Omdat mijn lichaam en geest hiernaar verlangen – over vrouwen met dubbeltalenten
Sytske van Koeveringe ging in gesprek met verschillende vrouwelijke makers met ‘dubbeltalenten’ en schreef tijdens haar verblijf in het Van Doesburghuis een brief aan Nelly van Doesburg waarin ze haar overdenkingen met haar deelt. ‘zodra ik mij moet verhouden tot de buitenwereld, tot de ander en er wordt verwacht dat ik vertel wat ik doe – zeefdrukken, schilderen en schrijven – verschijnt er een schaduw boven me in een vorm van een vraagteken.’
Sytske van Koeveringe verbleef twee maanden in het Van Doesburghuis, de door Theo van Doesburg ontworpen woning in Meudon-Val-Fleury, een voorstadje van Parijs. Tijdens haar residentie schreef ze een brief aan Nelly van Doesburg – danser, pianist, kunstenaar en vrouw van Theo van Doesburg – over vrouwelijke makers, dubbeltalenten en hoe er anders gereageerd wordt op vrouwen die alleskunstenaars zijn dan op multidisciplinaire mannen.
Ja hoi Nelly,
Om maar met de deur in huis te vallen, het loopt net even anders dan ik had verwacht. Maar om je niet lastig te vallen met mijn mislukte plan, ga ik een poging wagen je te vertellen wat ik wel heb gedaan.
///
Zoals je weet mag ik in mei en juni in Parijs verblijven, in het huis van jou en je man Theo van Doesburg. Ik mag hier werken zonder me te hoeven bezighouden met onnozele bijbaantjes, omslachtige communicatie met de gemeente of drammerige borreluitnodigingen.
In het Van Doesburghuis zal elke dag om mijn werk draaien, dit gegeven klinkt me als muziek in de oren.
///
Ik heb een x- aantal vrouwelijke kunstenaars benaderd die ik bewonder – en dat zijn er nogal wat. Deze vrouwen beoefenen net als je man, meerdere disciplines naast elkaar – je mag best weten dat ik pas later ontdekte dat ook jij een alleskunstenaar was. Maar dit voor later.
Theo was, zoals je weet, onder andere kunstenaar, architect, glas in lood-meneer, dichter, oprichter van De Stijl, redacteur, en hoogstwaarschijnlijk sla ik nog het een en ander over. Als ik het goed begrijp pasten al die verschillende disciplines bij de tijdsgeest waarin Theo leefde. Theo’s verschillende combinaties werkten door op andere kunstenaars en zo inspireerde iedereen uit die tijd elkaar.
Mijn idee is om in gesprek te gaan met vrouwelijke alleskunstenaars over hoe zij zich positioneren in de buitenwereld – of ze zichzelf kunstenaar of schrijver noemen en dan vooral hoe ze zich tot zo’n begrip verhouden – en of ‘hun vrouw zijn’ hen in de weg zit binnen de veelheid die ze aangaan. Hiermee bedoel ik dat ik een verschil opmerk in hoe er over mannelijke kunstenaars en vrouwelijke kunstenaars wordt gesproken, en dan met name in het geval van alleskunstenaars.
Om het concreet te houden, zal ik bij mezelf beginnen. Als ik zeg dat ik schrijf én schilder is er de kans dat ik me moet verhouden tot de vraag: Is het niet raar dat je schildert én schrijft? Als ik zeefdruk, volgt er de reactie: Je schilderde toch, moet je nu ook nog zeefdrukken? Wanneer ik zeg dat ik me niet tot een discipline beperk, heb je nog altijd deze mooie opmerking: Waarom moet je je constant bewijzen?
Zou Theo – en überhaupt andere mannelijke kunstenaars met dubbeltalenten – ook dit soort opmerkingen hebben gekregen? Had hij ook moeite zich te positioneren in een door kaders gedomineerde buitenwereld? Als ik zijn biografie doorblader, lees ik vooral dat hem veel lof toekwam, juist omdat hij zoveel naast elkaar deed.
//
Uit de lijst vrouwen die ik bewonder, selecteer ik zeven vrouwelijke alleskunstenaars. Ik hoor je vragen Nelly: ‘Waarom zeven?’ En daarop is mijn antwoord ‘Gewoon daarom,’ en dat lijkt mij perfect voor vandaag.
Een van de vrouwen is Alma Mathijsen, schrijver en initiator van literaire avonden en soms heeft ze een boekenrubriek. We spreken af in een café, en Nelly je mag best weten dat ik niet de beste persoon ben in voorbereiding op ontmoetingen met mensen die ik nauwelijks of niet ken. Pas onderweg bedenk ik wat ik zal vragen, dat altijd eindigt met: ik zie wel hoe en óf het loopt, in de hoop dat als het niet loopt niemand mentale beschadigingen oploopt.
Als ik terug naar huis ga, na de afspraak met Alma, merk ik een jaloezie op, niet een gemene vieze, maar zo’n luchtige. Alsof je beste vriendin wel op een luchtbed in de zee blijft drijven en jij niet eens op het luchtbed komt doordat je lichaam alle kanten op springt.
Alma zegt dat onder schrijven ook valt dat je moet optreden, voordragen, een avond hosten, in opdracht schrijven… Dat ze ervan uitgaat dat de ander deze verschillende dingen ook als schrijven beschouwt vind ik jaloersmakend, dat zit hem in die vanzelfsprekendheid hoe ze erover praat.
///
Ook spreek ik Loes Faber, zij is illustrator, kunstenaar en docent, en heeft een graphic novel gemaakt over acht vrouwelijke kunstenaars. We spreken af bij haar thuis, overal komt licht vandaan, wat me duizelig maakt.
Nelly, ook hier ben ik niet de meest voorbereide vrouw en ben ik voornamelijk onder de indruk. Dat begon al bij de entree van het huis. Je mag best weten dat ik dit een slappe karaktertrek van mezelf vind: dan zit ik beetje verbouwereerd om me heen te kijken.
Loes zegt dat het kunstenaarschap een manier van leven is, dat je dit er niet zomaar bij doet, dat dat wordt onderschat, dat er nog veel mannen worden aangehaald, opgehemeld en dat het niet vreemd is dat ik dit opmerk: dat er een verschil zit tussen hoe mannen en vrouwen worden gepositioneerd in de kunstwereld.
Ik bedoel dat er bij de meesten een belletje gaat rinkelen als ze de naam Theo van Doesburg horen, maar haast niemand een belletje hoort als jouw naam valt. Dat is op zichzelf al een goed voorbeeld, toch?
Daarna zegt Loes iets waardoor dat licht in haar huis zo dwars door mijn schedel steekt: ‘Het maken van kunst gaat voor mij gelijk op met een constante twijfel.’
///
Ik heb een architect benadert, zij is oprichter en hoofdredacteur van een tijdschrift. Na mijn mail antwoord ze dat ze óók moeder is en door de vakantiegekte geen tijd vindt om met mij af te spreken, maar wel hoopt dat ik doorga met het uitlichten van dit onderwerp.
Omdat ons contact niet uitliep op een gesprek, schrijf ik haar naam hier niet op.
Een volgende vrouw die ik benader – waar ook geen gesprek op volgde – is beeldend kunstenaar en schrijver. Ook zij antwoord kort en krachtig: ‘Ik ben mij er eerlijk gezegd weinig van bewust dat ik vrouw ben, ik ben voornamelijk in de studio aan het prutsen zonder gedachten over welk geslacht ik ben en wat dat verder voor betekenis heeft.’
Na deze twee reacties en met de gesprekken met Alma en Loes in mijn achterhoofd, realiseer ik me hoe groot mijn vragen zijn. Hoe ga ik bewijzen dat er een verschil zit in hoe mannelijke en vrouwelijke kunstenaars worden benaderd binnen hun werk? Moet ik dan niet eerst onderzoeken wat mannen en vrouwen zijn? En wat was dat verschil ook alweer tussen vrouw en vrouwelijk? Ik weet niet eens wat vrouw of vrouwelijk zijn voor mezelf betekent. Deze begrippen veranderen per periode, nee, het verschilt per dag, hoogstwaarschijnlijk per moment.
///
Ik moet denken aan dat Alma vertelde over een vrouw die om de zoveel tijd een lijst op twitter deelt met nominaties binnen de literatuur. Hiermee laat ze zonder wijzend vingertje zien dat mannen op dat gebied nog altijd oververtegenwoordigd worden.
Ook moet ik denken aan wat Loes zei, dat er voornamelijk nog een vagelijk romantisch, mythisch beeld hangt om mannen die schilderen en zij sneller en meer (media) aandacht krijgen dan vrouwelijke kunstenaars. Dus als je niet schildert is het niet huilen met de pet op, maar met de mond open.
///
En trouwens, die mail van de architect geeft veel weer, vind je ook niet? Stel je eens voor dat ik van een man een mail krijg over kindergekte, dat hij daarom geen tijd vindt om met me af te spreken…?
Ik zou je hier van alles willen vragen over jullie kinderloze bestaan, maar dan neemt de brief een totaal andere wending. Of toch niet, want het zwanger zijn of het hebben van kinderen staat hoe je het ook wendt of keert in verbinding met het vrouw-zijn. Al ben ik van mening dat ook de man in het zwanger- zijn, zijn verantwoordelijkheden kan nemen…
Terug naar de kunstenaars.
De mail van de beeldend kunstenaar en schrijver zweeft door mijn hoofd. Ikzelf weet ook niet wat ik denk wanneer ik werk, wat ik wel weet is dat ik mij niet bewust ben van mijn vrouw-zijn en al helemaal niet bezig ben met wat dat eventueel betekent. Dus waar ben ik in godsnaam mee bezig door deze vragen wel aan andere makende vrouwen voor te leggen?
///
Wanneer ik eenmaal ergens in begin te wroeten – zoals deze lijst met vrouwen – is er geen weg terug want ik ben al begonnen, dus ik benader een nieuwe architect. Als reactie nodigt ze zichzelf uit in het Van Doesburghuis en de rest van de communicatie – zo mailt ze – laat ze via haar assistent afhandelen. Ik mag haar cv alvast lezen zodat ik het gesprek kan voorbereiden. Omdat ik niet de beste persoon ben als het gaat om in real life met onbekenden te praten, krijg ik paniek. Dit uit zich in verlamming – ik heb haar cv dan ook niet geopend – en een radiostilte van mijn kant. Ik laat, wat er ook zal gebeuren, het volledig afhangen van die assistent.
Nelly, in wezen was jij ook een soort assistent van Theo, toch? Natuurlijk, je was vrouw, op een gegeven moment ‘zijn’ vrouw – why? –, maar ik lees dat je ook kunstenaar was én danseres én pianiste. En met een beetje geluk was en ben je nog veel en veel meer, in feite is geen enkel persoon in een paar woorden te vangen.
Wat ik ook lees is dat toen Theo overleed, jij je eigen werk hebt opgegeven. Je mag best weten dat het me pijn doet om dit te lezen, dat jij jezelf aan de kant schoof om je over Theo’s nalatenschap te ontfermen. Tegelijkertijd vind ik het ontroerend, je eigen werk als vrouw niet opgeven voor een kind, maar voor de kunst van je geliefde. Romantischer dan dit krijg je het niet.
///
De volgende vrouw is Jente Hoogeveen, zij is onder andere filosoof en illustrator. Haar mail gaat zo diep op mijn vragen in, dat ik hoop dat hier een complete publicatie van wordt gemaakt. Zoveel scherpte, inhoud en heldere en mooie zinnen: ‘Hoe positioneer ik mijzelf als tekenaar/ illustrator/filosoof/ontwerper/ theatermaker? Voor mij is het logisch om dit allemaal te doen, omdat mijn lichaam en geest naar al deze verschillende activiteiten verlangen. Dat is de eerste drijfveer en de tweede is dat het ook werk is of kan zijn. En omdat werk zoveel tijd van ons leven inneemt kun je maar beter leuk werk doen, toch?’ Hier gaat mijn hart sneller van kloppen: dat die veelzijdigheid als logisch voelt omdat het lichaam en geest naar deze activiteiten verlangen. En dat dat het is.
///
Ook heb ik Bernke Klein Zandvoort benaderd: dichter, beeldend kunstenaar en ik meende ergens te hebben opgepikt dat ze curator is: ‘Ik ben vereerd dat je me schrijft. Alleen… durf ik mezelf geen curator te noemen, dus ik weet niet of je iets aan me hebt.’
Eigenlijk typeert ze hier precies hoe ik mij voortbeweeg: zodra ik mij moet verhouden tot de buitenwereld, tot de ander en er wordt verwacht dat ik vertel wat ik doe – zeefdrukken, schilderen en schrijven – verschijnt er een schaduw boven me in een vorm van een vraagteken. In een fractie van een seconde twijfel ik of ik wel ben wat ik doe. In zo’n moment stort ik vrijwel meteen de afgrond in, na die vraag volgt direct de vraag: wie ben ik en wat is mijn positie ten opzichte van de samenleving, wat voeg ik toe, voeg ik iets toe, moet ik iets toevoegen? Misschien dat de uitspraak van Loes me daarom zo raakt: ‘Het kunstenaarschap staat voor mij gelijk aan een constante twijfel.’
Al kan het ook zo zijn dat Bernke zichzelf geen curator durft te noemen omdat ze het simpelweg niet is. Maar dan kom je toch al snel uit bij de vraag: wanneer ben je iets en wie is degene die dit voor het zeggen heeft? En dus ben ik weer bij het begin: hoe positioneer je je in de buitenwereld als kunstenaar?
///
Deze brief schrijf ik in fragmenten. In de maanden mei, juni en juli. Ik heb tot op heden nog niets vernomen van de assistent van die architect, van die vrouw die zichzelf uitnodigde. Dit gegeven vind ik beeldschoon: dat een architect die tegelijkertijd oprichter is van een groot internationaal architectenbureau en cursussen of workshops geeft – aan vrouwen! – om een succesverhaal te worden, communiceert via een assistent en dat ook zij het uitgerekend te druk heeft. Waarom ik dit beeldschoon vind weet ik niet, dat heb ik soms. Dan springen de tranen in mijn ogen omdat ik het mooi vind. Zoals ik het ook mooi vind hoe Alma over schrijven praat.
///
Wat ik helemaal vergeten ben op te schrijven is dat ik tijdens de residentie onder andere werkte aan drie schilderingen. Dit drieluik draag ik in gedachte op aan jou. Zoals ik al schreef ontroert het me dat je je eigen werk opgaf, dat je zelfs stopte met dansen voor de nalatenschap van Theo.
Op ieder doek staat een dansend figuur die opgaat in haar omgeving en jij snapt natuurlijk waar dit voor staat. Naast het schilderen in de avonden en nachten, werkte ik aan mijn roman – die over werk gaat, en dan vooral over hoe je je verhoudt tot zo’n gelaagd en complex concept als werk. Komt toch alles bij elkaar hè?
///
Nu ik erbij stilsta, ben ik bijna alleen maar omringd door mensen die meerdere zogezegde dubbeltalenten bezitten. Of dit uit nood is – hoe kom je in godsnaam anders rond als kunstenaar? – of omdat dit de kracht is van kunst, weet ik niet. Maar volgens mij hoeft dit niet tijdgebonden te zijn en al helemaal niet geslachtsgebonden. Het mooie van kunst is toch juist de mogelijkheid om jezelf te kunnen uitsmeren over meerdere disciplines? Al die disciplines bestaan, dus waarom zou je of of doen als je ook én én kunt doen?
///
Nelly, ik wil meer vrouwelijke kunstenaars benaderen, van meer verschillende leeftijden, nog meer disciplines – toneel, dans, glas in lood-vrouw, beeldhouwers, muzikanten.
Ook wil ik vrouwen met andere dan Nederlandse achtergronden spreken en ik wil ook nog naar je graf. Ik wil meer over jou lezen en ik wil, ik wil, ik wil… ik wil altijd zoveel.
///
Ik heb besloten mijn schrift met namen van vrouwelijke kunstenaars die ik bewonder tijdelijk aan de kant te leggen. Iedere vrouw heeft zoveel te zeggen, heeft zoveel nuance in zich, raakt zoveel andere onderwerpen aan, dat ik door de bomen het bos niet zie en door het bos geen enkele boom meer.
Eigenlijk heeft Bernke mij dit doen besluiten – om deze gesprekken voor even in de week te leggen. Of dit komt doordat zij super genuanceerd praat of doordat ze aanhaalde dat er misschien een verschil zit in hoe mannen en vrouwen nuance overbrengen, weet ik nog niet.
///
Wat ik heb is de ervaring van het vertoeven van een kleine twee maanden in jullie huis – ik kan hier nog een brief over uitweiden, maar dit kan ik ook niet doen.
Hoe het is om op te staan in de wetenschap dat mijn werk centraal staat, iedere dag weer – in plaats van die onnozele bijbaantjes, opdringere borreluitnodigingen en omslachtige communicatie van de gemeente.
Ook heb ik alle musea in Parijs (her)ontdekt en is er veel aangewakkerd binnen het schilderen, ik heb een afspraak gepland met Wies van Moorsel, uw nicht, die uw nalatenschap heeft ontvangen na uw overlijden en dan heb ik natuurlijk nog mijn geschilderde drieluik. Dan heb ik tot slot het vermoeden dat deze brief een klein opzetje is naar een groter werk. Dat heb ik ook, ik begin mijn manier van werken te herkennen: ik begin ‘zo maar’ met een project om vrij snel aan het begin de grootte ervan te ontdekken, en dan stop ik het in een impuls weg om het vervolgens – na verloop van tijd – er weer bij te pakken.
///
Als het kan schenk ik mijn geschilderde doeken aan jou, dan hang ik ze bij je op en kunnen we nog wat kletsen en heel misschien een beetje dansen. Ik wil je bedanken voor de mooie kans, ik houd je op de hoogte. Voor nu geef ik je veel, heel veel liefs.
Sytske