Op de vlucht voor de Nazi’s
Het is januari 2015. In een museum zaal in de Iraakse ruïnestad Nineveh staan tientallen eeuwenoude stenen menssculpturen gehuld in plastic. Aanhangers van de Islamitische Staat scheuren het plastic van de beelden en duwen ze met al hun kracht naar de grond. De rede voor vernieling: ”Eeuwenoude volkeren aanbaden hier standbeelden in plaats van God. Ze maakten zich schuldig aan afgoderij’’ legt een Is-Strijder uit.
Het oude steen spat uit elkaar, marmeren lichaamsdelen rollen over de grond en het duurt niet lang of de vloer is bedekt met brokstukken. De beelden die niet uiteenspatten worden bewerkt met sloophamers en boren. Enkele kleine werken worden ‘gespaard’ en zijn door IS verkocht aan westerse verzamelaars. De museumzaal blijft leeg en vernietigd achter.
Wieke Teselink schreef eerder dit jaar voor mister Motley een artikel over de geschiedenis van kunstroven. Daarin schrijft ze dat het van alle tijden is dat er kunst wordt geroofd en geplunderd in tijden van oorlogsvoering. Zowel Napoleon als Stalin en Hitler maakten zich hier schuldig aan. Veelal ging dit roven gepaard met de ideologie van een dictator, maar ook zeker met financiering voor oorlogsvoering. Het artikel bevat een allesomvattende conclusie; ‘’Het verwoesten van een andere identiteit of cultuur en daarmee het verrijken van je eigen is een wrede constructie, de geschiedenis leert dat het een efficiënte financiering is voor oorlogsvoering. Soms komt een kunstwerk nooit meer terecht en verdwaalt het in een andere context, in een ander museum, huis of opslagplaats, in een ander land; als een orakel van de geschiedenis dat doorzingt in het heden.’’
Dat kunsthistorische schatten die duizenden jaren zorgvuldig bewaard zijn, die allemaal een tijdperk vertegenwoordigen; een spiegel van een eeuwenoude cultuur, zomaar in een fractie van een seconde worden vernietigd is barbaars. Evengoed als de vele kunstwerken die Stalin heeft geroofd en die nog tot op de dag van vandaag onvindbaar zijn. De museumdirecteur van het Louvre, Jacques Jaujard, was zich aan het einde van de jaren dertig in de vorige eeuw maar al te goed van bewust van het feit dat kunstroven en vernielingen plaatsvinden in oorlogsgebieden. Ruim voordat de Duitsers in 1940 de Champs-Élysées binnen marcheerde was het Louvre leeggehaald. Meer dan 3600 schilderijen, beeldhouwwerken en sculpturen zijn in kisten en emballages verpakt en middels 37 konvooien ondergebracht in beveiligde panden op het platteland van Frankrijk. Op de vlucht voor de Nazi’s. Lege lijsten liggend op de grond bleven achter in de kale tentoonstellingszalen.
Kunstwerken als De Mona Lisa en de Venus van Milo gingen een onzekere toekomst tegemoet. Dat er anno 2015 dagelijks 20.000 mensen een glimp van da Vinci’s meesterwerk mogen opvangen hebben we mede te danken aan Jaujard. Opdat zijn moed en inzet er voor heeft gezorgd dat deze zeer kwetsbare kunsthistorische zwaargewichten gespaard zijn gebleven in één van de zwartste periodes uit onze westerse geschiedenis.
Bron
Bron
Bron