Omtrent dertig – Interview met Roos van der Vliet
Dit jaar ben ik dertig geworden en ik studeer (nog). Om erachter te komen wat er in dertigers omgaat las ik het boek Het dertigersdilemma van Nienke Wijnants. Het boek lijkt een generatie achter te lopen. Ik herken weinig van de dertigers die in het boek beschreven worden (er wordt bijvoorbeeld geen rekening gehouden met de economische crisis, het lijkt alsof er banen in overvloed zijn en de keuzes zijn legio) en vraag mij af hoe dat met andere dertigers zit. Het boek behandelt een zeer selectief groepje dertigers, waaronder geen enkele kunstenaar.
Om mij als kunstacademiestudent voor te bereiden op een realistischer perspectief, interview ik een aantal kunstenaars die rond de dertig jaar zijn en vraag ik simpelweg hoe hun leven eruit ziet. Wat doet een kunstenaar? Welk ritme heeft een werkweek? Is een kunstenaar tevreden?
In deze reeks Omtrent dertig sprak ik eerder met Thijs Linssen, Suat Ögüt, Anne Geene en Nellie de Boer. Nu spreek ik met Roos van der Vliet, die we kunnen kennen van de serie Storytellers, portretten waarbij de gezichten zijn gewikkeld in haar, Cocooning II, waarbij het gezicht nagenoeg is verdwenen in het haar, en All is vanity, een hand die een vlecht stevig vasthoudt.
Robert van Munster (RvM): ‘Ben je tevreden met je kunstenaarsbestaan of twijfel je daar soms aan?’
Roos van der Vliet (RvdV): ‘Ik twijfel nooit en ik ben heel tevreden. Ik kan niets beters bedenken om mijn tijd mee te vullen dan schilderen. Ik heb van alles ernaast gedaan, maar er is één ding dat ik echt wil en dat is beeld maken. Ik kan mij niet voorstellen dat dat ooit gaat veranderen.
Ik ben nu ook tevredener dan ooit, omdat ik het fulltime kan doen. Eerder kreeg ik vaak de vraag of ik van mijn kunst kan leven en ik moest altijd zeggen dat ik dat niet kon. Al moest ik de rest van mijn leven op een houtje bijten, ik zou blijven schilderen. Maar ik hoef mij niet meer te verdedigen. Dit is het enige wat ik doe, ik verdien hier mijn geld mee en ik heb succes.’
RvM: ‘Ik vind het wel leuk dat je zegt dat je nooit twijfelt. In Het dertigersdilemma staat dat dertigers stress ervaren door de hoeveelheid keuzes die ze moeten maken. Doordat er zoveel keuzes zijn, zouden dertigers bang zijn om de verkeerde keuze te maken. Herken je dat?’
RvdV: ‘Nee, ik herken dat niet. Ik snap wel waar dat boek over gaat en ik heb ook mijn twijfels, maar dat zit hem in andere dingen. Ik heb op mijn 21ste een zoon gekregen. De meeste dertigers zitten nu met de vraag of ze een kind willen, en hoeveel kinderen dan, en of ze wel kinderen kunnen krijgen. Als twintiger kun je die vragen nog uitstellen. Bij mij is dat niet aan de orde, want ik heb een zoon en die heb ik al tien jaar.
Zo’n boek irriteert mij zelfs, want het is een gigantisch luxeprobleem als je een dertigersdilemma zou hebben. Dat zie ik ook om mij heen. Mensen die hun baan hebben en denken: wil ik dit eigenlijk wel. Hun eerste kind hebben en denken: vind ik het moederschap of vaderschap wel leuk. We hebben nu ons koophuis, maar ben ik wel gelukkig.
Dan denk ik: godsamme, je hebt een baan, een kind, een auto, een huis. Houd gewoon je bek.’
RvM: ‘Stel je keuzes uit in je kunstenaarschap of daar omheen?’
RvdV: ‘Nou, je vroeg mij over die twijfel. Ik ben wel onzeker over mijzelf. Ook stel ik keuzes uit, want ik ben heel berekenend en ik vind het moeilijk om te experimenteren in mijn werk. Ik kan het niet aan als een werk mislukt, vroeger al niet. Ik heb schetsboeken vol, waar in de linker bovenhoek één handje of oogje stond die ik niet goed vond en dan sloeg ik de pagina om en begon ik opnieuw. Hele schetsboeken vol, die eigenlijk leeg waren, heb ik weggegooid, omdat ik te hard was voor mijzelf.
Met mijn werk probeer ik het zo veilig mogelijk te houden en vooral te doen wat ik weet en in kleine stapjes vooruit te gaan. Het meeste experiment vindt plaats in het proces vooraf. Voor mijn schilderijen gebruik ik foto’s als referentie en daarbij probeer ik mijn ideeën uit. Ik heb tienduizenden foto’s die het nooit hebben gered om een schilderij te worden. Het experiment is er wel, maar niet zozeer op het doek.’
RvM: ‘Hoe ziet je werkweek eruit?’
RvdV: ‘Mijn gemiddelde week ziet er als volgt uit: ik schilder van maandag tot en met zaterdag en soms ook op zondag. Ik heb een vast ritme, dus of ik mijn zoon ‘s ochtends naar school moet brengen of niet, mijn wekker gaat om zeven uur. Als ik alleen ben, dan kan ik makkelijk van negen tot tien schilderen, dus dertien uur achter elkaar. In drukke periodes maak ik werkweken van tachtig uur. Ik ben nogal obsessief.’
RvM: ‘Kom je voor je gevoel genoeg toe aan wat je wilt maken?’
RvdV: ‘Het is nooit genoeg. Ik heb altijd het idee dat ik er nog meer tijd aan kan besteden, maar dat is niet zo. Ik moet mijzelf eerder afremmen. Het is heel makkelijk om mij er in te verliezen. Als ik in de supermarkt loop, ben ik nog steeds met mijn hoofd bij mijn werk. Ik werk aan één schilderij tegelijk, ik kan niet schakelen. Dat heb ik geprobeerd, maar dat kan ik niet. Dat ene werk beheerst mijn dag en nacht, totdat het af is en dan komt de volgende.’
RvM: ‘Zie je dan het erover nadenken ook als werktijd?’
RvdV: ‘Nee, maar dat zou ik wel moeten doen.’
RvM: ‘Waar ben je op het moment mee bezig?’
RvdV: ‘Ik ben op het moment bezig met een tentoonstelling voor het najaar, december, in Portland bij een galerie. De tentoonstelling is een ode aan Margaret Atwood. Het thema van haar boeken sprak mij erg aan. Ze creëert vervreemdende, absurde dystopieën, maar zo realistisch en sober beschreven dat het als volkomen waar overkomt. Haar werk heeft mij de afgelopen maanden beheerst. Ik ben nu zo intensief bezig met haar boeken, dat ik nu al weet ik dat ik werk maak dat sowieso beïnvloed gaat zijn door haar, ook al kun je dat niet direct zien en is het niet voor die tentoonstelling, haar woorden en symboliek hebben mij geprikkeld en op scherp gezet.’
RvM: ‘Hoe kijk je naar kunstenaars uit je generatie?’
RvdV: ‘Als ik het heb over de maatschappij erachter, dan ben ik deel van de eerste generatie kunstenaars die het zonder subsidie moet doen. De eerste generatie zonder de WIK uitkering. Generaties hiervoor hebben allemaal meegemaakt dat het nog te doen was, ook als je weinig succes had waren er nog bepaalde wegen om geld binnen te harken. Ik denk dat de Nederlandse kunstwereld behoorlijk verbitterd is geraakt in vergelijking met andere landen. Niet alleen de kunstenaars, ook de galeries, musea en culturele instellingen. Kunst verzamelen was al langer niet Nederlands grootste hobby, maar sinds de crisis geeft bijna niemand nog een cent uit. Zonder die subsidies kunnen alleen de grootsten nog het hoofd boven water houden, en dat is zonde, want de mooiste dingen gebeuren niet alleen daar. Stel je voor dat we alleen nog Hollywoodfilms zouden hebben om naar te kijken. Dat lijkt het effect te zijn van de bezuinigingen. Alle b-films, cult pareltjes en kleine buitenlandse producties zijn verdwenen of onzichtbaar geworden.
Gelukkig lijkt er een kleine verschuiving plaats te vinden in Nederland met initiatieven als WeLikeArt en de Young Collectors Circle.
Ik hoop dat het in de toekomst voor alle kunstenaars mogelijk wordt om fulltime te kunnen werken. Ook als je metershoge installaties maakt of performances doet die onverkoopbaar zijn. Ik heb nog het ‘geluk’ dat mijn werk aan een spijker in de muur kan hangen, maar dat onderscheid zou er helemaal niet moeten zijn.’
RvM: ‘Welk kunstwerk past bij deze generatie?’
RvdV: ‘Weet je wat het lastige is, ik vind dat ik buiten de generatie val. Als ik beschrijf wat een kunstwerk van mijn generatie zou zijn, dan is dat in ieder geval niet wat ik maak, want ik maak realistisch schilderwerk. Ik ben niet de spiegel van mij generatie met het werk dat ik maak. Daarvoor zou je iemand moeten hebben die er middenin staat. Iemand die succes heeft met conceptuele installaties of performances.’
RvM: ‘En stel dat je het omdraait, dat jij niet erbuiten valt maar de rest.’
RvdV: ‘Ik voel me sterk verwant met de meeste schilders die op dit moment in hun atelier zitten te zwoegen. Dan maakt het niet zo veel uit wat ze maken. Die zeldzame kluizenaars die je eigenlijk al eeuwen lang ziet, die er nu nog zijn en over honderd jaar nog. Ook al heeft iedereen de motoriek van een luiaard, omdat niemand meer met de hand schrijft. Dan zijn er nog steeds schilders en die schilders denken “what the fuck ben ik aan het doen nu?”. Want ik zit in het atelier voor dat doek verf erop te smeren, met kleine kwastjes te pielen en dat is nogal een zeldzaamheid nu.’
RvM: ‘Zou daar een kunstwerk bij passen?’
RvdV: ‘Ik denk dat daar Saffron, uit 1957 van Rothko bij past, omdat dat laat zien waar veel schilders nu nog mee bezig zijn. Hij onderzocht in zijn eentje, als een gekwelde ziel, ruimte, licht, kleur en de wereld. Hij zette kleuren tegenover elkaar, hij speelde met die vlakken. En hij pretendeerde niet iets gigantisch belangrijks te zijn, maar zijn werk is dat wel. Het creëert een nieuwe ruimte. Ik hou daar erg van. Ondanks dat het dus uit 1957 komt, vind ik dat het nog bij de moderne tijd past. Bijvoorbeeld waar dertigers mee zouden worstelen, met de hoeveelheid keuzes en informatie. Dit werk gaat daar ook over. Het versimpelt en vervlakt, en het creëert een nieuwe, rustgevende bijna spirituele wereld van stilte.’
RvM: ‘Hoe zie je je toekomst voor je?’
RvdV: ‘Met mijn werk gaat het heel goed en als het zo blijft, ben ik al blij. Bij mij blijkt dat mijn markt niet hier, direct in mijn omgeving of mijn land ligt. Eerder dacht ik dat het aan mijn werk lag, maar dat is niet zo. Nederland en zijn kunstwereld is gewoon te klein. Zoals ik eerder zei wordt hier vaak gevraagd of ik van mijn kunst kan rondkomen. In de landen hierbuiten wordt mijn werk wel opgepikt, waaronder in de Verenigde Staten, Duitsland en Denemarken. Daar wordt niet naar mijn inkomen gevraagd, maar welk penseel ik gebruik.
Ik hoop dat het balletje in het buitenland blijft rollen en dat ik ervan kan blijven leven en dat ik in de toekomst een fijner atelier erbij kan hebben waar ik groter kan werken. Verder heb ik geen wensen. Ik wil blijven doen wat ik doe.’