Op ontdekkingsreis door het collectieve onbewuste – Images from the Unconscious in Marres
Ayrton van Noort bezocht Images from the Unconscious in Marres. Een tentoonstelling van werk gemaakt door psychiatrische patiënten in een Braziliaanse kliniek. Het project dat startte in 1946 heeft geleid tot zeer aandoenlijke, menselijke werken.
Onderweg naar Marres, voor de tentoonstelling Images from the Unconscious, word ik snel afgeleid. Het is namelijk een prachtige lentedag in Maastricht. De zon schijnt fel, de mensen lachen en de bloeiende bomen geven de stad een kleur die niet zou misstaan op het palet van de impressionisten. Ik voel me bijna schuldig dat ik zo schaamteloos geniet van de warmte, wetende dat ik onderweg ben naar een tentoonstelling van werk gemaakt door patiënten uit een psychiatrische kliniek. Een experiment dat in 1946 werd opgezet door Nise da Silviera.
Deze Braziliaanse psychiater gaf in het Centro Psiquiátrico Nacional in Rio de Janeiro een groep mensen die de maatschappij had weggestopt in een afgesloten ziekenhuisvleugel een manier om zich te uiten. Maar wie deze werken komt zien in dit charmante tentoonstellingshuis ziet al snel dat het hier niet gaat om trieste kunst van mensen die de grip op de realiteit hebben verloren. Nee, de toeschouwer wordt juist getrakteerd op een rijke samenkomst van pure, menselijke expressie.
Ik ben vroeg en dus vrijwel alleen. Mijn schoenen klikken op het visgraat parket terwijl ik in de eerste zaal langs de schilderijen en tekeningen loop. Een selectie van werken van Carlos Pertuis. Na zijn opname op 29-jarige leeftijd, werd hij een compulsieve tekenaar en schilder. Zijn productiviteit was hoog genoeg om de eerste drie zalen van de tentoonstelling te vullen. Toch tonen deze werken zelden ziekte, woede, verdriet of haat. Zijn werk lijkt zoekende naar iets groters, iets dat buiten het bereik van woorden ligt. Zijn oeuvre bestaat uit hardhandige – soms bijna agressieve- composities van lijnen en vormen; prachtig kalmerende, geometrische constructies; en eigenlijk alles daartussen in. De indeling van deze eerste zalen zetten een duidelijke toon voor de rest van de expositie. Niet alleen qua variatie van het werk, maar ook wat betreft de minimale presentatie. Hier wordt geen verhaal verteld over zieke mensen, wier kunst wij moeten bekijken met medelijden. De curatoren hebben ervoor gekozen om het werk voor zich te laten spreken. Dat betekent geen naambordjes, en geen dateringen. Informatie kan gevonden worden in de bijgeleverde brochure, maar in de zaal zijn er alleen een toeschouwer, een werk en het klikken van zolen op het visgraat parket.
Kunst staat nooit écht los van de maatschappij waarin zij wordt gemaakt, maar soms kunnen we een werk pas zien voor wat het is, wanneer we doen alsof dat wel zo is.
Vroeger was dit de enige manier om kunst tentoon te stellen: de zogeheten white cube. Maar deze indeling is niet meer zo populair als vijftig jaar geleden. Musea zijn zich bewust geworden dat zij op politiek of cultureel gebied geen neutrale positie kunnen innemen. Museumcollecties zijn namelijk specifieke selecties, beïnvloed door grootschalige maatschappelijke en historische ontwikkelingen. Tegenwoordig zien we dat musea ervoor kiezen om de white cube achterwege te laten en rekenschap te geven van deze erfenis in hun tentoonstellingsontwerp. Maar soms heeft een werk behoefte aan stilte. Soms spreken deze museale ingrepen zo luid dat de kunst wordt overschaduwd. Vanwege stereotypes rond mentale stoornissen lopen de werken die hier worden tentoongesteld dat risico. Marres weet dat het niemand kan stoppen om met vooroordelen het museum binnen te lopen, maar door de werken hier voor zichzelf te laten spreken, maken ze van elke tekening een protagonist en van elk schilderij een eigen ervaring. Kunst staat nooit écht los van de maatschappij waarin zij wordt gemaakt, maar soms kunnen we een werk pas zien voor wat het is, wanneer we doen alsof dat wel zo is.
Het scheiden van de kunstwereld en onze alledaagse wereld kan soms helpen, maar het is ook belangrijk om te kijken hoe zij zich tot elkaar verhouden. En de kunstwereld komt daar niet altijd goed vanaf. Zo bestaat er geen enkele andere industrie waarin het begrip psychische gezondheid zo vaak wordt verbogen en misvormd. Decennia lang omschreef de kunstgeschiedenis figuren als Vincent van Gogh en Edvard Munch als gekwelde genieën. Depressie, zo dacht men, was enkel een bijkomstigheid van hun creativiteit. Wie kunst wil maken moet zichzelf kwellen. Toen Adelina Gomes werd opgenomen in het Centro Psiquiátrico Nacional werd zij gezien als een gevaarlijke, agressieve patiënt en kwam ze terecht op een afgesloten deel van de ziekenzaal. Da Silviera zag haar echter niet als gevaarlijk, maar als gebroken. Door te schilderen kon Gomes haar denkproces visueel maken. Haar werk is kleurrijk en levendig. Transformatie speelt een grote rol. Het is het verhaal van een vrouw die wordt verteld wie ze moet zijn en daar niet mee kan leven. Een verhaal van liefde, verlies en uitzondering. Het is niet het verhaal van een ernstig zieke, gevaarlijke vrouw die afgezonderd moet worden van deze maatschappij, maar juist een maatschappij die een weerloze vrouw buigt totdat ze breekt. Kunst was geen drijfveer voor Gomes, maar een uitweg.
Naast haar schilderijen toont Marres ook een aantal van haar beelden. Figuren die lijken op eeuwenoude visualisaties van de moedergodinnen. In de brochure leest de toeschouwer dat Da Silveira opmerkte hoe het maken van deze beelden Gomes veel goed deed. Ze werd gemakkelijker in de omgang, zelfverzekerder en extraverter. Dat het maken van kunst een positief effect heeft op iemands gemoedstoestand is sindsdien door meerdere studies aangetoond en dat heeft geleid tot vele vormen van kunsttherapie. Toch is het intrigerend dat we kunst zien als een manier om ons van donkere gedachten af te helpen en tegelijkertijd depressie en mentale stoornissen romantiseren in kunstenaars. We schrijven helende krachten toe aan schilderen of boetseren, maar praten over kunstenaars als Yayoi Kusama als een product van hun geestelijke gezondheid. Gomes en haar twee collega’s die de muren vullen in Marres hebben zich om wat voor redenen dan ook niet kunnen gedragen naar de standaarden van de maatschappij waarin zij leefden. Dat is een feit. Hun werk is echter meer dan een verlenging van hun psychen en het zou oneerlijk zijn om het daartoe te reduceren.
Wanneer we voorbij gaan aan insider kunst en outsider kunst is wat er overblijft gewoon kunst.
Los van hun mentale staat is er nog iets dat deze kunstenaars verbindt. Geen van deze makers heeft enige formele training genoten. Sterker nog, zij bevonden zich letterlijk op een afgezonderde plek: weg van de maatschappij en weg van de kunstwereld. Zij waren wat kunsthistorici outsiders noemen. Deze term wordt echter bevraagd in de brochure van Marres, die scherpzinnig opmerkt hoe problematisch deze benaming is. Door een eclectische verzameling kunstenaars op één hoop te gooien, gaat men voorbij aan wat deze mensen uniek maakt. Het zijn mensen met een eigen verhaal, een eigen stijl en beeldtaal. Maar misschien nog belangrijker dan dat, is de boodschap die verborgen ligt in het hart van deze aangrijpende tentoonstelling. Want al neem je als toeschouwer nog zoveel kennis mee naar binnen, het bereid je niet voor op de pure, menselijke ervaring van kunst die diep resoneert. Deze werken zijn als spiegels. Ze bieden momenten van bewustwording. Die bewustwording kan vele vormen aannemen, maar wie openstaat voor contemplatie vindt vroeg of laat herkenning in de composities.
De derde kunstenaar is Fernando Diniz en Marres laat onder ander een collectie van zijn mandala’s zien. De werken zijn soms vreemd, wild en chaotisch, soms gebalanceerd en vredig, net zo wisselvallig als de mens kan zijn. Het viel Da Silveira op dat Diniz deze werken maakte uit een verlangen naar ordening. De mandala is een veelvoorkomend symbool en het was een andere beroemde psychiater die haar hielp om deze beeldtaal beter te begrijpen. Carl Jung schreef al eerder over deze universele beelden en koppelde dit alles terug naar een dieper rijk van bewustzijn. Een gedeeld onbewuste dat zich over eeuwen van menselijke evolutie net zo zou hebben ontwikkeld als ons lichaam. Een onbewuste dat wordt gekenmerkt door de puurste, meest essentiële menselijke begrippen en ervaringen. Jung noemde dit het collectieve onbewuste en zag het als een verbindende factor voor de gehele mensheid. Wat Marres laat zien aan de hand van dit principe, is dat kunstenaars niet enkel een verzameling academische begrippen zijn die ontleed dienen te worden. Kunst is simpelweg het werk van mensen. Het is makkelijk ons te verstoppen achter verhalen en concepten, technieken en termen, bewegingen en stromingen. We spreken over de toets en de invloeden, en verliezen onszelf in de taal van de connaisseur. Maar in elke hoogopgeleide museumganger en in elke leek die per ongeluk binnenloopt schuilt iemand die verrast en geraakt wil worden door iets echts, iets authentieks. Deze insteek geeft ons de mogelijkheid om voorbij te gaan aan insider kunst en outsider kunst. Wat overblijft, is gewoon kunst.
Voor mij was het zien van deze werken een louterende ervaring. Naderhand is alles weer wat duidelijker, is alles wat mooier. Ik geniet weer van het klikken van mijn zolen op het vissengraatparket, ik geniet van de passie en het verwarmende enthousiasme van de suppoost die ik aanspreek. Als ik eenmaal de deur uit loop geniet ik schaamteloos van de prachtige lentedag in Maastricht, van de warmte, de kleuren, de muziek van de jazzband op straat. Wellicht maken verdriet en depressie ons menselijk, denk ik op de terugweg, maar als er dagen zoals vandaag tegenover staan, is het misschien zo slecht nog niet.