijzerdraad op papier, een handleiding voor of het ontwerpschema van een constructie. Het kan ook een bloem zijn, of een frommelige kus. Een enkel bibberig lijntje door middel van een oogje aan een andere lijn verbonden. De poëzie van een aandoenlijk draadje.
De tweede tentoonstelling van Kees Wijker die we bezoeken, Beweging in het museum, is in Sas van Gent in het Industrieeel Museum Zeeland. In de enorme hal van de voormalige suikerfabriek zijn allerlei technische ontwikkelingen te zien van grote stoommachines tot de eerste verbrandingsmotor, van de prikklok met foto’s van de lange rij moedeloze mannen in hun identieke fabriekskloffie (als zij twee minuten te laat waren, werd er een kwartier van hun loon ingehouden) tot een quilt waarin de hele cyclus van suikerbiet tot Zeeuws boerenmeisje keukenstroop is afgebeeld. Ook de garderobe van vogelkooitjes waarin de kleren van de fabrieksarbeiders, veilig naar het plafond werden gehesen, is een prachtige installatie. Ikzelf heb nooit natuurkunde gehad en ben op technisch gebied totaal overgeleverd aan wat een ander beweert. Ik begrijp niks van die dingen, maar kan misschien juist daarom onbekommerd genieten van een vorm, een feestelijke krul in een leiding, waarvan Kees later uitlegt dat die noodzakelijk is om de spanning, die door verhitting is ontstaan, af te voeren opdat de koppeling heel blijft. Nu ik dit opschrijf klinkt het voor mij meer als een gedicht dan dat deze woorden mij echt uitleggen hoe het in elkaar steekt.
Die fascinatie voor techniek is ook iets dat Kees en Digna delen. Hij was verbaasd hoe zij in GHL als eerste bezoeker onmiddellijk door de knieën ging om onder een wagonnetje te kijken of de wielen wel een flens hadden om op de rails te blijven.
Lopend door die monumentale geschiedenis van zware roerloze machinerieën hoor ik opeens een zachte schurende ademhaling, de zucht van een omhooggetrokken spiraal die weer terug in zijn oude vorm daalt. Het zijn de bewegende ijzerdraadbeelden van Kees. Hij noemt ze Poetica Mechanica, machines met als enig nut de taak te ontroeren. Vanwege hun lineaire transparantie ontdek je ze pas als je er heel dichtbij bent. Dat geeft het psychologisch effect dat het voelt als jouw eigen ontdekking. Digna noemt het de kracht van de illusie.
Het beeld A Poem for Polhem is een open kast bestaande uit een raamwerk van ijzer dat weer is opgedeeld in vijftien vakken waarin Kees 17 elektromotortjes heeft verwerkt. Het beeld is als een opslag waarin bewegingen worden bewaard. Een draad zit aan één kant vast. Aan het andere uiteinde wordt het heen en weer en op en neer geduwd, zodat de samengeperste draad een kromming omhoog maakt en tijdens het uitstrekken weer plat wordt, een golfbeweging. Het is een soort gymnastiek. Links daarvan de golvende branding van duizendpootpootjes, er achter het gestaag zagen van een horizontale heen en weer beweging. Hier en daar legt de beweging zelf accenten door glimplekken te maken waar het materiaal elkaar telkens opnieuw raakt. Digna vindt het vooral mooi dat je op meerdere fronten wordt aangesproken. Eerst zie je alleen een wonderlijk golvende beweging, erna ontdek je pas dat het vrij eenvoudig veroorzaakt wordt door een gebogen ijzeren staafje waardoor de ijzerdraadjes die er overheen liggen op en neer gaan. Het effect is geheimzinnig. Aan de ene kant nodigt het werk uit om de constructie te doorgronden, en aan de andere kant spreekt het juist de verbeelding aan. Het brengt twee kanten van haarzelf -als kijker- boven: de analytische en de gevoelsmatige. Alle verhalen van Kees maken ook onderdeel uit van zijn kunstwerken. Dat hij vertelt over hoe zijn fascinatie voor trolleybussen begon, over hoe blij hij was dat hij die kleine electro-motortjes vond.
Mij komt het over als een encyclopedie over het leven zelf. Bewegen is immers leven. Bij mijn eerste zwangerschap vroeg mijn moeder na enkele maanden Voel je al leven? Waarmee ze doelde op de bewegingen van de ongeborene, pas dan was het definitief, dan leefde er iets. Veel later, toen ik in de tuin werkend onze tweejarige aanmoedigde de fluweelboom te aaien, schrok hij enorm van een plotselinge beweging door de wind in de takken, trok snel zijn hand terug en vroeg angstig Bijt hij?
Toen Kees al met dit beeld bezig was, ontdekte hij dat in het begin van de 18e eeuw de Zweedse uitvinder Christopher Polhem gebruikmaakte van een soort mechanisch alfabet om zijn ideeën uit te leggen. A Poem for Polhem is ook een alfabet, niet in de letterlijke zin van het imiteren van schrijfletters, maar met hele simpele bewegingen zoals heen en weer, op en neer, draaien etc. maakt Kees basiselementen. Als je die combineert tot complexere samengestelde bewegingen maak je als het ware met al die letters woorden. Vandaar de titel als eerbetoon aan een verwante ziel.
Daarnaast zijn er nog enkele voorstudies te zien, die aan dit complexe beeld voorafgingen, een serie vriendschapsmachientjes met snaaraandrijving en natuurlijk zijn prachtige regenmachine. Een bundel draadjes sleept over een trommelvel, gemaakt van schilderslinnen. En onmiddellijk hoor ik het ruizen van een licht zomerbuitje, voel de regen kriebelen op mijn huid.
Wat Kees ook maakt, al zijn werk heeft iets heel concreets, de schoonheid van logica. Het gaat om dingen waarvan je onmiddellijk begrijpt wat hun bedoeling is, een hendel om aan te draaien, een lier om beweging door te geven. Ze kunnen niet anders dan wat ze doen. Het werk van Kees geeft ons het prettige gevoel dat je van die dingen op aan kan. Dat ze zich gedragen zoals ze eruitzien, en doen wat ze beloven.
Kees Wijker speelt met treintjes is nog de hele maand juli 2024 te zien. Adres: GHL Gravenstraat 63 Middelburg. Open op afspraak: 0651865133 www.keeswijker.nl keeswijker@gmail.com
Beweging in het museum 28 juni –16 september 2024, Industrieel museum Zeeland, Westkade 114 Sas van Gent Open woensdag t/m zondag 12.30 – 17.00 uur www.industrieelmuseumzeeland.nl