oneindige eindigheid
Turritopsis Dohrnii is een moeilijke naam voor een simpel uitziend diertje: namelijk een kwalletje van zo’n halve centimeter doorsnee, met het blote oog is hij nauwelijks te zien. Hij leeft over de hele wereld, in verschillende wateren en omstandigheden. Dit kwalletje is daarentegen een uniek wezen: het is de enige diersoort die biologisch onsterfelijk is.
De Turritopsis Dohrnii sterft niet door ouderdom. Hij kan zichzelf namelijk als hij volwassen is, in plaats van te verouderen en te sterven, weer terugbrengen naar zijn oorspronkelijke staat van ontstaan: een poliep. Als hij het moeilijk heeft door slechte leefomstandigheden, of gebrek aan voedsel, transformeert hij zich terug naar niet één, maar meerdere poliepen die allemaal precies hetzelfde zijn. Met andere woorden: hij kloont zichzelf. Het onsterfelijke kwalletje is de enige bekende diersoort in het dierenrijk die deze gave bezit. Zijn levenspanne is onbekend, het is mogelijk dat hij, als hij niet ten prooi valt aan een roofdier of ziek wordt, eeuwig kan blijven leven. Het kwalletje vormt een inspiratiebron voor wetenschappers die hopen dat wij homo sapiens iets van zijn bijzondere eigenschap kunnen overnemen.
Er is één wetenschapper die in deze zoektocht de kroon spant: de Japanner Shin Kubota. Hij wijdt zijn leven aan het onderzoeken en verzorgen van de Turritopsis Dohrnii. Tot dusver is hij de enige wetenschapper die erin geslaagd is om de diertjes voor langere tijd buiten hun natuurlijke habitat in leven te houden. Kubota constateerde dat zijn kwallenkolonie zichzelf in twee jaar tijd zo’n elf keer opnieuw wist te herboren. Zijn toewijding gaat overigens nog veel verder: ook zijn privéleven staat in het teken van ‘the immortal jellyfish’. Iedere dag na zijn onderzoek aan de universiteit van Kyoto loopt Kubota naar een karaoke-bar om in een zelfgemaakte jellyfish outfit zijn eigenhandig geschreven jellyfish liedjes te zingen, waarin hij zijn liefde voor de kwal verklaart voor iedereen die het maar wil horen. (al is dit meestal alleen voor de mevrouw van de karaokebar).
Al zo lang de mens leeft, en zich er bewust van is dat zijn tijd op aarde beperkt is, heeft hij de neiging gehad om die beperkte tijd te verlengen (kunstenaar Daan Paans, waar ik in een eerder artikel over schreef, maakte hier een mooi werk over genaamd ‘Letters from Utopia’). We zijn daar aardig in geslaagd tot nu toe, onze levensverwachting is hoger en onze sterftecijfers lager dan ooit tevoren. Er wordt zelfs gespeculeerd dat de mens die 1000 jaar oud zal worden al is geboren. Maar ons leven blijft sterfelijk en als gevolg daarvan is ons beeld van tijd hier onlosmakelijk aan verbonden. Onze levensspanne fungeert als een kader waardoor we naar de tijd kijken. Het is makkelijk om, afhankelijk van je leeftijd, ons een periode van bijvoorbeeld 10, of 60 jaar voor te stellen, omdat we hier qua beleving aan kunnen refereren. Het wordt lastiger als die periode onze menselijke tijd overstijgt, bijvoorbeeld als we proberen te kijken naar een periode van 1000 jaar. En juist omdat wij zelf eindig zijn, is oneindigheid een concept dat ons te boven gaat, het heeft iets onnatuurlijks, iets heiligs zelfs. Dat verklaart waarom het ook zo’n terugkomend onderwerp is in sciencefiction en religie.
De eindigheid van het leven vormt een inspiratie voor verschillende vakgebieden, waaronder kunst, bijvoorbeeld in de alom bekende memento-mori stillevens uit de 17e eeuw. De Britse kunstenaar Marc Quinn reflecteert in zijn ‘Eternal Spring’ installaties op de relatie en contradictie tussen de natuur en cultuur van vergankelijkheid. In zijn beelden zet Quinn de tijd en het proces van vergankelijkheid stil door bloemen op het moment van perfecte bloei op te sluiten in bevroren siliconen. Ogenschijnlijk blijven de bloemen voor eeuwig in hun bloeiende staat te zien, terwijl ze in werkelijkheid door de bevriezing zijn gestorven. Iets moet dus sterven om voor eeuwig levend te lijken; een tegenstelling die eindigheid en oneindigheid samenvat in één enkel beeld en de pogingen van de mens om de natuur, en daarmee de vergankelijkheid daarvan, te beteugelen weerspiegelt. Hoewel de bloemen ongenaakbaar lijken, zijn ze in werkelijkheid zo breekbaar en fragiel als porselein geworden en als je ze uit de vloeistof zou halen, zouden ze binnen een paar seconden vergaan. ‘There is no such thing as nature anymore. It’s all culture now’ aldus Quinn zelf.
Door iets buiten zichzelf te scheppen dat minder vergankelijk is dan zijn eigen stoffelijkheid, gaat een kunstenaar de strijd aan met zowel zijn eigen sterfelijkheid (natuur) als die van ‘het ding’ (cultuur). Het object overleeft vaak zijn maker en gaat een nieuw, soms zelfs veel groter leven leiden. De menselijke tijdsmaat is dus een andere dan de tijdsmaat van een kunstwerk. Je zou kunnen zeggen dat het maken van kunst oneindig leven is, zij het buiten je eigen lichamelijkheid om. Enkele kunstenaars is het gelukt, denk aan Vincent van Gogh, die in zijn levende dagen nooit een kunstwerk heeft verkocht, en waarschijnlijk nooit had kunnen bedenken dat er ooit een museum zijn naam zou dragen met een rij drommende toeristen ervoor. Mondriaan had vast ook vreemd opgekeken als hij zou zien dat, (nu de rechten van zijn kunstwerken zijn vervallen na 100 jaar) er toiletten in de NS-treinen worden gedecoreerd met zijn uiterst spirituele blauw, geel, rode vlakken.
Steven van Grinsven en Seán Hannan bieden met hun werk ‘Preliminary Studies for Eroding Eternity’ een interessant perspectief op de relatie tussen tijdelijkheid en de kunst. De kunstenaars vroegen een vriend en microbioloog of iets voor eeuwig dezelfde vorm kon behouden. Het antwoord was een simpele ‘nee, dat kan niet’. Alle deeltjes zijn altijd in beweging en daardoor is geen mens of kunstwerk voor een moment hetzelfde. Een interessant gegeven, vooral wanneer je het in relatie tot bijvoorbeeld een Mondriaan beschouwt. Ook een kunstwerk is een levend ding, met een eigen tijd en eindigheid. Het onderzoek wat ontstond vanuit deze vraag mondde uit in de ontwikkeling van een verf die van vorm en gedaante verandert.
De verf die van Grinsven en Hannan ontwikkelden verandert onder invloed van UV-straling van gedaante. De verschillende kleuren van het schilderij, worden langzaam zwart.
Met de verf maakten ze een reproductie van een Mondriaan, die na ongeveer drie maanden verging tot het heilige zwarte vierkant van Malevich. Beide kunstwerken zijn iconische symbolen in de kunstgeschiedenis. Het werk van Steven van Grinsven en Seán Hannan benadrukt de tijdelijkheid die zelfs aan een werk van Mondriaan of Malevich ten grondslag ligt. De werken ‘Compositie met dubbele lijn en blauw vlak’ van Mondriaan en ‘Zwart Vierkant’ van Malevich wordt vaak een spirituele notie toegeschreven: ze staan voor transcendentie, het streven naar een spiritueel einddoel, het schilderen van het niets of juist het alles-overkoepelende, een zoektocht naar het niet-fysieke, het hogere, naar God zelfs.
Vorig jaar was er in Arti et Amicitiae de tentoonstelling ‘A Minor State of Flux’ van Steven van Grinsven en Seán Hannan te zien, die een volgende stap in hun onderzoek vormde. Alle werken in de tentoonstelling hebben een notie van tijdelijkheid en vergankelijkheid: ze veranderen van vorm, groeien verder, sterven af, laten sporen na. Ook de tentoonstelling blijft in ontwikkeling, en juist daardoor is hij, net zoals alle deeltjes blijven bewegen, geen moment en voor geen persoon hetzelfde. Niet alle werken zijn even zichtbaar, soms loop je eraan voorbij, en dat is oké. Zo is het in het dagelijks leven ook. De slakken op het plafond had ik hoogstwaarschijnlijk gemist als van Grinsven me er niet op gewezen had. Alle werken in de tentoonstelling hebben op de een of andere manier met elkaar te maken, zijn aan elkaar gelinkt, net zoals hun theorie, die door een wiskundige op een schoolbord in de tentoonstelling is uitgewerkt, vooronderstelt. Want als alle deeltjes altijd in beweging zijn, is het dan ook mogelijk dat alles op aarde in elkaar kan overvloeien of aan elkaar gelinkt is?
Wittgenstein zei: ‘Als je onder oneindigheid niet oneindige tijdsduur, maar ontijdigheid verstaat, dan leeft hij eeuwig die in het heden leeft. Ons leven is even eindeloos als ons gezichtsveld grenzeloos is.’ Het is dus maar net hoe je blik op de tijd is, en hoe je naar eindigheid kijkt, dat maakt wat het voor jou betekent en of het bestaat. Alles is over een paar seconden weer anders, en aan alles komt een eind, al is er dan misschien juist weer een nieuw begin aangebroken, zoals zowel het onsterfelijke kwalletje, als de bloemen van Marc Quinn, en ook het werk en de tentoonstelling van Steven van Grinsven en Seán Hannen ons laten zien. Zo was ook het zwarte vierkant voor Malevich niet een einde van een periode in zijn schilderpraktijk, omdat je het zou kunnen bekijken als het eindpunt van abstractie, maar functioneerde het werk ook als een nieuw begin. Malevich zag het als een nieuwe verhouding met het oneindige, met God, en het maakte hem oneindig, juist omdat het zwarte vierkant nu in zijn naam verder leeft. Toen Malevich stierf was het zijn wens om opgebaard te worden onder het zwarte vierkant, de plek waar het werk hem als gids kon begeleiden naar een nieuwe fase van zijn bestaan: de dood.
Kunst heeft het vermogen de tijd te kunnen vervormen; te vertragen, stil te zetten of er doorheen te reizen. Juist daarom biedt de kunst een kader waarbinnen we naar de tijd kunnen kijken. In een serie artikelen schrijft Sanne de Vries over kunstwerken die de verschillende aspecten van tijd onderzoeken.